|
Sermon: Gods voorzienigheid (Deel 4)
#379NL
John W. Ritenbaugh
Given 06-Feb-99
summary: In dit vierde deel in de serie over Gods voorzienigheid haalt John Ritenbaugh het spreekwoord "de appel valt niet ver van de boom" aan en hij suggereert dat de natie Israël en het Israël van God (Galaten 6:16) dezelfde aggressieve, overheersende en twistende geest hebben als hun voorvader Jakob; ze moeten leren God in de zegeningen te laten voorzien in plaats van ze door sluw gemanipuleer voor zichzelf te pakken. Zoals Jakob moest betalen met een kreupele heup, zo kan het zijn dat zijn nageslacht ontberingen zal moeten lijden, verstrooid zal worden en de trots van hun macht gebroken zal worden en uiteindelijk in gevangenschap zal gaan, totdat ze leren dat Israël betekent "God heeft de overhand" en dat het God is die het leven bestuurt.
transcript:
Dit wordt deel vier van de serie over "Gods voorzienigheid". De
vorige preek richtte zich op de betekenis en de praktische toepassing van het
woord "voorzienigheid". We zagen dat voorzienigheid letterlijk
betekent "van te voren zien" of "vooruit zien". Maar zoals
het in verband met God wordt gebruikt, houdt het ook in waarin Hij voorziet,
alsmede de timing daarvan. God heeft laten zien dat Hij voorziet in dingen zoals
voedsel en kleding, of tussenbeide komt in het weer, of voor wat betreft gunst
in iemands ogen en bescherming. Maar Hij voorziet ook in gebeurtenissen en
omstandigheden om te beproeven, te ontwikkelen en Zijn kinderen te corrigeren in
voorbereiding op Zijn Koninkrijk. Al deze dingen zijn onlosmakelijk verbonden
aan het begrip voorzienigheid.
Ik wil nu naar Mattheüs 6 gaan. We zullen daar snel doorheen gaan. Wegens
dit onderwerp van Gods voorzienigheid zijn we daar in vorige preken al eerder
doorheen gegaan.
Mattheüs 6:24 Niemand kan twee heren dienen, want hij zal òf de ene
haten en de andere liefhebben, òf zich aan de ene hechten en de andere
minachten; gij kunt niet God dienen èn Mammon.
We gebruikten deze tekst in samenhang met voorzienigheid en deze heeft daar
ook rechtstreeks mee te maken, omdat er in vers 25 staat:
Mattheüs 6:25 Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw leven, wat
gij zult eten [of drinken], of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden.
Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding?
De bedoeling is duidelijk. We moeten God vertrouwen binnen datgene waarin Hij
voorziet. In vers 28 herhaalt Jezus:
Mattheüs 6:28-29a En wat zijt gij bezorgd over kleding? Let op de
leliën des velds, hoe zij groeien: 29 zij arbeiden niet en spinnen niet;
...
De bedoeling is heel duidelijk. Waarom zouden we bezorgd zijn over de dingen
waarin God voor Zijn kinderen zo overvloedig voorziet? Als Hij voorziet voor de
dieren en de bloemen van het veld, dan zal Hij zeker voor ons voorzien; we
kunnen Hem beslist vertrouwen. Dan herhaalt Jezus dit voor de derde keer in de
verzen 31 en 32.
Mattheüs 6:31-32 Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij
eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons kleden?
32 Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. [Heidenen
staat hier voor allen die geen verbond met God hebben gemaakt.] Want uw
hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft.
Er is geen alternatief. We moeten op God vertrouwen binnen wat Hij voorziet,
of dit nu een ding is, een omstandigheid of een gebeurtenis. Er is geen
alternatief, omdat we niet tegelijkertijd zowel God als Mammon kunnen dienen. De
les voor ons is, dat bezorgdheid over deze dingen ons tot stilstand brengt in
het uitvoeren van onze verantwoordelijkheden. Wat is onze verantwoordelijkheid
binnen de context van dit hoofdstuk, waarin Zijn voorzienigheid het onderwerp
is? "Zoekt eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid en al deze
dingen zullen u bovendien geschonken worden."
Het wonderlijke in dit alles is dat God niet alleen maar voorziet, maar in
Zijn vooruitzien en voorzien ook waakt. We gebruikten het voorbeeld hoe goed Hij
over Israël waakte tijdens de uittocht uit Egypte, dat Hij in een toestand
voorzag waarin zelfs geen hond blafte. We moeten begrijpen dat Hij voornamelijk
voorziet binnen de grenzen van Zijn doel, dat kunnen we niet genoeg benadrukken.
Hij voorziet binnen de grenzen van Zijn doel, datgene wat Hij in Zijn hoofd
heeft en niet dat waarvan wij denken dat er in voorzien zou moeten worden. Maar
waar Hij in voorziet, dat is altijd voldoende. In Psalm 37 doet David in dit
opzicht een heel belangrijke uitspraak.
Psalm 37:25-26 Jong ben ik geweest, ook ben ik oud geworden, maar
een rechtvaardige heb ik niet verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende
brood; 26 te allen tijde ontfermt hij zich en leent uit, en zijn
nageslacht is tot een zegen.
God zal altijd voorzien. Paulus zei het in Filippenzen 4:19 als volgt: "Mijn
God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus
Jezus." Het is onze verantwoordelijkheid vertrouwen te hebben.
