|
Sermon: Gods voorzienigheid (Deel 6)
#383NL
John W. Ritenbaugh
Given 06-Mar-99
summary: In dit zesde deel van de serie over Gods voorzienigheid benadrukt John Ritenbaugh dat een geestelijke Israëliet, naar het voorbeeld van Jakob, een metamorfose ondergaat waarin zijn eigen koppige, zelfgerichte wil wordt gebroken, zodat Gods scheppende werk in hem tot een goed einde kan worden gebracht. Abraham, wiens naam ook op trouw duidt, leerde door angstaanjagende dilemma's waarin je menselijkerwijs geen kant uit kon, te wandelen in geloof in plaats van bij wat hij zag, waarbij hij zorgvuldig berekeningen maakte op basis van zijn voorgaande en voortdurende relatie met God. Op dezelfde manier leidt God in deze tijd als de Meesterleraar Zijn studenten op een zorgvuldige en methodische manier naar hogere niveaus van begrip en vertrouwen. We moeten toewijding aan God beoefenen (geloof, trouw en aanbidding) op elk gebied van ons leven: zowel huwelijks-, werk- en menselijke relaties, waardoor een gepantserd geloof wordt gekoppeld aan concrete werken van gehoorzaamheid.
transcript:
Vandaag breng ik deel 6 van de serie over Gods voorzienigheid. Hopelijk lukt
het me om verder te gaan, waar ik drie weken geleden met Jakobs leven ophield.
We kunnen heel wat van hem leren, maar het belangrijkste is wel dat zijn leven
laat zien, dat God de zaken in het leven regelt. Jakob had er heel wat moeite
mee om die les te leren.
Israël betekent "God heeft de overhand". Jakob zette anderen naar
zijn hand, maar hij kon God niet naar zijn hand zetten. Er was een
worstelwedstrijd met God voor nodig om Jakob uiteindelijk die les te doen leren.
Het is ook belangrijk te begrijpen, dat alhoewel Jakob fysiek sterk was (in veel
opzichten had hij talenten), hij evenals de meesten van ons werd aangedreven
door wat hij vreesde in plaats van door zijn sterke kanten. Hij was bang om uit
geloof te leven. Hij was bang dat als hij niet deed wat hij wilde, hij niet zou
krijgen wat hij uit het leven wilde verkrijgen. Zijn wil was bij tijden heel
werelds. Hij was blind voor de geestelijke implicaties van wat hij deed. Zijn
visie op waar hij met zijn leven op af stevende, was vaag.
Ik kan me herinneren, hoe in één van de preken in deze serie, Het Boek de
essentie van Gods rechtsgeding met Israël goed samenvatte. Dat staat in Hosea
12, de verzen 6 en 7. We gaan deze verzen nu eerst lezen uit de NBG en dan een
deel ervan uit Het Boek.
Hosea 12:6-7 ..., namelijk de HERE, de God der heerscharen, wiens
naam HERE is. 7 Gij dan, keer tot uw God terug, bewaar liefde en recht en
wacht bestendig op uw God.
Hosea 12:7b (Het Boek) Laat uw leven leiden door het principe van de
liefde en rechtvaardigheid. En verwacht altijd veel van Hem, Die uw God is.
Dat moest Jakob leren. In allerlei situaties bleef hij voortdurend anderen
naar zijn hand zetten door hen te dwingen naar zijn wil te handelen, in plaats
van geduldig te wachten op God, dat Die de strijd voor hem zou strijden. Hij
gebruikte in plaats daarvan de grote talenten die God hem had gegeven. Soms was
dat zijn fysieke kracht. Soms was het zijn intelligentie en manipuleerde hij de
mensen op bedrieglijke wijze om er zeker van te zijn dat hij kreeg wat hij uit
het leven wilde halen.
Dat is voor ons een moeilijke les om te leren. Kunnen wij wachten totdat God
ons zegent? Kunnen wij wachten totdat Hij in actie komt? Begrijpen we echt de
essentie van dit punt, dat God de dingen in het leven regelt en dat Hij Zijn wil
voor ons in gedachten heeft? Waar Hij ons leven heen leidt, kan ietwat anders
zijn dan waar wij denken heen te moeten gaan. Soms is die weg zwaar. Het is soms
beangstigend om uit geloof te leven. Dat maakte deel uit van Jakobs probleem.
Hij werd, evenals wij allemaal, aangedreven door zijn angsten. Zijn sterkte was
God, maar het kostte hem heel wat tijd om die les te leren.
Met andere woorden God zegt hier: "Hou op met het voor jezelf nemen en
verwerven door op een zelfgerichte en egoïstische manier de wet te overtreden."
Jakob gebruikte bedrog om te krijgen wat hij hebben wilde. Hij trok voordeel uit
andermans zwakke momenten, zoals hij dat bij Esau deed.
Het wonderlijke in dit alles is dat God nooit Zijn geduld met Jakob verloor.
