|
Sermon: Schuld en verplichting
#709NL
John W. Ritenbaugh
Given 12-Mar-05
summary: John Ritenbaugh merkt op dat we leven in een tijd waarin de mens een slecht ontwikkeld gevoel van verplichting of in de schuld staan bij familie, maatschappij of natie heeft. Naast de nodige keren dat het woord "verplichting" in de NBG voorkomt, wordt het christelijke concept van verplichting daarnaast ook duidelijk op veel andere plaatsen geïmpliceerd. Iemands gevoel van verplichting is rechtstreeks evenredig met zijn besef dat hij is gered van een staat van zondigheid, ellendigheid of waardeloosheid, waardoor automatisch een gezond gevoel van nederigheid ontstaat, zoals het offer van Maria uit Betanië illustreert. Daar zonde nooit ongedaan kan worden gemaakt, staan allen in de schuld bij God en zijn allen dus sterk afhankelijk van Zijn genade. Als voorwaarde voor de vergeving van onze schuld vereist Hij onvoorwaardelijke berouw en het uitoefenen van goddelijke liefde jegens alle mensen. Evenals Paulus moeten we een diep gevoel van verplichting hebben en beseffen dat - aangezien we onze schuld niet kunnen betalen - we ons verplicht moeten voelen liefde terug te geven aan onze Verlosser, evenals aan hen die bij ons in de schuld staan.
transcript:
De radio-persoonlijkheid Charles Osgood haalde een nieuwsbericht uit Miami
aan, waarin een jongeman die in de parkeergarage van een hotel werkte,
routinematig een fooi kreeg voor het ophalen van de auto van een gast. Later,
nadat de gast was weggereden, keek de jongeman naar de fooi en ontdekte dat de
man hem duizend dollar had gegeven. De gast was zich niet van zijn vergissing
bewust totdat hij al een flink eind op weg naar huis in West Virginia was. Hij
keerde onmiddellijk om en reed terug naar het hotel. Hij kwam daar tot de
ontdekking dat de jongeman het geld aan zijn baas had overgedragen, nadat hij
terecht tot de conclusie was gekomen dat er een vergissing in het spel was.
Het verhaal van Charles Osgood concentreerde zich op de eerlijkheid van de
jongeman, en dat is terecht, maar terwijl Osgood dat verhaal vertelde, begon ik
me af te vragen of de man uit West Virginia zich verplicht zou gaan voelen de
bediende een goede fooi te geven. Dat deed hij inderdaad. Hij gaf de jongeman
een veel grotere fooi dan hij anders gedaan zou hebben, maar het was nog steeds
een heel klein percentage van wat hij bijna was kwijt geweest.
Ik vroeg me dit af, omdat we in een tijd leven waarin velen op zijn best
slechts een zwak gevoel van verplichting hebben. De overheersende gedachte
schijnt te zijn: "Dat is een mooie meevaller," of "Daar heb ik
recht op." Kleinkunstenaars en beroepsatleten zijn duidelijke voorbeelden
van mensen die zich niet verplicht voelen hun bestaande contracten na te komen.
Als ze dus een goed jaar hebben of ze hebben een geweldig succes behaald, willen
ze heronderhandelen over een beter contract voordat het oude afloopt.
Hebben de Verenigde Staten en Canada in hun geschiedenis ooit een tijd gekend
waarin het gevoel van verplichting van de mens om na te komen waartoe ze
verplicht zijn, in het bijzonder verplichtingen aan het gezin, het land of de
gemeenschap, ooit minder is geweest dan nu? Al geven deze drie instituten ons
zoveel meer dan we ooit zullen kunnen teruggeven, schijnt het voor velen heel
gemakkelijk om geen verplichting te voelen. Helaas zijn er zelfs sommigen die
zich niet bewust zijn van zo'n verplichting, of van het feit dat ze bij deze
instituten in de schuld staan.
Ik geloof dat het nogal duidelijk is dat de menselijke natuur zo zelfgericht
is, dat ze duidelijk niet van nature uitgerust wordt met een gevoel van
verplichting. Zo'n gevoel is een kwaliteit, een deugdzame karaktertrek die men
moet leren en voornamelijk opbouwt binnen het gezin en daarnaast binnen de
gemeenschap.
We krijgen een verplichting als ons een dienst wordt bewezen, daardoor komen
we in de schuld te staan bij degene die ons die dienst verleende. In veel
gevallen is er minstens een hartgrondig "dank u" op zijn plaats. Ware
verplichting is een diepe overtuiging dat we iemand iets schuldig zijn. Dit
hangt nauw samen met aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid, waardoor men
zich verplicht voelt te reageren door de schuld terug te betalen. Dit gevoel is
heel belangrijk voor een juist begrip van de dagen der Ongezuurde Broden en in
het bijzonder het Pascha.
Het woord "verplichting" komt de nodige keren in de NBG voor.
Daarnaast wordt het tientallen keren geïmpliceerd door andere
woorden en combinaties van woorden, zoals: omdat, want, daarom, om die reden of
dus. Deze woorden gaan vaak vooraf aan iets wat van een christen wordt verwacht
in termen van houding of gedrag, een vermaning tot gehoorzaamheid, of instructie
met betrekking tot oorzaak en gevolg.
1 Petrus 1:15-16 maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is,
wordt (zo) ook gijzelf heilig in al uw wandel; 16 er staat immers geschreven:
Weest heilig, want Ik ben heilig.
Ziet u de verplichting hier? Omdat God, onze geestelijke Vader (die wij hier
vertegenwoordigen) heilig is, staan wij onder de verplichting heilig te zijn.
Petrus' instructie doet een beroep op ons gevoel van verplichting jegens de
Vader, spoort ons aan tot gehoorzaam gedrag. Hij intensiveert daarna ons gevoel
van verplichting door ons eraan te herinneren dat wij ons leven te danken hebben
aan Christus omdat Hij ons vrijkocht.
1 Petrus 1:17-21 En indien gij Hem als Vader aanroept, die zonder
aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandelt dan in vreze de tijd
uwer vreemdelingschap, [Er is een verplichting; hier volgt de reden.] 18
wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt
vrijgekocht van uw ijdele wandel, die (u) van de vaderen overgeleverd is, 19
maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en
vlekkeloos lam. 20 Hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der
wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u, 21 die
door Hem gelooft in God, die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem
heerlijkheid gegeven heeft, zodat uw geloof tevens hoop is op God.