Nadat we met dat deel gereed waren (we zijn nog steeds de derde preek in de
serie aan het samenvatten), gingen we weer naar Jakob, als voorbeeld van waarin
God voor hem voorzag om geconfronteerd te worden met een probleem dat hij in
zijn karakter had. Dat was het voorval waarbij God zijn naam in Israël
veranderde en ik zei u dat Israël in de meeste bijbels slecht vertaald is met
"iemand die de overhand heeft op God". Maar ik vertelde u dat
Bullinger schreef dat Israël betekent dat "God de overhand heeft, of God
regeert, of God beveelt, of God regelt de dingen." Als we het woord Israël
in Strongs concordantie opzoeken, zien we dat het nummer 3478 is en dat het
afgeleid is van nummer 8280 en 410. Nummer 410 is El, één van de namen van
God, die "de Almachtige" betekent. Nummer 8280 is Sara. Herkennen we
dat woord Sara? Daar de Hebreeën geen klinkers schreven (die lieten ze weg)
wordt het in het Engels gewoonlijk weergegeven als sar. Dit woord sar
betekent "de overhand hebben of macht hebben (zoals een vorst)."
Waarom? Omdat een vorst beveelt, een vorst regelt de dingen en ik vermeldde dat sar
op verschillende manieren wordt vertaald: overste, opzichter, vorst of prins.
Dit zijn allemaal mensen die toezicht houden, bevelen geven of dingen regelen.
Eén van de basiswoorden in Israël is sar, maar dat is een werkwoord.
Als een werkwoord met El (de naam van God) wordt gecombineerd, dan is God Degene
Die de actie uitvoert. El is God, zo hebben we dus woorden zoals Daniël. Het
woord el komt aan het einde. Dan is een werkwoord dat "oordelen"
betekent. Als el aan het einde wordt geplaatst dan is "God Degene
Die oordeelt". Natanaël el staat achter Natan. Natan
betekent "hij die geeft". God geeft dus. Hij voert de actie uit.
Israël betekent "God beveelt", "God heeft de macht",
"God regelt de dingen", enzovoort. Niet de mens Jakob. Die
worstelwedstrijd draaide er alleen maar om dat hij zou uitmonden in een
naamsverandering, omdat daar iets gebeurde dat Jakob moest leren. Het gehele
doel van die worstelwedstrijd was Jakob te leren dat God regeert!
We zien Jakobs karakter in de Bijbel als een krachtig, begaafd iemand die
zeer energiek, maar op een bedrieglijke manier botste en streed met mensen en
God om te krijgen wat hij uit het leven wilde hebben. Hij blijkt een regelaar
bij uitstek te zijn geweest door op slimme manier allerlei plannen te smeden.
Hij moest een zeer belangrijke les leren en wel, dat het binnen Gods doel God
is, Die de gang van zaken in het leven regelt. God geeft de bevelen en regelt de
dingen en wij moeten leren ons zonder bezorgdheid aan Zijn wil te onderwerpen.
Gemeente, de naam Israël identificeert hen die zich in hun leven aan Gods
heerschappij onderwerpen. Als wij de naam Israël aanvaarden, het Israël van
God, dan betekent dat dat wij uitdragen dat God in ons leven heerst. Daarom gaf
God Jakob die naam. Wij zijn de geestelijke kinderen van Israël en Jakob, de
man die zo'n regelaar was, de man die zo intelligent, begaafd en hard werkend
was, moest de les leren dat er één persoon was die hij niet kon manipuleren.
Dat was God. Er was één persoon waarmee hij niet kon twisten, die hij op geen
enkele manier kon verslaan.
De les voor u en mij is dus, gemeente, dat wij onze doelen in het leven
moeten bereiken zonder liegen, zonder stelen, zonder begeren, zonder onze ouders
te beschamen, zonder enige vorm van afgodendienst, zonder het overtreden van
Gods sabbat, zonder enige zonde of opeenvolging van zonden, hetgeen allemaal
gedaan wordt door het uitoefenen van onze eigen wil om te winnen en een voordeel
voor onszelf te behalen. Denk daar eens aan. Is dat niet de reden waarom we
zondigen? We zondigen om voordeel voor onszelf te behalen. We oefenen onze wil
in die richting uit om te krijgen, te beschermen, te bereiken en gebeurtenissen
te manipuleren opdat wij kunnen slagen in het bereiken van onze doelen.
De les die Jakob moest leren, binnen Gods doel wel te verstaan, is dat we
moeten overwinnen door ons aan God te onderwerpen. Het beeld van God kan niet
door zonde worden geschapen. Het beeld van God kan niet worden geschapen door
alleen maar het evangelie van het Koninkrijk van God op intellectuele manier te
geloven en ondertussen door te gaan om de dingen in het algemeen op dezelfde
manier en met dezelfde houding te doen als de wereld. Jakob moest dus leren op
God te vertrouwen en zijn eigen wil te overwinnen! Dat was een strijd voor hem!
En, gemeente, ik denk dat u het wel met me eens bent, dat we kunnen denken dat
we niet zo'n sterke wil hebben, maar dan worden we door onze menselijke natuur
bedrogen. Op sommige gebieden van ons leven hebben we een heel sterke wil om
Gods manier te weerstaan. We worstelen daarmee om ons te onderwerpen.
Ook voor Jakob was dat een worsteling en geestelijk was hij in werkelijkheid
in zijn twisten met zijn medemens aan het worstelen tegen Gods wil. Want Gods
wil voor Jakob was niet dezelfde als Jakobs wil voor Jakob.
Hoe vaak komt dit niet bij ons voor? God voorzag Jakob van een pijnlijke en
vernederende worstelwedstrijd, die Jakob doorstond, maar hij overwon God niet.
