|
Feast: Onze ontzagwekkende bestemming
#FOT0502NL
John W. Ritenbaugh
Given 18-Oct-05
summary: John Ritenbaugh merkt op dat we zonder onze speciale roeping en de gave van Gods Heilige Geest ongeveer net zo dom zouden zijn aangaande het doel van het leven als Salomo dat in het boek Prediker was. Begrip is totaal verschillend van kennis. Sommige mensen met overvloedige kennis zijn ongelooflijk dom als het om het plan van God gaat. Zonder Gods Geest kunnen we in het geheel niet wijs worden uit de bijbel. Het mysterie van Gods plan, die speciale geheime code, kan alleen maar onderscheiden worden door een bijzondere openbaring waarbij we door Gods Heilige Geest worden geleid. De verkiezing kwam van God (Hij verkoos vaak de zwakken en eenvoudigen van de wereld); wij kozen er niet voor. God trekt volledig aan de touwtjes; ons leven moet volledig ondergeschikt zijn aan Zijn wil, totaal toegewijd aan de voorbereiding van de volgende fase van Gods doel met ons leven. Het Millennium zal slechts een bliepje zijn binnen het gehele tijdsschema dat ons als onsterfelijke wezens en de nakomelingen van de onsterfelijke God voortstuwt naar de uitgestrekte oneindigheid en overvloed van het universum - allemaal uiteindelijk onderworpen aan Gods gezin. De mens is ontworpen om een bouwer te worden en niet een vernietiger zoals Satan. Het gezin zal het basisbouwblok zijn van het nieuwe bestuur. Begrip van de Schriften zal alleen actief worden als we deze geloven, eraan toegewijd zijn en door Gods Heilige Geest geleid worden in het volgen van het patroon van onze oudste Broer Jezus Christus.
transcript:
Elk jaar als ik het sprekersschema en het schema voor de zangleiders opstuur
naar hen die op het Loofhuttenfeest voor deze taken zijn opgesteld, sluit ik bij
dat schema een memo in, waarin ik een suggestie doe voor mogelijke onderwerpen
waarover ze zouden kunnen spreken. Elk onderwerp, elke preek en korte preek
hoeft zich niet te richten op het Millennium. Ik suggereer hun dat ze misschien
wel zouden willen spreken over een onderwerp dat op dit specifieke feest in die
specifieke locatie van toepassing is.
Ik suggereer ook dat ze het misschien wel zouden willen hebben over onze
pelgrimsreis sinds onze bekering, omdat het Loofhuttenfeest ook een
pelgrimstocht uitbeeldt. Misschien zouden ze het willen hebben over Gods
overvloedige voorzienigheid. In de oudtestamentische opzet is dat de hoofdreden
dat het Feest werd gehouden. Het was een erkenning dat God voortdurend voorziet.
Een ander aspect is de vreze des Heren wegens wat er in Deuteronomium over dit
onderwerp wordt gezegd.
Eén van de dingen die ik onveranderlijk suggereer is dat al richt het
Loofhuttenfeest zich op het Millennium, ze niet moeten vergeten dat onze
bestemming niet het Millennium is, maar het Koninkrijk van God. In één opzicht
is het Millennium in termen van onze bestemming slechts een korte echo een
kort moment in tijd in vergelijking met de bijna ondoorgrondelijke,
eeuwigdurende toekomst. Materiaal dat samenhangt met onze bestemming is dus ook
geschikt voor deze tijd.
Al heb ik het woord in mijn openingspreek gisteravond misschien niet
uitgesproken, toch was één van de dingen die ik met die preek in mijn
gedachten had, het verlangen dat we ons sterk binden aan elk aspect van Gods
doel, omdat dat doel van zo'n alles te bovengaande betekenis is dat we het ons
niet kunnen veroorloven enige gelegenheid voorbij te laten gaan door tekort te
schieten in onze inspanningen voor het koninkrijk. Het koninkrijk en de familie
en de snelheid van de zaken die ermee samenhangen, kunnen als routine en
afgezaagd overkomen, of misschien wel werelds, maar het belang ervan voor Gods
doel kan niet te hoog worden geschat.
In onze roeping hebben we kennis gekregen van zo'n ontzagwekkende waarde, dat
we deze nooit hoog genoeg kunnen schatten. Deze is niet alleen waardevol, maar
de kennis ervan onder de miljarden mensen is als een kostbaar juweel die
uitzonderlijk zeldzaam is.
Ik werd hier kort geleden aan herinnerd door een correspondentie per email
die ik had met een gehuwd stel. Ik kon uit hun emails opmaken dat ze ongewoon
goed bij waren op het gebied van het normale christelijke geloof. Zelfs al vond
ik dat ik veel schriftgedeelten in samenhang met de bestemming die God voor ons
aan het bereiden is, heel duidelijk had uitgelegd, waren ze zo blind als een
mol.
Mijn verklaringen waren voor geen enkel schriftgedeelte waarnaar ik verwees,
technisch van aard. Er was geen begrip van Griekse grammatica of woorddefinities
nodig. Ik duidde alleen maar aan wat de Engelse vertaling duidelijk zei, maar de
antwoorden die ik terugkreeg misten het punt volkomen; deze vielen terug op
gewone, populaire, overal aanvaarde, maar bijbels onlogische mythen. Het leek
erg sterk op het populaire gezegde: "Het was alsof ik tegen een muur sprak."
Laten we Prediker 8:16 opslaan. We gaan vandaar lezen tot en met hoofdstuk 9,
vers 4.
Prediker 8:16-17 Toen ik mijn hart erop zette om wijsheid te leren
kennen en om de bezigheid te aanschouwen, die op aarde geschiedt terwijl men
noch bij dag noch bij nacht met zijn ogen de slaap te zien krijgt 17 zo
zag ik, dat de mens niets kan ontdekken van het werk Gods, dat onder de zon
geschiedt; want hoezeer de mens zich ook aftobt met zoeken, hij kan het niet
ontdekken, en wanneer soms een wijze mocht zeggen, dat hij het weet, hij kan
het niet ontdekken.
Prediker 9:1-4 Voorzeker, dit alles nam ik ter harte en dit alles
onderzocht ik: dat de rechtvaardigen en de wijzen met hun werken in Gods
hand zijn, zowel liefde als haat; de mens weet niets van wat voor hem ligt.
2 Alles is gelijk voor allen, eenzelfde lot treft de rechtvaardige en de
goddeloze, de goede en de reine, alsook de onreine; hem die offert, en hem
die niet offert; het gaat de goede evenals de zondaar, hem die zweert, als
hem die de eed schuwt. 3 Dit is het ergste, dat onder de zon geschiedt: dat
allen eenzelfde lot treft; daarom is het hart der mensenkinderen vol
boosheid en is er verdwaasdheid in hun hart hun leven lang; en daarna gaat
het naar de doden. 4 Want voor al wie tot de levenden behoort, is er hoop,
immers een levende hond is beter dan een dode leeuw.