Al begrijpen we dat het woord "gij" (dat in vers 18 voorkomt in de
woorden "wetende, dat gij ...") in het algemeen kan
worden opgevat als een verplichting voor velen, maakt het een veel grotere
indruk als we het rechtstreeks op ons persoonlijk gericht zien. Dat betekent dat
Christus had moeten sterven als alleen u had gezondigd en
vrijgekocht had moeten worden.
Deze verzen helpen ons iets belangrijks te begrijpen over ons geestelijk
welzijn, dat de grootte van iemands gevoel van verplichting rechtstreeks afhangt
van zijn vermogen de ongeëvenaarde kwaliteit en onschatbare waarde van de
verkregen gave te vergelijken met de waardeloosheid van het verworven bezit
u en ik.
Een miljardair zou duizend dollar als wat zakgeld kunnen beschouwen. Voor
iemand die noodlijdend is en bankroet, is het een fortuin. Waardebepalingen
variëren dus met het perspectief. De apostel Paulus klaagde mondeling in
Romeinen 7: "Ik, ellendig mens!" Hij deed dat toen hij al zo'n twintig
jaar apostel was geweest. Denk eens na over de manier waarop hij zichzelf bezag.
Hij drukte dat daar als volgt uit: "Ik, ellendig mens!"
Rechtstreekser gezegd, ons gevoel van verplichting berust op een goed
overdachte en ware inschatting van onszelf en ons zelfgerichte, doelloze,
corrupte en zondige leven vergeleken met de zuiverheid die onze Verlosser bezat
en in Zijn offer voor ons tentoonstelde, en ook in het leven dat Hij voor
dat offer leidde.
Laten we Lucas 7 opslaan.
Lucas 7:36-40 Een der Farizeeën nodigde Hem om bij hem te komen eten;
en Hij kwam in het huis van de Farizeeër en ging aanliggen. 37 En zie een
vrouw, die in de stad als zondares bekend stond, bemerkte, dat Hij aan tafel
was in het huis van de Farizeeër. En zij bracht een albasten kruik met
mirre, 38 en zij ging wenende achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon
met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar,
en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre. 39 Toen de Farizeeër, die
Hem genodigd had, dat zag, zeide hij bij zichzelf: Indien deze [de] profeet
was, zou Hij wel weten, wie en wat deze vrouw is, die Hem aanraakt: dat zij
een zondares is. 40 En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Simon, Ik heb u
iets te zeggen. Hij zeide: Meester, zeg het.
Dit is het begin van een gelijkenis die ons niet alleen zal helpen te
begrijpen hoe een gevoel van verplichting ontstaat, maar deze geeft ook een
onvervalst voorbeeld van hoe diepgaand dit moet zijn.
Lucas 7:41-50 Een schuldeiser had twee schuldenaars. De een was hem
vijfhonderd schellingen schuldig, de ander vijftig. 42 Toen zij niet konden
betalen, schonk hij het hun beiden. Wie van hen zal hem dan het meest
liefhebben? 43 Simon antwoordde en zeide: Ik onderstel, hij, aan wie hij het
meeste geschonken heeft. Hij zeide tot hem: Gij hebt juist geoordeeld. 44 En
Zich naar de vrouw wendende, zeide Hij tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik
ben in uw huis gekomen; water voor mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven,
maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren
afgedroogd. 45 Een kus hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft, van dat Ik
binnengekomen ben, niet opgehouden mijn voeten te kussen. 46 Met olie hebt
gij mijn hoofd niet gezalfd, maar zij heeft met mirre mijn voeten gezalfd.
47 Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren zij vele, want
zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die betoont weinig
liefde. 48 En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven. 49 En die met
Hem aan tafel waren, begonnen bij zichzelf te zeggen: Wie is deze, dat Hij
zelfs de zonden vergeeft? 50 En Hij zeide tot de vrouw: Uw geloof heeft u
behouden, ga heen in vrede!
Deze vrouw nam een grootheid in Jezus waar die haar ertoe bracht zich te
vernederen zich zo te vernederen dat een juist gevoel van
verplichting een heel waardevolle en misschien wel de meest waardevolle
eigenschap die een christen kan hebben, voorbracht; een nederigheid waarvoor ze
zich niet schaamde. Let op haar emoties, haar zelfvernedering, dat ze zich niet
bewust schijnt te zijn van de publieke opinie terwijl ze de taak van een slaaf
verricht, zelfs ver uit gaat boven van wat van een slaaf verwacht
zou worden. Het werd niet van een slaaf verlangd dat hij de voeten van een
bezoeker kuste, of ze met olie zalfde, of erboven huilde.
Ik geloof dat we rustig kunnen aannemen dat Jezus een hele grote rol speelde
in het waarom deze vrouw zich van de slavernij aan zonde afkeerde. Ik ben er
zeker van dat ze Hem eerst misschien alleen onder de menigte had gezien en toen
door Zijn boodschappen werd overtuigd. Ze moet heel diep en persoonlijk hebben
nagedacht over het verschil tussen haar leven en Zijn woorden. Toen ze hoorde
dat Hij in de buurt was, haastte ze zich geen aandacht schenkend aan de
verachting van anderen naar het huis van Simon om haar dankbaarheid uit te
drukken voor Hem die haar op het juiste pad had gebracht. Haar daad bracht haar
liefde en haar dankbaarheid tot uiting die voortkwam uit een erkenning van Zijn
grootheid in vergelijking met haar onwaardigheid, en ze voelde zich verplicht op
een manier te reageren die zo gedenkwaardig was dat God deze voor de gehele
mensheid voor alle tijden liet vastleggen, zodat iedereen van ons er getuige van
kan zijn.
Merk op dat de bijbel laat zien dat Jezus slechts twee keer door menselijke
lippen werd aangeraakt. De ene keer was Judas' verraderskus. Dit is de andere
keer. De laatste was verheven, de eerste was laag. Welke was beter?
Let op het contrast met Simon de Farizeeër. Ik denk dat het duidelijk was
dat hij iemand van enig aanzien was en ook iemand met een bepaalde mate van
agressiviteit die hem ertoe aanzette de beroemdheid Jezus bij hem thuis uit te
nodigen. Maar tegelijkertijd was hij ook iemand die zo zelfgericht en ongastvrij
was dat hij Jezus zelfs niet eens de gebruikelijke diensten verleende die een
gastheer gewoon was zijn gasten in huis te verlenen.