In één opzicht won Jakob wel, omdat het een belangrijk keerpunt in zijn leven
was. Hij verzette zich niet langer tegen Gods wil. Hij kwam uit die
worstelwedstrijd te voorschijn met het begrip dat God de dingen in het leven
regelt en dat Jakob, als hij deel wilde uitmaken van Gods Koninkrijk, zich van
harte, in geloof, moest onderwerpen aan de manier waarop God de dingen doet.
Jakob had niet de overhand op God, maar hij had de overhand met God,
omdat hij de overhand kreeg op zijn eigen wil. Hij overwon zichzelf. Dat
gebeurde allemaal binnen datgene waarin God voorzag: een worstelwedstrijd. De
belangrijkste les hieruit is, als we Jakobs leven en karakter combineren met die
worstelwedstrijd waarin God voorzag, dat niemand, zelfs niet iemand die door God
zo werd bemind als Jakob, in Gods Koninkrijk zal zijn en zijn eigen gang zal
kunnen gaan om de dingen van het leven onder controle te hebben. God regelt de
dingen van het leven. God is de Schepper. God weet het doel dat Hij met ons
voorheeft, veel beter dan wij zelfs ook maar kunnen gissen. Als we naar Zijn
beeld zullen worden, dan moeten we ons leren onderwerpen.
Nu we echt met deze preek gaan beginnen, gaan we het centrale punt uit Jakobs
worstelervaring overbrengen naar twee andere toepassingen. Zo'n 800 jaar na die
worstelwedstrijd met Jakob, inspireert God Hosea om de lessen daarvan in een
andere situatie toe te passen. Laten we dus Hosea opslaan en gaan lezen in
hoofdstuk 12. Ik zal dit twee keer door lezen. Ik heb graag dat u meeleest. We
lezen heel hoofdstuk 12 eerst vanuit de NBG en daarna lezen we het nog eens,
maar dan uit Het Boek, omdat ik vind dat de vertaler daarvan op treffende manier
de essentie heeft samengevat van wat daar wordt gezegd. Maar eerst lezen we dus
de NBG.
Hosea 12:1 Met leugen heeft Efraïm Mij omringd, met bedrog het
huis Israëls terwijl Juda zich voortdurend bandeloos gedraagt tegenover
God en tegenover de Hoogheilige, die getrouw is. 2 Efraïm weidt wind,
en jaagt de gehele dag de oostenwind na, het vermeerdert leugen en
verwoesting. Zij sluiten een verbond met Assur, en er wordt olie naar Egypte
gebracht. 3 De HERE heeft een rechtsgeding met Juda; Hij gaat Jakob
straffen voor zijn wandel, naar zijn daden zal Hij hem vergelden. 4 In
de moederschoot bedroog hij zijn broeder, en in zijn mannelijke kracht
streed hij met God. 5 Hij streed tegen een engel en overwon. Hij weende
en smeekte Hem om genade. Te Betel vond hij Hem, en daar sprak Hij met ons,
6 namelijk de HERE, de God der heerscharen, wiens naam HERE is. 7 Gij
dan, keer tot uw God terug, bewaar liefde en recht en wacht bestendig op uw
God. 8 Kanaän in zijn hand is een bedrieglijke weegschaal,
afpersen is zijn lust. 9 Maar Efraïm zegt: Waarlijk, ik ben rijk
geworden, ik heb mij rijkdom verworven; in al mijn vermogen vindt men bij
mij geen ongerechtigheid die zonde zou zijn. 10 Maar Ik ben de HERE, uw
God, van het land Egypte af. Ik zal u weer doen wonen in tenten als in de
dagen der samenkomst. 11 En Ik zal tot de profeten spreken en Ik zal
veel gezichten geven, en door de dienst van profeten zal Ik in gelijkenissen
spreken. 12 Was Gilead boosheid, zij zijn tot louter niets geworden;
heeft men in Gilgal stieren geofferd, ook hun altaren zullen als steenhopen
worden in de voren van het veld. 13 Jakob vluchtte naar het veld van
Aram, en Israël diende om een vrouw en om een vrouw was hij veehoeder.
14 Door een profeet heeft de HERE Israël uit Egypte gevoerd, en door
een profeet werd het gehoed. 15 Bitter krenkend heeft Efraïm gehandeld,
maar zijn HERE zal zijn bloedschuld op hem doen neerkomen, en hem zijn smaad
vergelden.
Als we over dit hoofdstuk gaan mediteren, het grondig bestuderen, gaan we
inzien dat dit een aanzienlijke verduidelijking is van de worstelwedstrijd in
Genesis 32, doordat dit laat zien dat het evenzeer of zelfs nog in grotere mate
een geestelijke worsteling was dan een fysieke. Het kan helpen te weten dat
Hosea vlak voordat Israël in ballingschap ging, profeteerde en zo'n 140 jaar
voordat Juda ook in ballingschap ging. Hosea en Amos blijken in dezelfde tijd te
hebben opgetreden, ze waren tijdgenoten. Amos trad iets eerder op dan Hosea. Het
lijkt er wel op dat Hosea het stokje van Amos overnam, nadat die niet langer
profeteerde. Ze concentreerden zich echter op verschillende onderwerpen. Hosea
heeft geprofeteerd in de jaren 750-740 voor Christus.
We gaan nu dit hoofdstuk lezen vanuit Het Boek.