God bleef met hem werken om hem uiteindelijk zover te brengen, dat hij ermee
ophield om met Hem te twisten en te worstelen, zodat hij zijn leven daarna veel
meer dan ooit te voren uit geloof leefde.
Als u bekend bent met de Bijbel is het goed om te begrijpen, dat Jakob de
naam is die geassocieerd is met zijn angsten en zwakheden, toen hij zijn eigen
zaken regelde. Hij maakte alleen maar gebruik van de schitterende talenten die
hij had ontvangen. Maar Israël is de naam die met hem is geassocieerd, toen hij
zich echt aan God had overgegeven. God werd zijn Heerser en hij behoefde Hem
alleen maar te eren, als u het bijbelse gebruik van dit woord eren begrijpt. Hij
behoefde alleen maar te eren door zich aan Hem te onderwerpen.
Dat is misschien wel de belangrijkste les in het leven, als God ons eenmaal
heeft geroepen en we op weg zijn gegaan op onze pelgrimsreis naar het Koninkrijk
van God. Adam en Eva verwierpen Gods heerschappij. Elk van ons heeft de
verantwoordelijkheid gekregen uit geloof te leven en in ons leven tot uiting te
laten komen, dat God ons regeert.
Een geestelijke Israëliet is iemand, wiens wilde, zelfgerichte, koppige wil
is gebroken, zodat Gods scheppende werk kan worden voltooid. Een geestelijke
Israëliet is iemand, die zijn geestelijke en morele armoe inziet. Hij wordt
voor God arm van geest. Hij is iemand die treurt over wat hij is en over zijn
zonden. Hij is zachtmoedig en laat zich in Gods handen vormen.
Gods voorzienigheid voorziet voor ons in de gebeurtenissen waardoor we moeten
leren en ons die les moeten inprenten. God moet door de ervaringen van ons leven
zien dat Hij ons regeert. Dat is het punt waarom het in het leven gaat. Staan
wij God toe ons te regeren, of leiden we een leven van overtreding van Zijn
geboden?
De verstrooiing van de kerk is een verwarrende en soms bittere ervaring voor
ons geweest. Maar als we deze in het juiste perspectief bezien, is het in
werkelijkheid een handeling van genade van Gods kant. Het is voor ons eigen
bestwil. En onder de gegeven omstandigheden is het het beste dat ons kon
overkomen, omdat als we op de weg die we gingen, verder zouden zijn gegaan, we
verloren zouden zijn geraakt. Hij kon niet toestaan dat het zo doorging. In
zekere zin dwongen we God tot handelen door onze houding en door de manier
waarop we leefden. We moeten dit gaan inzien en er positief gebruik van gaan
maken door te doen wat we kunnen om onze relatie met Hem te versterken.
In deze preek gaan we naar een andere gebeurtenis kijken, waarin God voorzag
in het leven van bijbelse hoofdpersonen. Het is een ervaring die één man en
één vrouw hadden, een ervaring die mijn begrip nagenoeg te boven gaat. Ik kan
die ervaring in algemene termen begrijpen, waarom deze op die manier door God
beschikt is, maar aan de andere kant moet ik mijn ethische opvattingen
uitschakelen door terug te vallen op: "Hij is nou eenmaal God en Hij kan
doen wat Hij maar wil."
Ik heb het over waar Abraham, Sara en Isaak doorheen moesten met betrekking
tot Gods bevel Isaak te offeren. Abraham en Sara worden ons voorgehouden als
misschien wel de beste voorbeelden van geloof in God, gedurende een lange
tijdsperiode en onder heel moeilijke, soms extreem moeilijke, omstandigheden. Ik
wil niet zeggen dat ze volmaakt waren. Niemand is dat. Maar ze waren anders dan
Isaak en Jakob. Dat is mijn oordeel. Aan alle personen waaraan in de Bijbel heel
wat aandacht wordt besteed, komen misschien alleen Jozef en Mozes dicht in hun
nabijheid als voorbeelden van geloof over zulke lange tijdsperioden.
Om deze reden zijn er enkele aspecten van onze relatie met God die we van hen
moeten leren. Zij zijn ons als voorbeelden gegeven, om ons in zeker opzicht aan
af te meten. Om te begrijpen waar zij doorheen gingen, moeten we denk ik
beginnen om hieraan te denken in termen van hoe God in die tijd met de mens
communiceerde. Dat was op een heel directe manier. In veel gevallen was dat van
aangezicht tot aangezicht. Zo ging dat ook van tijd tot tijd met Abraham en
Sara.
Vandaag is dat anders. Wij hebben Zijn volledige woord, evenals Zijn geest en
Hij komt ons niet tegen op dezelfde manier als Hij dat hen deed. Het is dus
mogelijk, dat wij dit verhaal lezen zonder dat het de indruk op ons maakt die
het zou hebben als Godzelf voor ons zou staan, om ons te zeggen wat we moesten
doen. Het moet een hele schok voor Abraham en Sara zijn geweest, tenminste dat
stel ik me zo voor. Ik weet dat wij lang niet zo dicht bij God staan als zij
deden.