Ik denk dat we veilig kunnen aannemen dat hij zich minstens Jezus' gelijke
vond. Zijn conclusie dat Jezus geen profeet was, duidt er waarschijnlijk op dat
hij zich beter voelde dan Jezus, en dat Jezus in werkelijkheid niets meer was
dan een interessante beroemdheid, en dat hij in de gemeenschap wat aanzien zou
winnen als hij Hem thuis uitnodigde. Het begint erop te lijken dat hij Jezus
alleen maar voor zijn eigen eer uitnodigde.
Ik denk dat we kunnen zeggen dat zijn evaluatie van zichzelf in relatie tot
Jezus geen gevoel van verplichting, geen dankbaarheid, geen nederigheid, geen
handelingen van liefde, laat staan van gewone beleefdheid voortbracht. Had hij
eigenlijk wel een hart? Hij was gechoqueerd door dit voorval dat aan zijn
respectabele tafel plaatsvond. Hier voerde zij zo'n fantastische handeling uit
dat God die voor de gehele mensheid voor alle tijden als getuigenis liet
vastleggen, en toch zei Simon: "Zij is een zondares." Nee, Simon; ze was
een zondares. Daarin lag een belangrijke aanwijzing voor de reden van het
verschil tussen die twee.
In Jezus' gelijkenis hebben Simon en de vrouw iets gemeenschappelijks. Er was
iets dat Simon niet begreep, maar de vrouw wel. Beiden stonden bij dezelfde
Schuldeiser in de schuld en geen van beiden kon de schuld betalen. Het is
interessant op te merken dat Jezus in het modelgebed in Mattheüs 6:12 zonde met
het beeld van schuld tot uitdrukking bracht. "Vergeef ons onze schulden",
zei Hij. Dat is een echte metafoor, omdat plicht of verplichting een schuld is
die we aan God schuldig zijn een schuld die betaald moet worden door de
straf te ondergaan. We hebben allemaal gezondigd en het loon der zonde is de
dood. We staan allemaal op een bijzondere manier in de schuld, een vorm van
schuld die we niet kunnen betalen en toch nog hoop hebben.
Simon en de vrouw zijn elk een voorbeeld van een klasse van zondaren. Al zijn
we allemaal zondaren, toch hebben sommigen door de manier waarop ze hun leven
hebben geleid, een grotere schuld opgebouwd dan anderen. Er zijn er die aan de
buitenkant respectabel, fatsoenlijk en netjes levend overkomen. Ik geloof dat de
overweldigende meerderheid van ons in die categorie valt. Er zijn er ook die
zijn vervallen tot de walgelijk sensuele, immorele, openlijke zonden van een
prostituee, van drughandelaren, moordenaars en verkrachters. We zouden nog heel
wat meer van dit soort zonden kunnen noemen, waarop zelfs de goede mensen uit de
maatschappij, die ook zondaren zijn, met verachting neerkijken en waarvan men
vindt dat die mensen een soort parasieten zijn die uitgeroeid moeten worden.
Simon kwam er echter in relatie met dit type zondaar heel wat beter af dan de
vrouw die inferieur en onkuis was. Zij had zich in verdorvenheid gewenteld,
terwijl hij aanzien had verkregen door zijn strikt moreel gedrag en zijn stipt
in acht genomen beleefdheid. Hij was een aangename kerel in de maatschappij,
maar toch was hij een zondaar, al had hij heel wat minder rekenschap af te
leggen dan zij. Hij had in dit leven heel wat meer ontvangen dan zij. Hij was
door God ruimschoots beloond voor het type gerechtigheid dat hij dankzij zijn
moreel besef in zijn leven toepaste. God is niet oneerlijk om mensen te zegenen
voor wat ze juist hebben gedaan, maar het punt waarom het gaat is, dat ongeacht
de relatieve omvang van ieders schuld, niemand in staat is zijn eigen schuld te
betalen en daarna nog in leven te zijn.
We zijn allemaal zondig en we staan allemaal in dezelfde relatie tot God als
deze twee schuldenaars. De zonde van de een kan slechter en talrijker zijn dan
die van de ander, maar als we het hebben over de mate van schuld en enige van de
complexe motivaties tot ieders zonde in beschouwing nemen, kan het zijn dat we
niet zo snel zijn om de zonde van de hoer als erger te beoordelen dan die van
Simon.
Is er werkelijk iets ergers dan een christen die ook een huichelaar is, die
de mensen een verkeerde indruk geeft van zichzelf en van God? En toch is hij
fatsoenlijk een liegende, fatsoenlijke christen. Vanuit dit perspectief
bekeken zijn ze gelijk. Zijn zonden waren gehuld in een eigengerechtig fatsoen,
maar toch kon hij niet aan zijn schuldverplichtingen voldoen. Jezus zei dat ze
niets hadden om mee te betalen, en dat beschrijft ook onze positie in relatie
met elkaar buitengewoon goed.
Weet u wat dat praktisch inhoudt, met betrekking tot Jezus, met betrekking
tot onze zonden? Ongeacht hoe schuldig we ons voelen, ongeacht hoeveel
tranen we storten, ongeacht de zelfkastijding die we onszelf doen ondergaan of
de straf die we onszelf opleggen, ongeacht hoe sterk we ons leven veranderen,
niets kan deze schuld betaalbaar maken. Begrijp alstublieft dat het niet zo is,
dat sommige van deze dingen niet door God van ons worden verlangd, want dat doet
God inderdaad en het is ook goed sommige van die dingen te doen, maar voor wat
betreft vergeving de betaling van de schuld die we door onze eigen
persoonlijke zonden hebben opgebouwd staan we allemaal op hetzelfde niveau.
We worden behouden door genade door geloof. Door Gods barmhartigheid
worden onze zonden door het bloed van Jezus Christus betaald. We kunnen er
absoluut niet zelf voor betalen en toch nog hoop hebben op eeuwig leven. Als we
dat zouden doen, zou God ons iets schuldig zijn. De rollen zouden dan zijn
omgedraaid. Hij zou bij ons in de schuld staan. Hij zal nooit toestaan dat dat
zal gebeuren.
George Bernard Shaw, een agnosticus, schreef een boek met de titel Major
Barbara. De hoofdpersoon "Cusins" in dit boek zegt: "Vergeving
is de toevlucht van de bedelaar. We moeten onze schulden betalen." Maar
Shaw vertelt ons niet hoe we die moeten betalen. Als iemand vandaag rechtschapen
is, heeft hij het feit dat hij gisteren niet rechtschapen was, niet veranderd.