Hosea 12:1-15 (Het Boek) Israël heeft Mij omringd met leugens en Mij
bedrogen. Maar Juda is weifelachtig tegenover de heilige God, Die Zelf trouw
blijft. 2 Israël hoedt de wind en jaagt de hele dag de droge oostenwind na.
Om hulp te krijgen, geeft zij geschenken aan Assyrië en Egypte, maar in
ruil daarvoor ontvangt zij alleen maar waardeloze beloften. 3 Maar de HERE
gaat ook tegen Juda een proces beginnen. Jacob zal eveneens een terechte
straf krijgen voor zijn wandaden. 4 Bij zijn geboorte vocht hij met zijn
broer en als volwassen man streed hij tegen God. 5 Ja, hij worstelde met de
Engel en won. Onder tranen smeekte hij Hem om Zijn zegen. Daar in Bethel
heeft hij God ontmoet. En God sprak met hem. 6 De HERE, de God van de
hemelse legers, Die HERE heet, sprak met hem. 7 Ga toch terug naar God. Laat
uw leven leiden door het principe van de liefde en rechtvaardigheid. En
verwacht altijd veel van Hem, Die uw God is. 8 Maar, nee, mijn volk gedraagt
zich als een slimme handelaar, die valse gewichten gebruikt. Afpersen is hun
lust en leven. 9 Israël verklaart trots: 'Kijk eens hoe rijk ik ben!
Allemaal eigenhandig verdiend!' Maar rijkdom kan geen tegenwicht vormen
voor uw zonden. 10 Ik ben dezelfde HERE, dezelfde God Die u verloste uit de
slavernij in Egypte. En Ik zal u weer in tenten laten wonen, zoals u elk
jaar doet tijdens het Loofhuttenfeest. 11 Ik stuurde mijn profeten om u te
waarschuwen door visioenen en gelijkenissen. 12 Maar de zonde van Gilgal
tiert nog welig. Lange rijen altaren, opgesteld als voren in een veld,
worden gebruikt om te offeren aan de afgoden. En ook Gilead is vol dwazen,
die afgoden aanbidden. 13 Jakob vluchtte naar Syrië en kreeg zijn vrouw
door te werken als schapenhoeder. 14 Daarna leidde de HERE Zijn volk uit
Egypte door een profeet die hen aanvoerde en beschermde. 15 Israël heeft de
HERE diep gekrenkt en daarom zal de HERE haar bloedschuld niet wegnemen, als
vergelding voor haar zonden.
We gaan nog eens door dit hoofdstuk, maar nu gedetailleerd, vers na vers.
Terwijl we dat doen moeten we eraan denken hoe de ervaringen van de mens Jakob
parallel liepen aan die van de natie Jakob, want daar vestigt God hier onze
aandacht op. Jakob en zijn nakomelingen, want zijn nakomelingen gedroegen zich
net als Jakob. De appel valt niet ver van de boom. Zo vader, zo zoon. We moeten
dus de vraag stellen: Zal Israël doen zoals Jakob deed? Dat zullen we zien.
Hosea 12:1 Met leugen heeft Efraïm Mij omringd, met bedrog het
huis Israëls terwijl Juda zich voortdurend bandeloos gedraagt tegenover
God en tegenover de Hoogheilige, die getrouw is.
God zegt dat de natie Israël Hem omringt met leugens en bedrog. Denk eens
aan de mens Jakob. Het was hem niet te min om een sluwe, manipulerende leugenaar
te zijn om te krijgen wat hij hebben wilde. Hij wist munt te slaan uit een
situatie waarin Esau niet op zijn best was en na een tocht door de wijde
omgeving een vreselijke honger had, op sterven na dood was. Jakob sloeg munt uit
die situatie en slaagde erin hem het geboorterecht te ontnemen. Later was het
hem ook niet te min om samen met zijn moeder te liegen om de zegen die voor Esau
was bestemd, te bemachtigen door zijn eigen vader te bedriegen. Is het mogelijk
dat Israël in sterke mate op dezelfde manier handelde?
Hosea 12:2 Efraïm weidt wind, en jaagt de gehele dag de oostenwind
na, het vermeerdert leugen en verwoesting. Zij sluiten een verbond met Assur,
en er wordt olie naar Egypte gebracht.
Ik wil hier even aan de orde stellen dat we hier kunnen terugdenken aan
Darryls preek van vorige week, omdat die hier van toepassing is. Hij trok toen
de analogie, dat Israël een type was van de Worldwide Church of God en Juda een
type van de afsplitsingen. Met alles wat we momenteel zien, kunnen we
concluderen dat de WCG het diepe is ingegaan, net als Israël. Juda is echter
nog getrouw, maar heeft te maken met tal van problemen. In een preek van
ongeveer een maand geleden liet Darryl zien dat Efraïm ook op twee manieren kan
worden gebruikt. Het is de naam [de codenaam] die God soms gebruikt voor de tien
noordelijke stammen, maar op andere momenten gebruikt God Efraïm in feite om de
kerk aan te duiden. Deze typen zijn op verschillende manieren van toepassing.
Direct op het eerste gezicht zien we dus een duidelijke waarschuwing dat wat
Israël, de natie, deed even nutteloos was als te proberen de wind te weiden en
te beheersen. Kan iemand dat? God zegt in feite dat dat ronduit gevaarlijk is,
omdat de wind die God gebruikt om te illustreren, een heel warme, droge sirocco
wind is die met grote snelheden vanuit de woestijn waait. Sommigen van ons in
het zuiden van Californië zijn bekend met Santa Anna. Deze wind lijkt op Santa
Anna, de wind die soms vanuit de woestijn met orkaankracht waait en soms zelfs
tornado's teweegbrengt. Kunnen wij ons een mens of een natie voorstellen die
probeert de wind onder controle te houden? Zo ernstig was de situatie in Israël
geworden. Wat zij probeerden te doen was zo vervuld van zonde, dat het werd
vergeleken met het pogen om de wind onder controle te houden. Niemand kan dat.