Eén van de dingen die Salomo in verwarring bracht en die hem diep
verontrustte, was dat de rechtvaardigen hetzelfde overkwam als de
onrechtvaardigen. Maar Salomo keek, evenals de mensen waar ik een email-correspondentie
mee had, in de verkeerde richting voor antwoorden. Hij keerde zich dus even
blind om als voordat hij de vraag stelde.
Met al zijn inzicht, met al zijn wijsheid die grote gave die God hem gaf
kon hij niet door de massa kennis die hij had heenkomen om het "Waarom?"
te bepalen de vraag die op de lippen van zoveel mensen schijnt te liggen.
"Waarom ben ik hier?" "Waarom ben ik geboren?"
Hij zou een veel duidelijker begrip kunnen hebben als hij meer aandacht had
besteed aan hoe verschillend de twee groepen op de problemen reageerden, in
plaats van waar te nemen dat hun in hun leven allebei dezelfde gebeurtenissen
overkwamen. De reacties van de rechtvaardigen zouden een geheel ander
perspectief, een geheel andere richting en doel voor hun leven hebben
geopenbaard.
Salomo bevestigt hier wat later door Jezus in het Nieuwe Testament in
Johannes 6:44 heel duidelijk wordt gemaakt, toen Hij zei: "Niemand kan tot
Mij komen, tenzij de Vader hem trekt." Met andere woorden het doel dat God
uitwerkt is zo'n mysterie dat het niet kan worden doorgrond, zelfs niet door het
meest nauwgezette onderzoek door vleselijk georiënteerde mensen met de
allerbeste hersenen.
De meeste mensen gaan door het leven met een droefgeestig verlangen te
begrijpen wat er allemaal gaande is. Ik bedoel niet dat ze voortdurend zo'n
verlangen hebben, maar het is veeleer een onderbewuste frustratie, omdat het
leven zo weinig richting schijnt te hebben, behalve dan het najagen van
materiële en wereldlijke doelen.
Bedenk eens hoeveel religies er in de wereld zijn. Er zijn meer dan duizend
verschillende christelijke organisaties alleen al in de Verenigde Staten.
Hoeveel daarvan zijn gebaseerd op het concept dat God, net als
ieder ander levend wezen, Zichzelf aan het voortplanten is? Heel, heel weinig,
gemeente. Dit is een reden dat Salomo in het boek Prediker zei.
Prediker 1:3-9 Welk voordeel heeft de mens van al zijn zwoegen,
waarmee hij zich aftobt onder de zon? 4 Het ene geslacht gaat en het andere
geslacht komt, maar de aarde blijft altoos staan. 5 De zon komt op en de zon
gaat onder en hijgend ijlt zij naar de plaats waar zij opkomt. 6 De wind
gaat naar het zuiden en draait naar het noorden, aldoor draaiend gaat hij
voort en op zijn kringloop keert de wind weer terug. 7 Alle beken stromen
naar de zee, nochtans wordt de zee niet vol; naar de plaats waarheen de
beken stromen, daarheen stromen zij altijd weer. 8 Alle dingen zijn
onuitsprekelijk vermoeiend; het oog wordt niet verzadigd van zien, en het
oor wordt niet vervuld van horen. 9 Wat geweest is, dat zal er zijn, en wat
gedaan is, dat zal gedaan worden; er is niets nieuws onder de zon.
Salomo gaat nog steeds verder met dezelfde algemene gedachte, terwijl hij een
fundament legt voor zijn latere redeneringen en de conclusies die hij dan trekt.
Prediker 3:1-4 Alles heeft zijn uur en ieder ding onder de hemel zijn
tijd; 2 er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven, een tijd om te
planten en een tijd om het geplante uit te rukken, 3 een tijd om te doden en
een tijd om te helen, een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen,
4 een tijd om te wenen en een tijd om te lachen, een tijd om te rouwklagen
en een tijd om te dansen.
Zo gaat het almaar verder. U begrijpt wat hij bedoelt
Prediker 3:9 Welk voordeel heeft de werker van datgene waarvoor hij
zich aftobt?
Waar dient het leven toe? Hij zoekt naar antwoorden op deze
allerbelangrijkste vraag. "Waarom ben ik hier?"
Prediker 3:10 Ik heb in ogenschouw genomen de bezigheid, die God aan
de mensenkinderen gegeven heeft om zich daarmee te kwellen.
Let op de conclusie die hij in vers 11 trekt.
Prediker 3:11 Alles heeft Hij voortreffelijk gemaakt op zijn tijd;
ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat de mens van het werk
dat God doet, van het begin tot het einde, iets kan ontdekken.
Met de woorden "Hij heeft de eeuw in hun hart gelegd" zegt Salomo
dat God in de mens een verlangen naar de eeuwigheid heeft gelegd. De mens wil
eeuwig leven. Salomo heeft in dit boek een heel fundament gelegd door te laten
zien dat de mens de eindeloze en almaar herhalende cyclus van gebeurtenissen
door de gehele geschiedenis waarneemt. Oorlogen komen en gaan. Welvaart komt en
gaat. Regeringen komen en gaan. Rampen komen en gaan. Economische systemen komen
en gaan. Dat gaat almaar door en toch is er een onvervuld
verlangen om de gebeurtenissen in het leven die zullen gaan plaatsvinden, te
kennen en te weten waar het leven opuit draait.
De antwoorden worden hun niet gegeven uit de bronnen die hun ter beschikking
staan. Maar wij zijn hier op het Loofhuttenfeest omdat we geloven dat God dat
heeft bevolen. Hij heeft bevolen dat dit Loofhuttenfeest een jaarlijkse
overdenking zal zijn, niet alleen over één van de hoofdpunten uit Zijn
algehele plan, maar ook waar ieders leven opuit draait. Een belangrijk deel van
het doel van dit Feest is ons jaarlijks te heroriënteren over de
allerbelangrijkste vraag uit het leven: Waar ben ik geweest? Waar ben ik nu?
Waar ga ik met mijn leven heen?
God beveelt ons in tijdelijke woningen te wonen om ons eraan te herinneren
dat we op een pelgrimstocht zijn en dat we onszelf als vreemdelingen en
bijwoners moeten beschouwen. Al is het leven tijdelijk en enigzins verwarrend,
we moeten niet gaan dwalen. Ons leven heeft een doel en gaat een bepaalde
richting uit.