Geschiedenis bestaat uit verhalen van dingen die in het verleden plaatsvonden,
en geschiedkundigen proberen verslagen te schrijven die de handelingen en
motieven van hun naties zuiver doen overkomen. Maar is het realistisch te
geloven dat de geschiedenis gereinigd kan worden. Is het realistisch te geloven
dat de maagdelijkheid kan worden hersteld? Is het realistisch te geloven dat een
moord ongedaan kan worden gemaakt, dat laster kan worden herroepen of dat een
leugen gezuiverd kan worden zodat hij waarheid wordt?
Begrijpt u waar het om draait? Als een zonde eenmaal plaatsvindt, dan heeft
die plaatsgevonden en als we voor die zonde moeten betalen, dan is dat het einde
van ons leven. Dat was het dan. Het is voorbij. Het verleden kan niet worden
veranderd en als we in het verleden hebben gezondigd, hebben we een schuld
opgebouwd die we absoluut niet kunnen betalen. Kunnen we de dingen gewoon uit
ons geheugen uitwissen? We kunnen niet in het verleden teruggaan en de dingen
die gedaan zijn, weer ongedaan maken. Natuurlijk kunnen we onze manier van leven
in het heden verbeteren, maar dat raakt niet aan het verleden. We kunnen het
kwade haten en dat zou ons kunnen helpen om het in de toekomst niet te doen,
maar daarmee accepteren we niet de verantwoordelijkheid voor wat we reeds hebben
gedaan. We moeten realistisch zijn betreffende onze zonden, omdat we hier
staan met aan alle kanten het doodvonnis op ons geschreven.
Laten we Hebreeën 2:2 opslaan. Daar staat iets dat we in beschouwing moeten
nemen.
Hebreeën 2:2-3 Want indien het woord, door bemiddeling van engelen
gesproken, van kracht is gebleken, en elke overtreding en ongehoorzaamheid
rechtmatige vergelding heeft ontvangen, [Met andere woorden de straf werd
voltrokken.] 3 hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst
maken met zulk een heil, dat allereerst verkondigd is door de Here, en door
hen, die het gehoord hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd,
Evenals de twee mensen in Jezus' gelijkenis in Lucas 7 hebben we niets
waarmee we de schuld kunnen betalen. We staan zonder enige cent op zak voor God.
Van onze kant kunnen we met geen enkele rechtvaardiging aankomen waardoor wat we
hebben gedaan uit de weg wordt geruimd.
Weet u, dat is niet allemaal slecht, omdat dit in termen van het Koninkrijk
van God goed is, omdat we moeten erkennen dat we totaal niet kunnen betalen als
we verwachten vergeving te ontvangen en als we op Hem willen gaan gelijken. Het
is de deur waardoor ieder van ons moet binnengaan, anders is er geen hoop. We
staan bij Hem in de schuld, omdat Hij de schuld betaalde. Wij
kunnen dat absoluut niet zonder dat ons leven voor eeuwig tot een einde komt.
Als wij ook maar iets van de schuld willen gaan betalen, dan is dat het einde
van alles. Als Hij ons gaat vergeven, moeten we Hem toestaan alles op Zijn
voorwaarden te vergeven en Zijn voorwaarden houden in dat wij moeten
veranderen. Het is het een of het ander en we moeten kiezen welke van de
twee het wordt. Als we de ene kiezen, is de beloning de dood zonder hoop. Als we
de andere kiezen, plaatst het ons onder een verplichting aan Degene die onze
schuld betaalt, die we op geen enkele manier kunnen betalen. Maar waartoe zijn
we dan verplicht? Jezus begint het antwoord daarop met een vraag. We gaan weer
naar Lucas 7 en herlezen enkele van die schriftgedeelten.
Lucas 7:42-43 Toen zij niet konden betalen, schonk hij het hun beiden.
Wie van hen zal hem dan het meest liefhebben? 43 Simon antwoordde en zeide:
Ik onderstel, hij, aan wie hij het meeste geschonken heeft. Hij zeide tot
hem: Gij hebt juist geoordeeld.
Simon bevatte dus wat het juiste antwoord was. We zijn verplicht Hem lief te
hebben. Ziet u dat? "Wie zal Hem het meest liefhebben?" Daar kijkt
Jezus naar uit. Hij kijkt uit naar liefde die uit ons voortkomt. Dit is een
algemeenheid, maar desondanks is dit het begin. We hebben een verplichting.
Lucas 7:47 Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, al waren
zij vele, want zij betoonde veel liefde; maar wie weinig vergeven wordt, die
betoont weinig liefde.
Jezus versterkt datgene wat Hij eerder zei. We zijn verplicht Hem lief te
hebben en als we het beeld hier begrijpen, worden we in feite ertoe gedreven dit
te doen, omdat we beseffen van welk gruwelijk lot we zijn gered in samenhang met
waar we nu achteraan kunnen jagen: eeuwig leven en in het Koninkrijk van God
zijn.
Gemeente, is het mogelijk dat we misschien, net als de kerk te Efeze in
Openbaring 2, onze eerste liefde hebben verlaten, omdat we niet langer de
inspanning opbrengen om deze dingen in gedachten te houden? Is onze verplichting
aan Hem uit ons denken verdwenen? Wat is de intensiteit en de diepte van ons
gevoel voor Hem? Is het iets dat vaak in onze gedachten opkomt, of denken we er
slechts één keer per jaar aan als het Pascha naderbij komt? Is het mogelijk
dat we vaak aan het Pascha hebben deelgenomen zonder werkelijk te overdenken
waartoe we zijn uitgenodigd om daar op het Pascha te doen? Iemand die weet dat
hem veel vergeven is, voelt zich veel meer verplicht aan Degene die de schuld
heeft betaald dan iemand die denkt dat zijn schuld maar klein was. Degene die
veel werd vergeven, voelt zich dan in sterke mate verplicht op de manier te
leven die hem wordt verteld door Degene die zijn schuld heeft betaald.
Jezus zegt ons dat diegenen onder ons die zich het meest bewust zijn van de
vergeving die ze hebben ontvangen, de meeste liefde zullen voortbrengen.
Misschien hangt de diepte, de vurigheid en groei van ons christen-zijn meer af
van de duidelijkheid van ons bewustzijn van dit contrast dan van iets anders,
omdat het nederigheid voortbrengt. Deze nederigheid stelt ons in staat ons aan
Hem te onderwerpen in plaats van Hem te bestrijden. In plaats van weerstand
bieden, onderwerpen we ons.