Hosea 12:3 De HERE heeft een rechtsgeding met Juda [een type van
de afsplitsingen]; Hij gaat Jakob straffen voor zijn wandel, naar zijn daden
zal Hij hem vergelden.
Jakob was toen al dood, maar hier wordt Jakob gebruikt in referentie naar
Israël, de noordelijke tien stammen. Zij droegen die naam. De natie Juda droeg
de naam van Juda, de voorvader van David. De noordelijke tien stammen droegen de
naam van Israël, Jakob, de vader. We zien dus in dit vers dat ze allebei worden
aangesproken, zowel Juda als Israël. Juda wordt aangesproken via de naam Juda
en Israël via de naam Jakob. Hij laat hier zien dat God een rechtsgeding heeft
met de afsplitsingen. De manier waarop dit wordt omschreven duidt erop dat Gods
rechtsgeding met de afsplitsingen, Juda, niet zo ernstig was als dat met Israël.
Voor wat betreft Israël, Jakob, de noordelijke tien stammen, heeft Hij namelijk
behalve een rechtsgeding ook straffen in gedachten.
Hosea 12:4 In de moederschoot bedroog hij zijn broeder, en in zijn
mannelijke kracht streed hij met God.
Laten we nog even terug gaan naar vers 3, want mijn oog viel op een notitie
die ik heb overgeslagen. En wel dat de details van wat God tegen Israël had
niet dezelfde zijn als die tegen Juda. Jakob, Israël, speelde een gevaarlijk
spel voor de zonen van God, zij die een verbond met God hadden gesloten. Ze
zouden zo'n spel niet moeten spelen. Ze behoorden beter te weten dan te leven en
te handelen op de manier die ze deden. Het volk leefde in sterke mate zoals
Jakob had geleefd; ze probeerden hun eigen bestemming onder controle te houden
door bedrieglijk manipuleren en, zoals zij het zagen, het voorzichtig toepassen
van diplomatieke, economische en militaire macht. Bedenk dat we het hebben over
een natie aan de ene kant en een individu aan de andere kant. Het individu,
Jakob, is een type van de gehele natie, daarom worden Assyrië en Egypte genoemd.
De handelingen van een natie, het uitoefenen van diplomatieke, economische en
militaire macht, werd niet gedaan op de manier waarop God wilde dat ze het
zouden doen.
Nogmaals, breng dit in verband met de worsteling die God in Genesis 32 had
met de mens Jakob. God had een dubbel doel in gedachten met waar Hij daar voor
Jakob in voorzag. Hij wilde Jakob een lesje geven voor alles wat hij in zijn
leven had gedaan en tegelijkertijd een gebrek in Jakobs karakter repareren.
We gaan nu echt beginnen aan vers 4.
Hosea 12:4 In de moederschoot bedroog hij zijn broeder, en in zijn
mannelijke kracht streed hij met God.
Dit vers moet wat worden aangepast daar het de subtiele indruk geeft dat
Jakob God overwon en als winnaar uit de worstelwedstrijd te voorschijn kwam.
Maar nogmaals, als we dat woord "de overhand hebben" in Strong
opzoeken, zien we dat het verscheidene betekenissen heeft. Wat Jakob deed was
dat hij met de engel of met God streed en volhield. Dat is één van de
betekenissen van dat woord. Wat Jakob deed, wordt hier de Israëlieten
voorgehouden als iets dat hem positief wordt toegerekend. Herinnert u zich nog
wat ik eerder zei? Dat was een belangrijk keerpunt in het leven van Jakob. God
kijkt daar op terug. Hij wordt in dit geval aangehaald als een voorbeeld dat de
natie zou moeten volgen, omdat ze, of ze het nu beseften of niet, dezelfde weg
gingen als die Jakob destijds ging. Zij worstelden met Gods wil voor hen en dat
uitte zich in het patroon dat ze voortdurend zondigden.
Jakob kwam uit deze ontmoeting met God als een veel beter mens te voorschijn.
Maar het was nog maar de vraag of Israël er beter uit te voorschijn zou komen.
Jakob kwam schijnbaar als overwinnaar uit zijn worstelwedstrijd te voorschijn,
maar hoe?
Hosea 12:5 Hij streed tegen een engel en overwon. Hij weende en
smeekte Hem om genade. Te Betel vond hij Hem, en daar sprak Hij met ons.
Onder tranen smeken. Dringend vragen en pleiten zijn niet de handelingen van
iemand die overwint. Het is duidelijk dat Jakob de worstelwedstrijd met God
verloor en werd overwonnen. Wat we hier zien zijn de handelingen van iemand die
zich bekeert. In die worstelwedstrijd bekeerde Jakob zich! Hij begreep
waarom God met hem twistte, omdat hij zich niet onderwierp! Hij smeekte hier
onder tranen om vergeving. In dit opzicht had Jakob zijn overwinning, want God
vergaf hem!