We moeten het verloop dat God voor ons heeft vastgelegd, volgen met alle
vurigheid en alle toewijding die we kunnen opbrengen. Dit moet uiteindelijk,
omdat ons de twee grote alternatieven in het leven zijn getoond en ons wordt
bevolen te kiezen. God, sprekend in de eerste persoon, bepaalt het lot der
naties en der rijken. Hij profeteert specifieke gebeurtenissen die in onze tijd
zullen gaan gebeuren, en sommige daarvan laten duidelijk bewijs zien dat ze in
ontwikkeling zijn.
Laten we Openbaring 10:7 opslaan, waar een interessant commentaar wordt
gegeven. We zullen in vers 5 beginnen zodat we vers 7 beter zullen kunnen
plaatsten.
Openbaring 10:5-7 En de engel, die ik zag staan op de zee en op de
aarde, hief zijn rechterhand op naar de hemel, 6 en zwoer bij Hem, die leeft
tot in alle eeuwigheden, die de hemel geschapen heeft en hetgeen daarin is
en de aarde en hetgeen daarop is en de zee en hetgeen daarin is: er zal geen
uitstel meer zijn, 7 maar in de dagen van de stem van de zevende engel,
wanneer hij bazuinen zal, is ook voleindigd het geheimenis van God, gelijk
Hij zijn knechten, de profeten, heeft verkondigd.
Laten we nu Marcus 4:10-12 opslaan en iets lezen dat Jezus zei betreffende de
wereld waar we nu in leven.
Marcus 4:10-12 En toen Hij (met hen) alleen was, vroegen zij die in
zijn omgeving waren met de twaalven, Hem naar de gelijkenissen. [Ze vroegen
Hem uit te leggen wat Hij zojuist had gezegd.] 11 En Hij zeide tot hen: U is
gegeven het geheimenis van het Koninkrijk Gods, maar tot hen, die buiten
staan, komt alles in gelijkenissen, 12 dat zij ziende zien en niet bemerken,
en horende horen en niet verstaan, opdat zij zich niet bekeren en hun
vergeven worde.
Die laatste woorden maken het heel duidelijk dat God de dingen van boven
onder controle houdt. Hij kiest ervoor dat sommigen begrijpen en anderen, in
deze tijd, niet begrijpen.
De christelijke wereld om ons heen veronderstelt dat ze weten wat dit
geheimenis is, en ze staan versteld als een van ons hen zegt wat het werkelijk
is. Ze zullen argumenteren, zoals dat echtpaar deed, dat zoiets niet mogelijk
kan zijn. De enige reden dat wij dat weten is omdat Hij het aan ons heeft
geopenbaard.
Wij weten wat de uiteindelijke bestemming van de mensheid als geheel is. Dit
doel wordt op een aantal plaatsen in de bijbel aangeduid als "het
geheimenis van God". Dit geheimenis gaat veruit boven wat de meesten, zelfs
in hun wildste dromen over het doel van het leven, hebben verondersteld. Toch
als het eenmaal geopenbaard is, is het zo vanzelfsprekend, zo eenvoudig en toch
zo krachtig in zijn logica, dat we ons kunnen afvragen waarom we dit al niet
veel eerder hadden begrepen.
Romeinen 9:9-12 Want er ligt een belofte in dit woord: omstreeks deze
tijd zal Ik komen en Sara zal een zoon hebben. 10 Maar dit niet alleen; daar
is ook Rebekka, bevrucht van één man, onze vader Isaak. 11 Want toen de
kinderen nog niet geboren waren en goed noch kwaad hadden gedaan opdat
het verkiezend voornemen Gods zou blijven, niet op grond van werken, maar op
grond daarvan, dat Hij riep 12 werd tot haar gezegd: De oudste zal de
jongste dienstbaar zijn.
Zelfs al was deze tweeling door dezelfde man bij dezelfde vrouw verwekt en
zouden ze binnen enkele minuten na elkaar geboren worden, toch zei God Rebekka
dat de eerste die zou worden geboren (de oudste) de jongste zou dienen. God had
Zijn keus reeds bepaald. Dat is het punt.
Romeinen 9:13-14 gelijk geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad,
maar Esau heb Ik gehaat [of beter: minder liefgehad]. 14 Wat zullen wij dan
zeggen: Zou er onrechtvaardigheid zijn bij God? Volstrekt niet!
Is God onrechtvaardig omdat Hij Jakob koos in plaats van Esau? Paulus zegt:
"Volstrekt niet!"
Romeinen 9:15-16 Want Hij zegt tot Mozes: Over wie Ik Mij ontferm,
zal Ik Mij ontfermen, en jegens wie Ik barmhartig ben, zal Ik barmhartig
zijn. 16 Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand
loopt, maar van God, die Zich ontfermt.
God runt de show! Al voel ik me verantwoordelijk om mensen zoals dit echtpaar
die ongetwijfeld fijne mensen zijn daar twijfel ik geen moment aan te
antwoorden, toch begrijpt om de een of andere reden John Ritenbaugh het wel en
zij niet! Dat is niet vanwege mezelf dat ik dit weet. Dat is gewoon vanwege een
handeling die God koos uit te voeren. Hij koos, niet ik. Datzelfde geldt voor u.
Daarom zegt Paulus in 1 Corinthiërs 1 dat God de zwakken en de armen en de
dwazen van de wereld heeft gekozen, om de knappe koppen en hen die het begrip
hebben, de onderscheidende geesten, te beschamen.
Het lijkt erop dat ondanks de grote gaven die Salomo ontving, God nooit de
ogen van die man opende, zelfs al was zijn vader David. Dat is ongelooflijk!
Maar God gaf David niet die zegen dat het verstand van zijn zoon (degene die hij
koos om op zijn troon te zitten) geestelijk geopend zou worden om te begrijpen
wat er gaande is. God had andere plannen met Salomo; hij moest bijvoorbeeld het
boek Prediker schrijven, dat geschreven is vanuit het standpunt van menselijke
wijsheid, van grote macht, van intelligentie die heel groot is, vleselijk sterk
onderscheidend; maar geestelijk was hij niet helemaal compleet.
We gaan Deuteronomium 7 opslaan waar God in essentie hetzelfde zegt.
Deuteronomium 7:6-9 Want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God,
heilig is; ú heeft de HERE, uw God, uit alle volken op de aardbodem
uitverkoren om zijn eigen volk te zijn. 7 Niet, omdat gij talrijker waart
dan enig ander volk, heeft de HERE Zich aan u verbonden en u uitverkoren;
veeleer zijt gij het kleinste van alle volken. 8 Maar, omdat de HERE u
liefhad en de eed hield, die Hij uw vaderen gezworen had, heeft de HERE u
met een sterke hand uitgeleid en u verlost uit het diensthuis, uit de macht
van Farao, de koning van Egypte, 9 opdat gij zoudt weten, dat de HERE, uw
God, de enige God is, de trouwe God, die het verbond en de goedertierenheid
houdt jegens wie Hem liefhebben en zijn geboden onderhouden, tot in duizend
geslachten.