Iemand kan heel veel talenten hebben en toch niet zoveel groeien als iemand
die minder talenten heeft maar zich meer bewust is van zijn verplichting aan
Christus. Waarom? Omdat de tweede persoon gewoon meer gemotiveerd zal zijn. Toch
zijn er sommigen met grote talenten die deze weg volgen, zoals de apostel Paulus.
Hij was heel erg begaafd, maar zich ook voortdurend bewust van zijn
verplichting aan Christus.
1 Corinthiërs 15:9 Want ik ben de geringste der apostelen, niet
waard een apostel te heten, omdat ik de gemeente Gods vervolgd heb.
Loog Paulus daar? Schepte hij daar op? Nee. Dit is het woord van God. Het is
waar. Dit is werkelijk de manier waarop hij zichzelf zag.
1 Corinthiërs 15:10 Maar door de genade Gods ben ik, wat ik ben, en
zijn genade aan mij is niet vergeefs geweest, want ik heb meer gearbeid dan
zij allen [Dat is even waar als vers 9.], doch niet ik, maar de genade Gods,
die met mij is.
Paulus bracht een berg aan goede werken voort en hier schrijft hij veel van
de verantwoordelijkheid voor wat hij heeft voortgebracht, toe aan de manier
waarop hij over zichzelf dacht, dat hij de minste der apostelen was. Maar hij
zei: "Ik heb meer gearbeid dan zij allen, doch niet ik, maar de genade
Gods, die met mij is."
Het is mogelijk dat er sinds Christus geen beter voorbeeld is geweest dan
Paulus. Hij vergat nooit wat hij had gedaan, hij vergat nooit het contrast
tussen de onmetelijkheid van wat hem vergeven was en wat hem was aangeboden, en
Paulus reageerde op God met grote energie en groot enthousiasme. Hij deed dat
blijkbaar zonder dat hij belangrijk vond wat anderen over hem dachten terwijl
hij dit deed.
Er is nog een ander deel van dit beeld dat onderzoek vereist, omdat 1
Corinthiërs één van Paulus' vroegste geschriften was. Het werd omstreeks 52
na Christus geschreven.
We gaan naar een ander deel van dit beeld kijken in één van de laatste
brieven die Paulus schreef en wel 1 Timotheüs. Was Paulus in zijn latere leven
veranderd? Was zijn gevoel van verplichting afgezwakt?
1 Timotheüs 1:12-15 Ik breng dank aan Hem, die mij kracht gegeven
heeft, Christus Jezus, onze Here, dat Hij mij getrouw geacht heeft, daar Hij
mij in de bediening gesteld heeft, 13 hoewel ik vroeger een godslasteraar en
een vervolger en een geweldenaar was. Maar mij is ontferming bewezen, omdat
ik het in mijn onwetendheid, uit ongeloof, gedaan heb, 14 en zeer
overvloedig is de genade van onze Here geweest, met het geloof en de liefde
in Christus Jezus. 15 Dit is een getrouw woord en alle aanneming waard, dat
Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren te behouden, onder welke
ik een eerste plaats inneem.
Dit is waarschijnlijk de op een na laatste brief die Paulus schreef en deze
laat zien dat hij aan het eind van zijn leven als apostel zich nog steeds heel
goed bewust was van de enorme schuld die hem vergeven was. Ik denk dat hij dit
doelbewust zo levend hield, opdat hij niet de kans zou lopen zijn gevoel van
verantwoordelijkheid dat hij verplichtingen had jegens Christus, zou verliezen.
Hij kende de menselijke natuur goed en hij wilde op geen enkele manier de kans
lopen het juiste perspectief te verliezen dat hem aan het allereerste begin
gegeven was. Hij droeg dit niet met zich mee als een of andere zware
schuldenlast, maar hij had veeleer een realistisch besef dat hij in de schuld
stond voor alles wat hij was en voor alles wat hij had bereikt.
Laten we een ander vers opslaan dat hij heeft geschreven en wel in
Filippenzen 3:6. Paulus heeft het weer over zichzelf.
Filippenzen 3:6b naar mijn ijver een vervolger van de gemeente, naar
de gerechtigheid der wet onberispelijk.
Hier hebben we een absoluut contrast met wat we zojuist hebben gezien. Hier
zegt hij dat hij onberispelijk was. Hij heeft het hier over zijn vroegere leven,
voor zijn bekering. Is er een tegenstrijdigheid? Nee. Ik denk niet dat Paulus,
voor zijn bekering, erg veel anders was dan Simon de Farizeeër. Ik denk dat ze
waarschijnlijk heel sterk op elkaar geleken en ik heb de meesten van ons ook in
die categorie ingedeeld. We waren allemaal redelijk fatsoenlijke mensen; we
waren beleefd jegens onze buren en het was niet onze gewoonte om te moorden, te
verkrachten en zulk soort dingen. We waren aardige mensen.
Paulus was met dat fatsoen bekleed, maar toch toen Gods tijd kwam en Hij hem
riep, werd Paulus zich sterk bewust van zijn schuld voor alles wat hij was en
wat hij had bereikt. Alles wat hij was, wordt minstens in het algemeen
aangestipt in Romeinen 7. Hij zei: "De wet kwam. De zonde kwam tot leven en
ik stierf." Hij stierf niet letterlijk, maar de "oude mens"
stierf; Paulus ging zichzelf zien voor wat hij in het oog van God werkelijk was.
Hij aanvaardde het en veranderde. Hij kreeg berouw en kwam tot bekering.
Hij wist dat hij schuldig was aan veel daden en houdingen van precies die
dingen die Jezus in de Farizeeën afkeurde, omdat hij één van hen was. Hij was
een witgepleisterd graf. Hij had dezelfde geest als zij die de profeten hadden
gedood en hij gaf dat toe. Hij probeerde christenen te doden en misschien was
hij wel verantwoordelijk voor de dood van enkelen van hen. Ik weet het niet.
In Filippenzen 3, grotendeels in vers 6, kijkt hij terug op hoe hij toen
over zichzelf dacht. Hij dacht dat hij onberispelijk was. In Romeinen 7 echter
zag hij zich in Gods ogen als iemand die met de zonde worstelde, maar door Jezus
Christus daarvan gered. Hij werd toen iemand wiens geloof in Gods genade lag en
hij deed wat hij deed grotendeels uit een gevoel van dankbare verplichting.