De natie Israël werd dus Jakobs voorbeeld voorgehouden, hoe hij schijnbaar
tenslotte met God won. Jakob had de overhand, maar niet op God. Hij had de
overhand mèt God omdat Jakob de overhand over zichzelf kreeg, hij kreeg de
overhand op zijn eigen wil door zichzelf te vernederen en zich te bekeren. Hij
won door zich te bekeren, door zich te onderwerpen. God zegt hun dus: "Waarom
doen jullie niet als Jakob en bekeren jullie je niet. Jullie spelen een
gevaarlijk spel, net als Jakob destijds." Jakob leerde een bittere en
vernederende les; God gaf hem een blijvende herinnering door Jakobs heup te
ontwrichten en zijn naam in Israël te veranderen. Jakob droeg de rest van zijn
leven die herinnering aan zijn verlies en ook de herinnering aan zijn
overwinning met zich mee. Hij verloor de worstelwedstrijd en God ontwrichtte
zijn heup, opdat hij altijd nederig zou blijven; hij liep daarna nooit meer
normaal. Iedere stap die hij daarna in zijn leven zette, was een herinnering aan
wat er gebeurde tijdens de worsteling met God. Ook zijn naam werd veranderd om
hem er voortdurend aan te herinneren dat God regeert, niet Jakob! God regelt de
dingen in het leven van Zijn kinderen. God geeft de bevelen. God regelt de zaken
in het leven van Zijn uitverkorenen.
Terug naar vers 5, want ik wil de verandering in voornaamwoorden onder de
aandacht brengen.
Hosea 12:5 Hij streed tegen een engel en overwon. Hij weende en
smeekte Hem [de engel] om genade. Te Betel vond hij [Jakob] Hem, en daar
sprak Hij met ONS.
Waren Jakobs nakomelingen daar in Betel waar God Zich aan Jakob openbaarde?
Zij waren niet daar. Zij waren nog steeds in Jakobs lendenen. Maar ik wil dit
onder de aandacht brengen, omdat we hier te maken hebben met een belangrijk
principe van interpretatie van de Bijbel, dat het mogelijk maakt dat de Bijbel
voor alle tijden van toepassing is op de kinderen van Jakob. God zegt door
Hosea, dat hetgeen Hij destijds tegen Jakob zei, ook van toepassing is op de
kinderen van Jakob.
Houdt uw vinger hier bij Hosea, want we komen hier terug, maar we gaan nu
eerst naar Genesis 28.
Genesis 28:13 En zie, de HERE stond bovenaan en zeide: Ik ben de
HERE, de God van uw vader Abraham en de God van Isaak; het land, waarop gij
ligt, zal Ik aan u en aan uw nageslacht geven.
Dat is zo duidelijk. God spreekt daar tot ons, niet alleen maar tot de
kinderen Israëls in de dagen van Hosea, omdat wij in geestelijk opzicht de
kinderen van Jakob, Israël, zijn. Hij spreekt daar tot u en mij.
Genesis 28:14-15 En uw nageslacht zal zijn als het stof der aarde, en
gij zult u uitbreiden naar het westen, oosten, noorden en zuiden, en met u
en met uw nageslacht zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.
15 En zie, Ik ben met u en Ik zal u behoeden overal waar gij gaat, en
Ik zal u wederbrengen naar dit land, want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik
gedaan heb wat Ik u heb toegezegd.
Dat was toen van toepassing op Israël en het is ook van toepassing op ons in
deze tijd. Daarom veranderde Hosea de voornaamwoorden. God is getrouw in de
manier waarop Hij handelt met degenen met wie Hij het verbond sluit. Dat is de
enige manier waarop de Bijbel op een consistente manier op alle mensen door alle
tijden heen kan worden toegepast. Jakob was de uitverkorene van God. De natie
Israël, Jakobs fysieke nakomelingen, waren Gods uitverkorenen onder de termen
van het oude verbond en wij zijn de geestelijk uitverkoren nakomelingen van
Jakob. Weer terug naar Hosea.
Hosea 12:6 (Statenvertaling) Namelijk, de HEERE, de God der
heirscharen; HEERE is Zijn gedenknaam.
U herinnert zich nog wel dat Jakob aan het einde van die worstelwedstrijd de
engel om zijn naam vroeg. Hosea maakt u en mij hier duidelijk dat Gods naam Zijn
gedenknaam [gedenkteken] is. Een gedenkteken wordt opgericht ter ere van iemand
of van een gebeurtenis die belangrijk is, opdat de natie nooit zal vergeten wat
die persoon of die gebeurtenis heeft betekent voor hen die daarna leven.
Wij hebben een gedenkteken voor Lincoln, voor Jefferson en voor Washington.
Er is ook een gedenkteken voor Vietnam. We hebben ook een gedenkteken voor de
mariniers die de vlag plantten op Iwo Jima. Er zijn straten naar mensen genoemd.
Zo is er in bijna elke stad van de Verenigde Staten wel een Martin Luther King
straat, boulevard of avenue. We gedenken Martin Luther King. Maar met God is
Zijn naam Zijn gedenkteken. Het gaat daarbij niet om de fonetische
uitspraak. Het gaat er niet om hoe het woord dat Hem identificeert klinkt, het
gaat daarbij om de betekenis van de naam. Hij is de Almachtige God, de
HERE, de God der heerscharen en geen enkele nietige Israëliet zal van Hem
kunnen winnen. Jakob moest die les leren. Hij moest leren dat we ons hebben te
onderwerpen aan de HERE God, de Almachtige.