Het is essentieel voor ons geestelijk welzijn en voor onze relatie met God en
voor onze relatie met onze medemens dat we begrijpen dat deze grote gave ons is
gegeven, niet als het resultaat van iets dat wij zijn of hebben gedaan. We
kregen deze gewoon zuiver als een handeling van Gods wil een beslissing van
Zijn kant om ons een gave te geven om ons barmhartigheid te tonen.
Op het congres dat in 1776 in Philadelphia werd gehouden, beloofden de
zesenvijftig mannen die de Onafhankelijkheidverklaring opstelden en
ondertekenden, plechtig dat ze hun leven, hun rijkdom, hun heilige eer zouden
geven om de doelstellingen van dat ontzagwekkende document te verwerkelijken. De
meesten van hen moesten dat duur bekopen; velen van hen met hun leven. Bijna elk
van hen verloor alles wat ze in het leven hadden, inclusief hun gezinnen, omdat
Engeland hen als de grootste verraders beschouwde die in die tijd op aarde
leefden. Kunnen wij God iets minder geven voor deze gave van vrijheid?
Deze preek is ontworpen om zeker te stellen dat we allemaal weten waar we
heen gaan, zodat we begrip zullen hebben voor de basis van onze keuzes, de ernst
en een klein deel van de belangen die er op het spel staan. We moeten weten en
geloven waarom zo'n verbintenis nodig is en waarom we ons leven moeten wijden
aan de voorbereiding van de volgende fase van Gods grote doel. Deze kennis
begint misschien met de meest fundamentele en toch meest belangrijke van alle
geestelijke elementen: dat we weten, en weten dat we weten dat we niet het
product zijn van blind toeval.
Sommige van de meest intelligente en hoogstopgeleide mensen geloven in de
evolutietheorie. Dat is een onmogelijke fabel die werkt volgens blind toeval.
Het stelt zonder enig bewijs dat op een volkomen toevallige basis de juiste
elementen op de juiste tijd bij elkaar komen, niet alleen om een serie
gebeurtenissen in gang te zetten om het leven te beginnen, maar ook alle
processen in gang te zetten die resulteerden in alle vormen van leven als een
continu voortgaande serie van triljoenen toevalligheden waarin die dingen bij
elkaar kwamen die nodig waren om datgene voort te brengen wat we nu in de wereld
om ons heen zien.
Deze theorie zegt dat het leven toevallig is, in plaats van dat het een doel
heeft. Het stelt in theorie vast dat het leven, dat veel gecompliceerder is dan
een horloge of een computer, gewoon door blind toeval tot stand kwam. Dat doet
me denken aan de grap die verteld wordt over de man, een wetenschapper, die God
uitdaagt door Hem te zeggen dat hij evenals God leven kan scheppen. God
accepteert de uitdaging. Hij zegt: "Goed, laten we allebei een mens
scheppen." De wetenschapper begint dus aarde bijeen te schrapen waarvan hij
Adam wil gaan vormen en God zegt hem dan: "Wacht eens even! Maak je eigen
aarde!"
Zelfs deze mensen, die in deze theorie geloven, moeten toegeven dat teneinde
wat er gebeurde, er reeds een materieel universum moest bestaan, met reeds
bestaande natuurwetten die het mogelijk maakten dat hun visie op de schepping
tot stand kwam. Maar Gods woord stelt een heel ander fundament vast een
fundament dat een doel heeft en vanaf het begin wordt gestuurd.
We gaan nu naar het Nieuwe Testament, naar het Johannes-evangelie. Daar in
Johannes 1:1-5 vinden we in feite het allervroegste moment in de tijd dat in de
bijbel wordt vermeld.
Johannes 1:1-5 In den beginne was het Woord en het Woord was bij God
en het Woord was God. 2 Dit was in den beginne bij God. 3 Alle dingen zijn
door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden
is. 4 In het Woord was leven en het leven was het licht der mensen; 5 en het
licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet gegrepen.
Hier openbaart de bijbel dat een samenwerking van twee goddelijke Wezens het
begin was van een schepping met een doel. Het laat zien dat alle leven binnen
Hun schepping voortkwam uit Hun reeds bestaand leven. Maar dan besluit deze heel
korte beschrijving in vers 5 door te laten zien dat de mens dit niet begrijpt en
dit verwerpt.
Deze vijf verzen leggen niet het doel van het leven uit, maar Johannes legt
de basis voor het onderwijs dat het leven dat vlees werd, het leven dat was en
dat voortgaat om door woord en daad licht aan de mensheid te geven, Degene was
Die het doel van Hun schepping het duidelijkst en meest grondig openbaarde. Voor
die instructie moeten we elders kijken, laten we dus teruggaan naar het begin
van het boek. We slaan Genesis 1:26 op.
Genesis 1:26 En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als
onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het
gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het
kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt.
Hier hebben we de eerste aanduiding in Gods openbaring over het doel van Hun
schepping. Deze is voor de mensheid niet verborgen. De mens is geschapen en
wordt verder geschapen precies naar het beeld van Degene Die de schepping
uitvoert. Als het merendeel van het christendom hiernaar kijkt, veronderstellen
ze in één opzicht correct dat God de Schepper is, maar hun waardering
van wat hier staat, samengevoegd met dingen die op andere plaatsen in de bijbel
staan, is beperkt doordat ze denken dat de schepping daarmee eindigde. Nee,
gemeente! Dat was slechts het begin.
De schepping wordt door God in twee fases uitgevoerd. Er is de sterfelijke,
fysieke schepping en er is de schepping tot onsterfelijkheid en eeuwig leven dat
in hen zal zijn die naar het beeld van Gods Zoon worden gevormd. De mens is dus
geschapen en wordt verder geschapen naar het beeld van Degenen Die de schepping
uitvoeren.
De context leidt in sterke mate tot de conclusie dat we niet naar het model
van een diersoort worden geschapen, maar naar het model van de Godsoort. We zijn
geen dieren. Als God spreekt, zegt Hij: "Laat Ons mensen maken naar ons
beeld." Hij zegt niet: "Laat Ons mensen maken naar het beeld van een
aap." Daarnaast laten de twee volgende verzen zien dat de mens geschapen
werd om heerschappij te hebben over de rest van de fysieke schepping. We
springen nu vooruit in de tijd, naar de voltooiing van het hoofddoel, door
Hebreeën 2 op te slaan. Hier hebben we in een notedop een heel goede aanduiding
van de dingen die we moeten weten.