Paulus verwonderde zich in grote mate en was diep dankbaar als hij dacht aan wat
Christus had gedaan en voor en door hem deed.
Ik weet niet of u ooit van G.K. Chesterton hebt gehoord. Hij was een zeer
beroemd iemand in de christenheid van deze wereld. Hij was een atheïst. Hij
bekeerde zich tot het katholicisme en hij gaf in het licht van het onderwerp van
deze preek een heel interessant commentaar op deze omstandigheid. Hij zei:
"Het is de grootste en heiligste van alle paradoxen dat de mens die
werkelijk weet dat hij zijn schuld niet kan betalen er voor altijd mee door zal
gaan om die te betalen." Dat deed Paulus en dat moeten wij doen.
Paulus werd door verplichting voortgedreven en dat was geen verplichting die
hij haatte. Hij hield ervan! Hij hield ervan verplicht te zijn aan iemand die zo
goed, zo zuiver en zo vriendelijk was. Hij hield ervan verplicht te zijn aan
Degene die zo'n geweldig grote edelmoedigheid bezat dat Hij voor hem omdat
zijn zonden vergeven waren het Koninkrijk van God wilde openzetten, een
zondaar, iemand die christenen had gedood. Hij had nu toegang tot God en hij
geloofde dat.
In 1 Corinthiërs 9 laat deze zelfde apostel zien hoe hij reageerde.
1 Corinthiërs 9:26-27 Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik
ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. 27 Neen, ik tuchtig
mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben,
wellicht zelf afgewezen te worden.
Dat is de manier waarop Paulus reageerde. Hij dacht niet dat de wet was
afgeschaft. Hij was gelukkig dat hij hem kon houden. Hij voelde zich daardoor
niet zwaar belast, maar hij was daartoe verplicht, omdat hij Degene voor wie hij
dit deed liefhad; hij wilde Hem verheerlijken.
In Romeinen geeft hij u en mij advies. Het is een eenvoudig advies, maar iets
dat we moeten kunnen begrijpen, dat we deze verplichting moeten aanvaarden als
we toestaan dat Christus' bloed onze zonden vergeeft.
Romeinen 6:1-2 Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde
blijven, opdat de genade toeneme? 2 Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij,
die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven?
Waarom zou die schuld ons opnieuw toegerekend worden? Dit is instructie voor
christenen.
Romeinen 6:13-15 en stelt uw leden niet langer als wapenen der
ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God,
als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als
wapenen der gerechtigheid ten dienste van God. 14 Immers, de zonde zal over
u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de
genade. 15 Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar
onder de genade zijn? Volstrekt niet!
In Romeinen 12 geeft hij een basis waarop we gerechtigheid in ons leven
kunnen voortbrengen, zodat we het karakter, de deugden van Jezus Christus kunnen
opbouwen.
Romeinen 12:1-2 Ik vermaan u dan, broeders, met beroep op de
barmhartigheden Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levend, heilig en
Gode welgevallig offer: dit is uw redelijke eredienst. 2 En wordt niet
gelijkvormig aan deze wereld, maar wordt hervormd door de vernieuwing van uw
denken, opdat gij moogt erkennen wat de wil van God is, het goede,
welgevallige en volkomene.
Om dit op de juiste manier te bevatten, moeten we deze twee verzen zien
vanuit de positie waar ze in deze brief staan. De gehele brief aan de Romeinen
voorafgaande aan deze verzen is de leerstellige basis en de inleiding op de
laatste vier hoofdstukken. Deze twee verzen overbruggen de afstand tussen de
leerstellige basis in de eerste elf hoofdstukken en de praktische, dagelijkse
toepassing in de laatste vier hoofdstukken.
In deze twee verzen zegt hij in essentie: "In het licht van wat ik u
hieraan voorafgaand heb gezegd, is dit wat u moet doen om Christus te dienen,
lief te hebben. Christenen moeten allereerst op basis van deze twee principes
handelen: U moet uw gehele leven 24 uur per dag aan dit streven opofferen. Ten
tweede moet u zich overgeven om niet slechts niet gelijkvormig aan de wereld te
worden, maar in een nieuw schepsel veranderd te worden, zodat de
voordelen van deze manier van leven aan u en in u duidelijk zijn.
Als we verdergaan in hoofdstuk 12, gaat het voornamelijk over relaties binnen
de kerk, maar daarnaast gaat het ook over relaties buiten de kerk.
U kunt dat zelf wel doorlezen. Dan zult u zien dat de rest van dat hoofdstuk met
relaties vandoen heeft. Hoofdstuk 13 begint dan met de vermelding van onze
verplichting ons aan het burgerlijk bestuur te onderwerpen, belasting te betalen
en hen die met autoriteit zijn bekleed, te respecteren. In hoofdstuk 13 staan
drie of vier verzen die ik wil lezen, te beginnen met vers 7. Hier volgt een
verplichting.
Romeinen 13:7 Betaalt aan allen het verschuldigde, belasting aan wie
belasting, tol aan wie tol, ontzag aan wie ontzag, eerbetoon aan wie eer
toekomt.
In één opzicht vat dit vers de voorafgaande zes verzen die vandoen hebben
met onderwerping aan burgerlijk bestuur, samen, maar het fungeert ook als
overgang naar wat erop volgt. Bedenk: "Betaalt aan allen het verschuldigde."
Kijk nu naar vers 8. Daar staat ook een schuld.
Romeinen 13:8 Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben;
...
Dat is een verplichting. Hij heeft het hier niet over financiële
verplichtingen. Hij heeft het over gedrag. Hij heeft het over houding. Hij heeft
het over het verbeteren van relaties. Hij heeft het over hoe relaties op te
bouwen, hoe ermee te beginnen, zodat ze de juiste basis hebben en ze in de
juiste richting groeien.
Romeinen 13:8 Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben;
want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld.
Houdt in gedachten, dat ik vanaf ongeveer de helft van deze preek tot nu toe
u laat zien dat we bij Christus in de schuld staan, omdat Hij de straf betaalde;
we staan in de schuld om Hem lief te hebben en elkaar lief te hebben. Zijn wij
als de Efeziërs die hun eerste liefde verzaakten? Hebben we daarom problemen
met relaties binnen de kerk? Zijn sommigen onder ons daarom zo lichtgeraakt en
zal het anderen een zorg zijn wat ze zeggen, of hoe ze het zeggen, of wat ze
doen, of wat dan ook? Hoe reageren we als ons aanstoot wordt gegeven? Hoe vaak
veroorzaken wij aanstoot?