Wilde Israël zich onderwerpen? In vers 7, nadat hij heeft gezegd: "Namelijk,
de HEERE, de God der heirscharen; HEERE is Zijn gedenknaam", nadat hij de
aandacht heeft gevestigd op de macht die inherent verbonden is met Zijn naam,
lezen we:
Hosea 12:7 Gij dan, keer tot uw God terug [want dat deed Jakob, hij
keerde terug tot God], bewaar liefde en recht en wacht bestendig op uw God.
We treffen hier twee grote gebieden aan waarop ze zich moesten bekeren. De
NBG is hier niet echt duidelijk in zijn vertaling. Het zou beter zijn geweest
als de vertaling had geluid "trouw en rechtvaardigheid" in plaats van
"liefde en recht". Trouw aan het verbond en rechtvaardigheid (duidend
op een faire, rechtvaardige manier van omgang met anderen). Het kan ook vertaald
worden met "goedheid en rechtvaardigheid". Natuurlijk omvat liefde het
houden van de geboden en het op rechtvaardige manier handelen. We hebben het al
kort en algemeen gehad over enkele van de dingen die zij deden. Maar hun
agressieve en twistzieke houding wordt hier opnieuw naar voren gebracht, als hun
wordt gezegd "wacht bestendig op uw God". Hosea zegt hun dat ze God de
gelegenheid moeten geven hen te zegenen, in plaats van dat ze het zelf proberen
te bereiken door sluwe plannen en het zich toeëigenen van de dingen van anderen.
Jakob deed het op die manier en Israël deed het ook op die manier. Misschien is
het ook wel goed om hier eens in een moderne samenhang over na te denken.
De Verenigde Staten zijn nooit militair ten oorlog getrokken om andere naties
aan zich te onderwerpen. Maar we hebben economische oorlogen gevoerd waarbij we
de macht van onze door God gegeven rijkdom hebben gebruikt om andere naties
economisch aan ons te onderwerpen zodat zij als gevolg daarvan economisch van
ons afhankelijk zijn. We zien hier dat God dat helemaal niet op prijs stelt. Wij
gebruiken de rijkdommen waarmee Hij ons heeft gezegend op een totaal verkeerde
manier. Vers 8 laat ons dat duidelijk zien.
Hosea 12:8 Kanaän [dit woord betekent koopman en doelt op het volk
Israël] in zijn hand is een bedrieglijke weegschaal, afpersen is zijn
lust.
Net als Jakob waren de Israëlieten sluwe kooplieden, die rijk werden door
leugen en bedrog. Israëls handelen met andere naties was doortrokken van bedrog.
Kort samengevat, ze overtraden de geboden. Ze waren heel goed in het vinden van
de mazen in hun contractuele verplichtingen. Ze waren er heel goed in om tot het
uiterste te gaan en nog net binnen de grenzen van de wet te blijven. Ze wisten
heel goed hoe ze hun economische macht moesten gebruiken om anderen te
intimideren. Ze waren heel goed in het herdefiniëren van de algemeen
geaccepteerde betekenis van woorden om bedrieglijk hun eigen gang te gaan.
Hosea 12:9 Maar Efraïm zegt: Waarlijk, ik ben rijk geworden, ik heb
mij rijkdom verworven; in al mijn vermogen vindt men bij mij geen
ongerechtigheid die zonde zou zijn.
Door hun onbetrouwbare manieren van zakendoen waren ze rijk geworden. Zij
oordeelden dat hun rijkdom blijk gaf van Gods zegen en dus vonden ze zichzelf
zonder schuld en dat ze geen enkele vorm van straf verdienden. Ze dachten dat ze
volledig voor zichzelf konden zorgen en dat ze God niet nodig hadden. Gemeente,
zien we een herhaling van wat eerder gebeurde? Zoals ik reeds zei, de appel valt
niet ver van de boom.
Hosea 12:10-12 Maar Ik ben de HERE, uw God, van het land Egypte af.
Ik zal u weer doen wonen in tenten als in de dagen der samenkomst.
11 En Ik zal tot de profeten spreken en Ik zal veel gezichten geven, en
door de dienst van profeten zal Ik in gelijkenissen spreken. 12 Was
Gilead boosheid, zij zijn tot louter niets geworden; heeft men in Gilgal
stieren geofferd, ook hun altaren zullen als steenhopen worden in de voren
van het veld.
Weet u wat God hier doet? Hij herinnert Israël eraan dat Hij hun God is
geweest sinds ze uit Egypte kwamen, dat Hij hun gehele geschiedenis kent en dat
het nodig is dat ze worden herinnerd aan wat er in Deuteronomium 8:10-20 staat.
Weet u wat daar staat? Houdt uw vinger bij Hosea en laten we naar Deuteronomium
8 gaan. Weet u, een van de wonderlijke dingen met David was, dat God zei dat hij
een man was naar Zijn hart. We kunnen veel van de dingen die David zei, lezen en
alhoewel hij de koning van Israël was, tot grote hoogte was verheven, vergat
David nooit waar hij vandaan kwam. Hij wist dat hij van heel nederige komaf was
en dat hij de positie die hij had verkregen, te danken had aan Gods zegen en hij
waardeerde dat op nederige wijze.
Deuteronomium 8:10 Gij zult eten en verzadigd worden en de HERE,
uw God, prijzen om het goede land dat Hij u gaf.
Denk hier eens aan in termen van wat Paulus de Corinthiërs voorhield, toen
hij zei: "Wat hebt gij, dat u niet gegeven is?" Efraïm zei: "Ik
ben zonder zonde. Mijn rijkdommen zijn het bewijs dat God me zegent. U zult geen
ongerechtigheid bij mij vinden." Wat een verschil.