Hebreeën 2:1-3 Daarom moeten wij te meer aandacht schenken aan
hetgeen wij gehoord hebben, opdat wij niet afdrijven. 2 Want indien het
woord, door bemiddeling van engelen gesproken, van kracht is gebleken, en
elke overtreding en ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen,
3 hoe zullen wij dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil,
dat allereerst verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord
hebben, op betrouwbare wijze ons is overgeleverd.
In deze preek doe ik een beroep op u de gaven die we hebben ontvangen, niet
te veronachtzamen. Jezus introduceerde het evangelie van het Koninkrijk tot de
wereld. De wereld gelooft dat het goede nieuws is dat Jezus voor onze zonden
stierf. Ja, dat maakt er deel vanuit, en het is er een groot deel van, maar het
grootste deel ervan is waarom Hij stierf voor onze zonden. Hij
stierf zodat wij als zonen van God in het Koninkrijk van God konden zijn. Dat is
onze bestemming en Jezus kwam om die te openbaren.
Hebreeën 2:4-8 terwijl ook God getuigenis daaraan geeft door tekenen
en wonderen en velerlei krachten en door de Heilige Geest toe te delen naar
zijn wil. 5 Want niet aan engelen heeft Hij de toekomende wereld, waarvan
wij spreken, onderworpen. [Waar is die "toekomende wereld"? Dat is
het Koninkrijk van God en deze aarde onder het bestuur van het Koninkrijk
van God.] 6 Maar, iemand heeft ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat
Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij naar hem omziet? 7 Gij hebt
hem voor een korte tijd beneden de engelen gesteld, met heerlijkheid en eer
hebt Gij hem gekroond, 8 alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen.
Want bij dit: alle dingen [hem] onderworpen, heeft Hij niets uitgezonderd,
dat hem niet onderworpen zou zijn. Doch thans zien wij nog niet, dat hem
alle dingen onderworpen zijn.
Begrijpt u het belang en de betekenis daarvan? Het is een uitbreiding van de
opdracht die God ons gaf toen Hij ons heerschappij over de aarde en heerschappij
over de dieren gaf. In de toekomst zal er nog meer en grotere heerschappij
volgen. Er zijn dingen waarover we nog geen heerschappij hebben, maar in de
toekomst zullen we daar heerschappij over hebben. Hier hebben we
dus, in ieder geval tot op dit punt, gewoon een zinspeling op de ontzagwekkende
bestemming die voor ons ligt.
Laten we Genesis 2:15 opslaan, waar we dit patroon van openbaring die God ons
geeft, voortzetten.
Genesis 2:15 En de HERE God nam de mens en plaatste hem in de hof van
Eden om die te bewerken en te bewaren.
Hier hebben we alweer een eenvoudige, maar verreikende uitspraak over wat de
mens met zijn leven moet doen. De omgeving die God aan de mens gaf, is toegerust
om zowel Gods doel met de mens te dienen als zijn leven in stand te houden. Adam
en Eva moesten beginnen heerschappij en creativiteit te gaan uitoefenen door die
omgeving te verfraaien en tegen achteruitgang te beschermen. Verfraaiing en
bescherming [onderhouden] is de betekenis van "bewerken en bewaren".
De principes die hierin bevat zijn, zijn dat dit werk om te verfraaien en te
onderhouden het doel dient om de mens te helpen voorbereiden op zijn
uiteindelijke bestemming, omdat de toepassing van deze principes ver uitgaat
boven het zorgen voor een tuin. Adam en Eva ontvingen deze opdracht namens de
gehele mensheid, maar de principes van "bewerken en bewaren" moeten in
ieder aspect van het leven worden toegepast. Het is Gods bedoeling dat de mens
een bouwer is, geen vernietiger zoals Satan.
Genesis 2:24 Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en
zijn vrouw aanhangen, en zij zullen tot één vlees zijn.
Het volgende model dat God na de hof van Eden en de opdracht te "bewerken
en bewaren" geeft, is instelling van het gezin. Het gezin zal de
basisbouwsteen zijn van de maatschappij en God vond dit instituut uit, voorzag
daarin en bevorderde het als het middel waardoor de mens het grootste deel van
zijn fundamentele karakter- en persoonlijkheidsontwikkeling en sociale relaties
zou ervaren.
God regelde met opzet dat deze modellen aan het begin van Zijn openbaring aan
de mens zouden staan, zodat het lezen van deze dingen de mens hopelijk op het
juiste pad zou zetten naar grotere, specifiekere en meer gedetailleerde
openbaringen van Zijn doel. Maar hier is de valstrik. Het moet worden geloofd.
Dit is zo'n simpele uitspraak. Als we deze niet geloven, zullen we er niet naar
handelen, of als we hem wel geloven maar er geen enkele waarde aan hechten,
zullen we er nog niet naar handelen. We zullen dan geen verplichting voelen om
daarnaar te leven. God deed dit opdat de lezers van de Schrift al aan het begin
van hun studie, zich een idee kunnen vormen en begrijpen wat er gaande is en hoe
ernaar toe kan worden gewerkt om het te bereiken.
God schiep de mens. God gaf de mens heerschappij. God zei: "Ik wil dat u
werkt. Werk is van essentieel belang voor de schepping die vanaf dat punt
voortgaat. Hier is het gezin. Dit is het terrein waarop u relaties zult gaan
ervaren, waardoor al deze principes die Ik u geef, gebruikt kunnen worden. Tegen
de tijd dat u het graf ingaat, zult u gereed zijn, omdat Ik Mijn scheppende
inspanningen aan uw inspanningen zal toevoegen. Ik zal zeker stellen dat u
ervaringen het hoofd zult moeten bieden die u de gelegenheid zullen geven de
juiste keuzes te maken en uit te voeren."
Verplichten we onszelf ertoe dit te doen? Geloven we echt wat God zegt?
De apostel Paulus deed een interessante uitspraak in het boek Handelingen met
betrekking tot dit doel waar God naar toe werkt. Het is nogal interessant omdat
hij daar in Handelingen 17:28-29 een Griekse dichter citeert.
Handelingen 17:28-29 Want in Hem [doelend op God] leven wij, bewegen
wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw dichters hebben gezegd: Want
wij zijn ook van zijn geslacht. 29 Daar wij dan van Gods geslacht zijn,
moeten wij niet menen, dat de godheid gelijk is aan goud of zilver of steen
door menselijke kunstvaardigheid gesneden of bedacht.
De apostel Paulus plaatste God duidelijk in de positie van een Vader door het
woord "geslacht" te gebruiken. Weet u dat het woord "Vader"
985 keer in de Schrift voorkomt en dat het het eerste woord is dat u in een
Hebreeuws woordenboek tegenkomt? Kijkt u maar in Strong. Het eerste woord is
"Abba". Voorzover ik weet, wordt de manier waarop wij Vader gebruiken
nooit in het Oude Testament op de manier gebruikt waarop Paulus en anderen het
in het Nieuwe Testament gebruiken, en hoe God uiteindelijk wil dat we het
begrijpen en gebruiken.