In vers 9 gaat hij verder met het aanhalen van enkele der geboden, waardoor
hij laat zien dat deze dingen geen uitingen van liefde zijn.
Romeinen 13:9-10 Want de geboden: gij zult niet echtbreken [Dat is
goed om niet te doen.], gij zult niet doodslaan [Dat is goed om niet te doen.],
gij zult niet stelen [Dat is goed om niet te doen.], [De Statenvertaling
voegt toe: gij zult geen vals getuigenis geven [Dat is goed om niet te doen.]],
gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in
dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. 10 De liefde doet de
naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet.
Deze samenvattende uitspraak (feitelijk van de verzen 8 tot 10) vat de gehele
omvang van onze verplichting samen. Daarna is de rest van het hoofdstuk een
vermaning om niet op te geven! Houdt die levenswijze in stand! Hoe kunnen
wij die in stand houden? Binnen het onderwerp van deze preek bezien, moeten we
de intensiteit van het gevoel hoeveel we Hem verschuldigd zijn, in stand houden.
Paulus heeft in de verzen 8 tot 10 het concept van verplichting uitgebreid en
geïntensiveerd. We moeten dus punctueler zijn binnen de grenzen van het gewone
concept van schuld en we moeten het gebied waarbinnen ze werken oneindig
uitbreiden.
Was het niet ons niet nakomen van onze verplichtingen aan God en jegens onze
medemens waardoor we in de allereerste plaats die onbetaalbare schuld opbouwden?
Nu die schuld is betaald, zijn we verplicht om er niet alleen naar te streven
niet opnieuw in dezelfde fout te vervallen, maar het geven van liefde uit te
breiden en te vervolmaken. De paradox hier is meer schijn dan werkelijkheid,
omdat liefde niet iemands plicht is naast alle andere plichten, maar liefde is
het raamwerk waarbinnen alle plichten moeten worden vervuld. Denk daar eens even
over na. Die motiverende kracht bevrijdt ons en stelt ons in staat te dienen en
ons opofferingen te getroosten en dat dan niet met een gevoel van berusting,
maar met ruimheid van hart en vrijgevigheid van geest.
Zolang als we liefde blijven zien als alleen maar het houden van Gods wet,
blijven we steken bij een laag-bij-de-grondse "letter van de wet"
benadering van gerechtigheid. Vat me niet verkeerd op. Dat is zeer zeker een
heel belangrijk en noodzakelijk aspect van liefde, maar dat is niet alles wat
met liefde samenhangt. Dat niveau van liefde kan ook als niet meer dan dwang
worden onderhouden. Dat kan worden gedaan met een houding van alleen maar
omdat God het zegt, of "Ik moet die persoon liefhebben, maar ik
hoef hem niet aardig te vinden." Dat zal voor een bepaalde tijd zeker
voldoen, maar Paulus geeft bouwend op Christus' onderwijs hier een
geheel nieuwe betekenis aan het concept van verplichting.
Kijk nog eens naar de gevallen vrouw die Christus' voeten met haar tranen
waste, ze met haar haar afdroogde, Zijn voeten met haar lippen kuste en ze met
haar olie zalfde. Bestond haar liefde alleen maar uit het onderhouden van een
gebod of was het één van de meest intense uitdrukkingen in de bijbelse
geschiedenis van een hart dat vrij was om alles te geven? Daar zien we
liefde. Dat is een aspect van liefde waar we het heel moeilijk mee hebben.
De eerste brief aan de Corinthiërs is een tragische geschiedenis van
gulzigheid, dronkenschap, klasse-onderscheid en een geest van partijschappen
binnen het raamwerk van het liefdefeest van een christelijke gemeente. Waarom
maakten sommigen zich schuldig aan deze zonden? Omdat ze hun broeder niet echt
liefhadden? Waar verwees Paulus hen toen naar om hun afschuwelijk gedrag te
verbeteren?
1 Corinthiërs 11:17-29 Nu ik dit voorschrijf, moet ik er (tevens
mijn) afkeuring over uitspreken, dat uw samenkomsten niet tot zegen, maar
tot schade zijn. 18 Want vooreerst is er, naar ik hoor, wanneer gij als
gemeente samenkomt, verdeeldheid onder u, en ten dele geloof ik dit. 19 Want
scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de
toets kunnen doorstaan. 20 Wanneer gij dan bijeenkomt, is dat niet het eten
van de maaltijd des Heren; 21 want bij het eten neemt ieder vooraf zijn
eigen deel, zodat de een hongerig is en de ander dronken. 22 Hebt gij dan
geen huizen om te eten en te drinken? Of minacht gij (zózeer) de gemeente
Gods, dat gij de behoeftigen beschaamd maakt? Wat zal ik tot u zeggen? Zal
ik u prijzen? Op dit punt prijs ik niet. 23 Want zelf heb ik bij
overlevering van de Here ontvangen, wat ik u weder overgegeven heb, dat de
Here Jezus in de nacht, waarin Hij werd overgeleverd, een brood nam, 24 de
dankzegging uitsprak, het brak en zeide: Dit is mijn lichaam voor u, doet
dit tot mijn gedachtenis. 25 Evenzo ook de beker, nadat de maaltijd
afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed,
doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn gedachtenis. 26 Want zo
dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des
Heren, totdat Hij komt. 27 Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of de
beker des Heren drinkt, zal zich bezondigen aan het lichaam en bloed des
Heren. 28 Maar ieder beproeve zichzelf en ete dan van het brood en drinke
uit de beker. 29 Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen
oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt.
Wat is het antwoord op de vraag die ik u stelde? Welk antwoord gaf Paulus
deze mensen die aan deze zonden van gulzigheid, dronkenschap, en dergelijke,
schuldig waren? Hij richtte zijn aandacht op de Paschadienst en daarmee op
Christus' dood. Christus' dood is het grootste voorbeeld van onzelfzuchtigheid
en opofferende dienst ten behoeve van de schuldigen die het niet verdienden. Het
is HET grootste voorbeeld van liefde.
Johannes 3:16 zegt: "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn
eniggeboren Zoon gegeven heeft." De Vader en de Zoon gaven vrijelijk van
Zichzelf vanuit een weldadige goedwillendheid omwille van ons welzijn. Christus
stierf voor ons toen we nog zondaars waren. Hij wachtte niet totdat wij goed
werden. Voor ons die nog in het vlees zijn, bevat deze weldadige goedwillendheid
een basis van waaruit het ook in ons leven kan worden uitgeoefend, als we in
staat zijn onszelf in relatie met God op de juist manier te evalueren, als we
onszelf juist kunnen beoordelen in termen van wat we zijn in relatie tot wat er
werd betaald, vrijelijk werd gegeven en geofferd, zodat wij vergeving zouden
kunnen ontvangen en uiteindelijk eeuwig leven.