Deuteronomium 8:11 Neem u ervoor in acht, dat gij de HERE, uw God,
niet vergeet door zijn geboden, zijn verordeningen en zijn inzettingen, die
ik u heden opleg, te verwaarlozen [die hadden ze echt vergeten
bedrieglijke, onbetrouwbare manieren van zaken doen], 12 opdat, wanneer
gij eet en verzadigd wordt, goede huizen bouwt en die bewoont, 13 uw
runderen en kleinvee zich vermenigvuldigen en uw zilver en goud zich
vermeerderen, ja, al wat gij hebt, zich vermeerdert, 14 uw hart zich
niet verheffe [had Israël zijn hart verheven?], en gij de HERE, uw God,
vergeet [God zegt: "Wacht eens even, Israël. Ik heb u gekend reeds
voor u uit Egypte kwam"], die u uit het land Egypte, uit het diensthuis,
geleid heeft, 15 die u deed gaan door de grote en vreselijke woestijn,
met vurige slangen en schorpioenen en dorstig land zonder water; die uit de
harde rots voor u water te voorschijn deed komen, 16 die u in de
woestijn met het manna voedde, dat uw vaderen niet gekend hebben, om u te
verootmoedigen, u op de proef te stellen en u ten laatste wèl te doen.
17 Zeg dan niet bij uzelf: mijn kracht en de sterkte mijner hand heeft
mij dit vermogen verworven. [Dat staat nu precies in Hosea 12.] 18 Maar
gij zult aan de HERE, uw God, denken, want Hij is het, die u kracht geeft om
vermogen te verwerven, ten einde het verbond gestand te doen, dat Hij uw
vaderen gezworen heeft zoals dit heden het geval is. 19 Maar het
zal geschieden, indien gij de HERE, uw God, te enen male vergeet en andere
goden achterna loopt, hen dient en u voor hen nederbuigt ik betuig heden
tegen u, dat gij voorzeker zult omkomen; 20 evenals de volken, die de
HERE doet omkomen om uwentwil, zult ook gij omkomen, omdat gij naar de stem
van de HERE, uw God, niet wildet luisteren.
Weer terug naar Hosea 12. Hij waarschuwt hen, daar ze Hem in hun welvaart
vergeten, dat Hij hen opnieuw in tenten zal doen wonen. Dat betekent ontberingen
lijden, de trots van hun macht breken, hen over de gehele aarde verstrooien. Hij
herinnert hen eraan dat Hij de ene profeet na de andere gezonden heeft om hen te
waarschuwen om op hun wegen terug te keren, maar ze bleven halsstarrig doorgaan
met hun talrijke afgoderijen.
Hosea 12:13-15 Jakob vluchtte naar het veld van Aram, en Israël
diende om een vrouw en om een vrouw was hij veehoeder. 14 Door een
profeet heeft de HERE Israël uit Egypte gevoerd, en door een profeet werd
het gehoed. 15 Bitter krenkend heeft Efraïm gehandeld, maar zijn HERE zal
zijn bloedschuld op hem doen neerkomen, en hem zijn smaad vergelden.
God komt hier alweer terug op Jakobs ervaringen door te refereren naar de
ontberingen die hij leed, waarna er weer gerefereerd wordt naar de ontberingen
van de slavernij in Egypte. Het ging erom hen eraan te herinneren dat die
ervaringen niet moesten worden vergeten, dat ze dienden als herinnering om hun
ijdelheid binnen de perken te houden en hun nederige komaf niet te vergeten en
om nederig te blijven.
Ik zei aan het begin dat Hosea, niet al te ver voorafgaande aan hun
ballingschap, tegen Israël, de tien noordelijke stammen, profeteerde. Maar in
plaats van zich te bekeren, werd Israël almaar slechter en daarom zou God hun
de rekening voor hun zonden tegen Hem laten betalen en zouden ze opnieuw
vernederd worden door heel pijnlijke ontberingen.
Nu moeten we tot de uiteindelijk conclusie komen. God verweeft de
geschiedenis van de mens Jakob met Zijn (Gods) latere rechtsgeding tegen de
natie die uit Jakob voortkwam. Ter verdediging van Jakob wil ik aanvoeren dat
hij lang zo slecht niet was als zijn nakomelingen. Wat Jakob betreft kwam het
erop neer, dat hij lang niet zo goed was als God wel wilde. Het ging om "aan
wie veel is gegeven, van hem wordt veel verlangd". Jakob voldeed niet aan
de verwachtingen die samenhingen met wat hem gegeven was. Maar hij is een
schitterend voorbeeld voor hen, in hun tijd, maar ook voor Israël in onze tijd,
omdat ik denk dat gemakkelijk kan worden aangetoond dat het Israël van vandaag
dezelfde weg begaat als het oude Israël, misschien nog wel veel erger. Het
Israël van toen ging in ballingschap. Het Israël van deze tijd geeft evenmin
tekenen van bekering als het oude Israël. Zij deden niet wat Jakob deed. Dus
wijst alles erop dat het Israël van vandaag in ballingschap zal gaan.
Ik denk dat dit een mooi punt is om te eindigen. De volgende stap die ik wil
nemen is dit rechtstreeks van toepassing te brengen op de kerk van vandaag,
omdat het heel duidelijk slaat op alles wat er binnen het grotere geheel van de
kerk van God plaatsvindt. Als ik daar nu aan begin, gaat dat voor vandaag veel
te lang duren. Dus, zo God wil, zullen we volgende week daarmee beginnen in het
volgende deel van de serie preken over "Gods voorzienigheid".
|