In het Oude Testament wordt naar God gerefereerd als de Vader van Israël.
Maar dat is op zijn best slechts een type van de nieuwtestamentische toepassing.
Laten we Psalm 82:6 opslaan. Een man, Asaf genaamd, schreef deze psalm en ik
krijg het idee dat Asaf wel een en ander wist. Hij citeert hier God, die zegt:
Psalm 82:6 Wel heb Ik gezegd: Gij zijt goden, ja, allen zonen des
Allerhoogsten.
Dat is een heel interessant vers. Nogmaals het woord Vader wordt niet
gebruikt, maar wel kinderen. Het is zelfs nog interessanter dat het woord "goden"
elohim is hetzelfde woord dat in Genesis 1 met God wordt vertaald. Hier
worden mensen goden genoemd en kinderen van de Allerhoogste. De goden waarover
hier in deze Psalm wordt gesproken, waren rechters en zij werden als goden
beschouwd omdat zij in de naam van God handelden door Zijn oordelen aan de
mensen bekend te maken. Als mensen naar de rechtbank kwamen, werden de rechters
verondersteld in het boek van Gods wet te kijken om te zien wat het oordeel van
God was en het daarna aan de mensen te vertellen: "Het oordeel luidt: ..."
Zij spraken namens God en daarom werd aan hen als goden gerefereerd. Hier worden
gewone mensen dus als goden aangeduid. Van bekering is hier zelfs geen sprake.
Gewone, onbekeerde mensen werden goden genoemd.
Deze Psalm komt tijdens Jezus' leven aan de orde.
Johannes 10:34-36 Jezus antwoordde hun: Is er niet geschreven in uw
wet: Ik heb gezegd: Gij zijt goden? [Raad eens wie de auteur van Psalm 82
was!] 35 Als Hij hén goden genoemd heeft, tot wie het woord Gods gekomen
is, en de Schrift niet kan gebroken worden, 36 zegt gij dan tot Hem, die de
Vader geheiligd en in de wereld gezonden heeft: Gij lastert, omdat Ik heb
gezegd: Ik ben Gods Zoon?
De achtergrond hier is dat Jezus van godslastering werd beschuldigd door
Zichzelf de Zoon van God te noemen. Jezus verwijst daarna in Zijn verdediging
naar Psalm 82, dat Hij daarom Zichzelf zeer zeker Zoon van God mag noemen. Hij
zegt ook dat het woord van God kwam tot hen die in Psalm 82 Elohim worden
genoemd. Het woord van God dat in Elohim tot hen kwam was het geschreven
woord waaraan de rechters de basis van hun oordelen moesten ontlenen.
In Johannes 10 stond Jezus het levende Woord van God pal voor deze
mensen. Hoeveel meer recht heeft Hij niet om de titel "Zoon van God"
te kunnen claimen? Ze konden Hem geen antwoord geven. Ze konden Hem geen eerlijk
antwoord geven. Jezus paste het woord Elohim uit Psalm 82 op een veel beperktere
manier toe dan waar Psalm 82 het over blijkt te hebben. Met andere woorden er
zit meer in Psalm 82 dan we zo op het eerste gezicht kunnen zien.
De betekenis van wat Jezus zei, is dat Psalm 82 gewone rechters alleen maar
in algemene zin goden noemt, en de mensen aanvaardden dat als waar. Aan de
andere kant is Jezus de letterlijke Zoon van God, door Hem verwekt,
door Hem geheiligd en gezonden om hun Verlosser te zijn, en daarom hebben ze
niet het recht Hem van godslastering te beschuldigen. Dit opent voor ons de deur
voor een verder begrip, omdat deze mensen niet onwetend waren over Jezus'
achtergrond. Om werkelijk de Zoon van God te zijn, moest Hij door God verwekt
zijn en dat was Hij inderdaad, zoals Johannes 1:14-18 duidelijk laat zien.
Laten we dit een beetje achter ons laten. In Johannes 3:3-5 heeft Jezus het
tegen Nicodemus.
Johannes 3:5-6 Jezus antwoordde [Nicodemus]: Voorwaar, voorwaar, Ik
zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het
Koninkrijk Gods niet binnengaan. 6 Wat uit het vlees geboren is, is vlees,
en wat uit de Geest geboren is, is geest.
Begrijpt u waar Jezus hier opuit is? Er is één fysieke geboorte en binnen
Gods doel is er een tweede geboorte in aantocht die geestelijk is;
dat is niet het "wedergeboren worden" waar deze wereld het over heeft,
omdat Jezus duidelijk zei dat zij die voor de tweede keer geboren worden geest
zijn. Ze zijn geen vlees meer. Is dat niet duidelijk? "Wat uit het vlees
geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest."
We gaan zien waar dit naar toe leidt en dat is dat menselijke wezens, evenals
Jezus, door de Vader kunnen worden verwekt; niet precies op dezelfde manier als
Jezus, maar desondanks verwekt door Gods geest. God plant Zich geestelijk voort
in hen die door de geest die uit de Vader voortkomt, worden verwekt. We weten
wat er gebeurt als de menselijke zaadcel het vrouwelijke eitje treft. Dan wordt
er een nieuw leven gegenereerd, nog niet geboren, maar het is de weg daarheen
begonnen.
In Johannes 6:61-63 was Jezus zojuist door enkele diepgaande punten gegaan;
die gingen niet alleen diep, maar waren voor sommigen die naar Hem luisterden,
ook beledigend.
Johannes 6:61-63 Jezus nu wist bij Zichzelf, dat zijn discipelen
hierover morden, en Hij zeide tot hen: Geeft u dit aanstoot? 62 Wat dan,
indien gij de Zoon des mensen daarheen zaagt opvaren, waar Hij tevoren was?
63 De Geest is het, die levend maakt [leven geeft], het vlees doet geen nut;
de woorden, die Ik tot u gesproken heb, zijn geest en zijn leven.
Dit boek is geest. De betekenis van de woorden brengt leven over, indien
we ze geloven en indien we ons verplichten tot de waarheid ervan.
Ze beginnen de generatie en schepping van een geheel andere natuur de
heilige natuur van God Zelf te beïnvloeden. Jezus heeft dus door Psalm 82
als we deze koppelen aan Zijn instructie tot Nicodemus in Johannes 3 tot
Zijn verdediging te gebruiken, de term "Zoon van God" verbonden aan
hen die dit letterlijk zijn (zoals Hij), maar ook aan hen die geestelijk verwekt
zijn door God (zoals wij).