Laten we nu het boek Job opslaan. Job was een ander achtenswaardig iemand.
Job 42:5-6 Slechts van horen zeggen had ik van U vernomen, maar nu
heeft mijn oog U aanschouwd. 6 Daarom herroep ik en doe boete in stof en as.
Al was Job één van de meest oprechte mensen, toch evalueerde hij zich zijn
gehele leven lang in relatie met God en andere mensen op de verkeerde manier.
Toen God hem dus toestond zichzelf te zien, was hij er kapot van. Zijn ijdelheid
werd gebroken en hij had berouw en bekeerde zich. NU was hij
gereed om lief te hebben.
1 Corinthiërs 11:24-25 de dankzegging uitsprak, het brak en zeide:
Dit is mijn lichaam voor u, doet dit tot mijn gedachtenis. 25 Evenzo ook de
beker, nadat de maaltijd afgelopen was, en Hij zeide: Deze beker is het
nieuwe verbond in mijn bloed, doet dit, zo dikwijls gij die drinkt, tot mijn
gedachtenis.
Ik zal de woorden "tot mijn gedachtenis" veranderen, aanpassen,
omdat ze letterlijker vertaald kunnen worden met: "Doe dit om Mij weer
in gedachten te brengen" of "Doe dit voor het geval je het
vergeten bent." Zodoende doen we het ieder jaar om ons de schuld in
herinnering te brengen, dat we verplicht zijn alles te doen wat we kunnen om die
terug te betalen, zelfs al heeft Hij die reeds betaald, zoals G.K. Chesterton
zei.
God wil niet dat dit offer ooit erg ver uit onze gedachten raakt. Hij
verlangt weliswaar geen overdreven sentimentaliteit van ons; veeleer wil Hij dat
we er vaak aan denken wat Zijn offer voorstelt; dat is de mate van Zijn liefde
en onze waarde voor Hem; opdat wij altijd dit gevoel van verplichting met ons
meedragen, niet als een loodzware last, maar met een ontzag dat met verbazing
gepaard gaat, dat Hij zoveel wilde betalen voor iets dat zo door en door bevuild
was.
We worden niet alleen aangespoord de persoonlijkheid van Jezus in gedachten
te houden, het is de totale som, het gehele pakket, van Zijn relatie met het
oudtestamentische Pascha, Zijn gewelddadige, bloedige dood voor de vergeving van
de zonden der mensheid, de relatie van de offeranden met het Nieuwe Verbond, en
wie Hij was onze Schepper die geen zonde had. Dit wordt de
basis van alle liefhebbende relaties die voor ons met God mogelijk zijn, omdat
het ons reden geeft te hopen dat ons leven niet tevergeefs wordt geleefd. Dit
motiveert ons te doen waarin we voorheen niet slaagden en waardoor we in de
allereerste plaats die schuld opliepen: het gebrek aan liefde.
Hij gaat dan in vers 29 verder met te zeggen dat op een onwaardige manier
eten en drinken betekent dat we Zijn offer respectloos behandelen, of nog beter,
het behandelen zonder de gepaste waardering in ons leven tot uiting te laten
komen. Het betekent dat iemand die dit doet niet veel liefde in zijn leven toont,
omdat hij zijn zonden niet heeft gezien en niet ter vergeving voor God heeft
gebracht. Zo iemand kan niet echt liefhebben, omdat hij nog steeds teveel in
zichzelf opgaat.
Als we dit jaar het Pascha eten en drinken, laten we er dan naar streven te
bedenken dat onze omgang op dat moment in de eerste plaats met Hem is en dat de
anderen die ook in die dienst aanwezig zijn, op dat moment voor wat betreft onze
relatie met Christus bijkomstig zijn. Het Pascha is niet een uur van instructie,
al worden er ongetwijfeld enkele dingen geleerd. Het is een gemeenschap. Het is
een omgang waarin we "één" dienen te zijn met Degene die voor ons
stierf. Het is een handeling binnen het raamwerk van een ritueel en als we de
juiste geest van toewijding hebben, staan we in de meest hechte relatie met onze
Zaligmaker die mogelijk is. Hij is niet alleen de Gastheer en de Gever van het
feest, Hij is Zelf het feest. Hij is het vredeoffer en elk ander
voedsel of elke omgang vlak voor die dienst is minstens een afleiding van de
bedoelde gemeenschap met God. Ik zal u dit vanuit Johannes 6 bewijzen.
Johannes 6:53-57 Jezus dan zeide tot hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg
u, tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet en zijn bloed drinkt,
hebt gij geen leven in uzelf. 54 Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt,
heeft eeuwig leven en Ik zal hem opwekken ten jongsten dage. 55 Want mijn
vlees is ware spijs en mijn bloed is ware drank. 56 Wie mijn vlees eet en
mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem. 57 Gelijk de levende Vader
Mij gezonden heeft en Ik leef door de Vader, zo zal ook hij, die Mij eet,
leven door Mij.
Gemeente, wat een Zaligmaker! Wat een offer! Wat een voorbeeld! Wat een prijs
om ons vrij te kopen waar wij nu verplichtingen aan hebben! Er kan ons in ons
leven nooit iets beters overkomen vanwege wat erdoor wordt uitgewist en wat
erdoor voor ons wordt geopend. De dood wordt uitgewist en de weg ten leven wordt
geopend.
Pascha wordt door God bedoeld om ons deze dingen te leren, zodat we ieder
jaar kunnen beginnen met weer terug te keren vanwaar we hebben afgeweken in ons
begrip en onze toepassing, waardoor we met één klap weer met de juiste houding
en met het juiste begrip in de juiste richting worden gezet.
Gemeente, de wereld draait niet om ons. Dat is het punt waar het om
gaat. Het draait om onze Vader in de hemel en Zijn Messias onze Schepper,
onze Zaligmaker, onze Verlosser. Laten we nu we het Paschaseizoen naderen
tot God roepen om een beter begrip van wat we zijn en wat Christus is
en voor ons deed, zodat we vervuld kunnen worden met een ontzagwekkend gevoel
van onze schuld en onze verplichting.
|