Lucas 10:21 Terzelfder tijd verblijdde Hij Zich door de Heilige Geest
en zeide: Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze
dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens
geopenbaard. Ja, Vader, want zo is het een welbehagen geweest voor U.
Dit is ongetwijfeld een van de dingen waarop de apostel Paulus zich baseerde,
toen hij in 1 Corinthiërs 1 zei dat God de zwakken en dwazen uit deze wereld
heeft geroepen.
Lucas 10:22 Alle dingen zijn Mij overgegeven door mijn Vader en
niemand weet, wie de Zoon is, dan de Vader, en wie de Vader is, dan de Zoon,
en wie de Zoon het wil openbaren.
Dit is de tweede reden waarom de mensen in de wereld het niet begrijpen. Ze
zijn niet alleen niet geroepen, maar de Zoon openbaart ook de Vader, noch
Zichzelf aan hen.
Lucas 10:23-24 En Zich afzonderlijk tot de discipelen wendende, zeide
Hij: Zalig de ogen, die zien, wat gij ziet. 24 Want Ik zeg u: Vele profeten
en koningen hebben willen zien, wat gij ziet, en zij hebben het niet gezien,
en horen, wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoord.
Wat een gave! Wat een gave aan wat waarschijnlijk de zwakste generatie is die
ooit op aarde heeft geleefd, tenzij de generaties vlak voor de zondvloed even
zwak waren als wij. Ik weet niet of dat zo is. Besteedt dus goede aandacht aan
het onderwijs dat Jezus hier geeft en verheugt u, omdat u weet dat deze kennis
de kern is van het evangelie van Jezus Christus voor de individuele christen.
Het goede nieuws is dat God Zichzelf aan het voortplanten is in hen die geroepen
zijn, die Hem vertrouwen en die zich aan Zijn bestuur in hun leven willen
overgeven.
God is in dat opzicht niet anders dan de rest van Zijn schepping. Hij plant
Zichzelf voort en als Hij zegt: "Laat Ons mensen maken naar ons beeld",
dan vertrouwen we Hem op een bepaalde manier niet en nemen Hem niet serieus in
wat Hij zo duidelijk zegt.
Jezus werd met opzet gestuurd om een aspect van God als Vader te openbaren,
een aspect dat nog nooit eerder openlijk voor de mens werd uiteengezet totdat in
Gods doel en plan de tijd daartoe aanbrak. Hij had gepland om Zijn Zoon Jezus
Christus in de wereld te zenden om te openbaren dat God Zichzelf aan het
voortplanten is en bezig is een gezin te scheppen waarvan alle leden hetzelfde
karakter als Hij zullen hebben. Vanaf het allereerste begin van het boek zijn er
geruchten hierover geweest, maar deze hebben nu veel meer betekenis voor hen aan
wie Zijn doel is geopenbaard. Vanwege de tijd kan ik niet op al deze dingen
ingaan.
Efeziërs 3:8-15 Mij, verreweg de geringste van alle heiligen, is
deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van
Christus te verkondigen, 9 en in het licht te stellen (wat) de bediening van
het geheimenis (inhoudt), dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God,
de Schepper van alle dingen, 10 opdat thans door middel van de gemeente aan
de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid
Gods bekend zou worden, 11 naar het eeuwige voornemen, dat Hij in Christus
Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd, 12 in wie wij de vrijmoedigheid en de
toegang met vertrouwen hebben door het geloof in Hem. 13 Daarom verzoek ik u
met aandrang, de moed niet op te geven bij mijn verdrukkingen om uwentwil,
want die zijn een eer voor u. 14 Om die reden buig ik mijn knieën voor de
Vader, 15 naar wie alle geslacht in de hemelen en op de aarde genoemd
wordt.
Ik zie niet in hoe het nog duidelijker kan worden gemaakt. Het is reeds in
Efeziërs 2:19 gezegd dat we leden zijn van het huisgezin van God, maar hier
wordt het woord "geslacht" [in de zin van gezin, familie] rechtstreeks
gebruikt in samenhang met datgene waar God het Hoofd van is. Hij is het Hoofd
van het gezin en wat is de familienaam? De familienaam is de Kerk van God. Die
wordt hier niet genoemd, maar die wordt ergens anders genoemd. Het is de
vergadering de groep die tot God behoort en één met Hem is.
Eenheid is het algemene onderwerp van Efeziërs en Paulus' centrale doel in
deze brief was de essentiële eenheid van de Israëlieten en de heidenen vanwege
Gods geest te laten zien. Op deze manier wordt Jezus' gebed in Johannes 17:20-22
dat we gisteravond lazen, beantwoord. God trekt zowel de heiden als de
Israëliet samen tot één binnen een gezin een gezin dat
precies dezelfde karaktertrekken laat zien als die de Vader en de Zoon laten
zien.
Romeinen 8:12-17 Derhalve, broeders, zijn wij schuldenaars, maar niet
van het vlees, om naar het vlees te leven. 13 Want indien gij naar het vlees
leeft, zult gij sterven; maar indien gij door de Geest de werkingen des
lichaams doodt, zult gij leven. 14 Want allen, die door de Geest Gods geleid
worden, zijn zonen Gods. 15 Want gij hebt niet ontvangen een geest van
slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het
zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader. 16 Die Geest getuigt met onze
geest, dat wij kinderen Gods zijn. 17 Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook
erfgenamen: erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; immers,
indien wij delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn
verheerlijking.
Het is Gods Geest waardoor we worden verwekt en die ons als we geloven en
dat willen ook in staat stelt om te denken en te handelen als God. Als we
willen kunnen we in principe op hetzelfde punt uitkomen als Jezus Christus. Hij
is ons voorbeeld.
Romeinen 8:28-30 Wij weten nu, dat [God] alle dingen doet medewerken
ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen
geroepenen zijn. 29 Want die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook tevoren
bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons, opdat Hij de
eerstgeborene zou zijn onder vele broederen; 30 en die Hij tevoren bestemd
heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft
Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij
ook verheerlijkt.
Het is zo interessant dat Paulus dit in de verleden tijd schreef, alsof het
een uitgemaakte zaak is. Maar laten we niet op onze lauweren gaan rusten. We
willen groeien.
Laten we een aantal nog mooiere woorden lezen in Efeziërs, hoofdstuk 1. Ik
hoorde de heer Armstrong diverse keren zeggen dat dit zijn favoriete hoofdstuk
uit de gehele bijbel was. Ik kan begrijpen waarom. Het is een schitterend
hoofdstuk. Laat deze woorden goed op u inwerken. Ze zijn ontzagwekkend!
Efeziërs 1:3-14 Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus
Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten
gezegend heeft in Christus. 4 Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren voor
de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn
voor zijn aangezicht. 5 In liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als
zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen
van zijn wil, 6 tot lof van de heerlijkheid zijner genade, waarmede Hij ons
begenadigd heeft in de Geliefde. 7 En in Hem hebben wij de verlossing door
zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade,
8 welke Hij ons overvloedig heeft bewezen in alle wijsheid en verstand, 9
door ons het geheimenis van zijn wil te doen kennen, in overeenstemming met
het welbehagen, dat Hij Zich in Hem had voorgenomen, 10 om, ter
voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde
is onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten, 11 in Hem, in wie
wij ook het erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren
krachtens het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn
wil, 12 opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid, wij, die reeds
tevoren onze hoop op Christus hadden gebouwd. 13 In Hem zijt ook gij, nadat
gij het woord der waarheid, het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in
Hem zijt gij, toen gij gelovig werdt, ook verzegeld met de Heilige Geest der
belofte, 14 die een onderpand is van onze erfenis, tot verlossing van het
volk, dat Hij Zich verworven heeft, tot lof zijner heerlijkheid.
Deze verzen laten ons heel beknopt het begin en het einde zien. Al deze
dingen werden in Gods denken uitgewerkt, uitgevoerd en ze zullen worden voltooid.
Hij verlangt van ons slechts dat we Hem vertrouwen. Toegegeven, dat is niet
altijd gemakkelijk. Soms lijken de omstandigheden waarin Hij ons plaatst echt op
de situatie bij de Schelfzee Farao achter ons en de zee voor ons. Vertrouwen
we er dan op dat Hij het water zal splijten om ons er doorheen te laten trekken?
Dat is de keus die voor ons ligt. We kunnen zondigen. We kunnen ons geloof
afbreken of we kunnen Hem geloven en Hem toestaan het werk te voltooien waarmee
Hij bezig is. Soms moet Hij dit doen omdat Hij een Schepper is. Hij heeft
bepaalde dingen in Zijn hoofd terwijl Hij ons vormt en modelleert, dingen die
Hij in ons leven tot stand wil brengen, zodat er wijsheid en begrip ontstaat en
de dwaasheid wordt verwijderd, die zo vaak in ons aanwezig is.
Romeinen 8:17 Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen:
erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; immers, indien wij
delen in zijn lijden, is dat om ook te delen in zijn verheerlijking.
Romeinen 8:17 zegt dat we erfgenamen van God zijn, en die erfenis maakt ook
deel uit van onze bestemming omdat God dat zo heeft gewild. De Vader heeft deze
erfenis reeds aan Christus gegeven. Dat is Hem bevestigd en vanwege wat Christus
deed, is deze nu ook aan Abraham bevestigd.
Vanwege wat Christus deed om dit aan Abraham te bevestigen, is het ook
bevestigd aan allen die Abrahams kinderen zijn. Maar verlies nooit het feit uit
het oog dat Hij ons allemaal tezamen tot één lichaam schept om Hem te
verheerlijken en samen met Christus de erfenis te ontvangen. Weet u wat die
erfenis is?
Om van die erfenis gebruik te kunnen maken moeten we eeuwig leven ontvangen.
Die erfenis is werkelijk van geen enkele waarde, tenzij we een ermee samengaand
eeuwig leven hebben, zodat we die erfenis op de juiste manier kunnen gebruiken
en de dingen kunnen voltooien die God in Zijn hoofd heeft, en de dingen die Hij
daar ben ik zeker van (misschien overdrijf ik wel) reeds een miljard
jaar of meer geleden gepland heeft.
Het is zo interessant dat de belofte aan Abraham begon met de belofte van wat
we nu Palestina noemen, of Israël, of het Heilige Land, of hoe dan ook. Daarna
werd deze uitgebreid van de rivier van Egypte tot de rivier van Babylon de
Eufraat. Het eerste wat we in Romeinen 4 zien, is dat Abraham de gehele aarde
zal beërven, en daarna zien we dat Jezus Christus alles dat God heeft gemaakt,
zal beërven. Dat is ontzagwekkend!
Laten we Hebreeën 2 opslaan en daarmee zullen we afsluiten. Ik geloof niet
dat er een passender plaats te vinden is om af te sluiten en te zien waar alle
dingen opuit draaien.
Hebreeën 2:8-11 alle dingen hebt Gij onder zijn voeten onderworpen.
Want bij dit: alle dingen hem onderworpen, heeft Hij niets uitgezonderd, dat
hem niet onderworpen zou zijn. Doch thans zien wij nog niet, dat hem alle
dingen onderworpen zijn; 9 maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd
beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door
de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer
gekroond. 10 Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan,
dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner
behoudenis door lijden heen zou volmaken. 11 Want Hij, die heiligt, en zij,
die geheiligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt Hij Zich niet hen
broeders te noemen,
Ik wil enkele delen uit vers 8 lezen vanuit de Weymouth vertaling,
omdat dat eerste deel van die zin daar luidt: "Want dit onderwerpen van het
universum aan de mens ..." Zij zeggen dat "alle dingen" het
universum betekent.
De Living Bible vertaalt het als volgt: "En U hebt hem [de mens]
de volledige heerschappij gegeven over alles wat er is. Niets is daarbij
uitgezonderd. Maar nu nog niet."
God stelde Abraham op de proef of hij zijn zoon wel wilde offeren. Vertrouwde
hij God voldoende om zijn zoon te offeren? Het is interessant dat als de apostel
Paulus dit punt in Hebreeën 11 aan de orde stelt, dat hij in feite een
boekhoudkundige term gebruikt in relatie met Abraham en dit besluit. Deze term
geeft ons een goed inzicht in Abraham.
Weet u wat Abraham deed? Er staat dat hij de dingen optelde. Hij nam wat hij
over God wist, over Gods macht, over Gods beloften, over Gods karakter en hij
telde die dingen bij elkaar op. Hij wist dat één van de beloften was dat alle
nakomelingen van Abraham uit Isaak geboren zouden worden. Hij telde alles bij
elkaar op en zei: "God zal hem [Isaak] opwekken. Als ik hem moet doden, zal
Hij hem opwekken. Als ik hem niet hoef te doden, zal Hij in een plaatsvervanging
voorzien." Ziet u, Abraham gebruikte waarheid over het karakter, over het
denken, over het doel van God, en hij zei: "Ik vertrouw Hem." Daarom
is hij de vader der gelovigen.
De gelovigen zijn zij die God vertrouwen, en wat ligt er dus voor ons in het
verschiet? We zullen samen met Abraham alles beërven dat hij zal ontvangen als
resultaat van de belofte die door Jezus Christus werd bevestigd. Laten we God
vertrouwen.
|