Maar ik wil dat we daar eens over nadenken. Zij ontvingen dit bevel van een
zeer goede en vertrouwde vriend. Eén die ze in hun tent hadden ontvangen,
terwijl ze heel goed wisten wie Hij was. Ik denk dat dat een diepe indruk op hen
moet hebben gehad.
Bedenk ook, dat vanwege hun nauwe relatie en onze afstandelijke relatie met
God, wij niet in dezelfde mate worden getest. In principe worden we getest, maar
niet in dezelfde mate.
Laten we nu Genesis 22 opslaan.
Genesis 22:1-2 Hierna gebeurde het, dat God Abraham op de proef
stelde. Hij zeide tot hem: Abraham, en deze zeide: Hier ben ik. 2 En Hij
zeide: Neem toch uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, Isaak, en ga naar het
land Moria, en offer hem daar tot een brandoffer op een der bergen die Ik u
noemen zal.
"Uw enige zoon." De nadruk ligt in dit hoofdstuk op enige en op
liefhebben, de enige die gij liefhebt. Ik geloof dat deze woorden Abraham met
een geweldige, emotionele kracht raakten. Hij had nog een zoon, Ismaël, en hij
had een uiterst betrouwbare knecht in Eliëzer, maar Isaak was, evenals Jozef
voor Jakob, zijn oogappel.
Het is opmerkelijk, dat Jakob in zekere zin door iets soortgelijks als
Abraham heen moest. Het was bijna - voorzover het Jakob betrof - alsof Jozef
stierf. Hij dacht dat hij door een wild dier was gedood en een aantal jaren
later weer werd "opgewekt".
Bedenk voor Abraham ook, dat hij hem niet alleen liefhad als een enige zoon,
maar dat hij ook wist dat Isaak het resultaat was van een lang verwacht wonder,
dat tot stand kwam door direct ingrijpen van God. Hij wachtte vijfentwintig jaar
op de vervulling van de belofte door precies dezelfde Persoon Die hem nu
opdracht gaf zijn zoon te gaan offeren. Dit was niet zo iets als het verliezen
van zijn zoon door een ziekte of een ongeluk. Dat kan inderdaad een bitter
verlies zijn, maar dat is te begrijpen, veel meer te begrijpen dan van je
Schepper te horen krijgen dat je je erfgenaam moet doden. Een erfgenaam die je
intens liefhebt. Dit was iets heel moeilijks om mee om te gaan.
Hij wist ook dat Isaak zowel geestelijk als fysiek de menselijke
sleutel was waardoor de beloften die God gegeven had, vervuld zouden worden. En
diezelfde God gaf nu de opdracht om hem welbewust om te brengen.
Wie zou ooit aan Hem als vriend kunnen denken? Iemand die zo liefhebbend en
goed is. Hoe kon een vriend iets vragen dat zo schokkend en verpletterend wreed
was? Iets dat aan alle hoop en dromen die je over hem had een einde maakte.
Genesis 22:3 Toen stond Abraham des morgens vroeg op, zadelde zijn
ezel, en nam twee van zijn knechten met zich, benevens zijn zoon Isaak; hij
kloofde hout voor het brandoffer, begaf zich op weg en ging naar de plaats,
die God hem genoemd had.
Ik geloof dat dit vers hier is toegevoegd om ons te laten weten dat Abraham
hier niet zomaar stoїcijns en fatalistisch,
zonder enig gevoel, doorheen ging. Waarom staat er dat hij 's morgens vroeg
opstond en zijn ezel zadelde en het hout kloofde? Ik wil onder de aandacht
brengen dat Abraham tegen deze tijd aardig oud was, maar nog veel meer,
misschien zelfs nog belangrijker, dat hij een heel rijk man was. Zelfs de
Bijbel noemt hem buitengewoon rijk. Dit vers zegt ons, dat hij vroeg opstond,
zijn ezel zadelde en hout kloofde. Iemand die een leger van
driehonderdenachttien getrainde soldaten op de been kon brengen, moet wel
honderden knechten hebben gehad, die zijn ezel konden zadelen en het hout kloven.
Maar de Bijbel zegt heel specifiek dat deze rijke, oude man het zelf deed.
Waarom? Was dat omdat zijn denken niet tot rust kon komen en hij niet kon
slapen? Stond hij dus vroeg op, omdat zijn gedachten gedurende de gehele nacht
almaar bleven door malen? Kloofde hij het hout en zadelde hij de ezel met de
gedachte, dat als hij zijn geest maar bezig hield, zijn handen bezig hield, dat
hij dan wel in staat zou zijn om over iets anders te denken dan wat er over drie
dagen zou gaan gebeuren?
Heeft iemand van u de film "De Bijbel" gezien? Tijdens het maken
van de film kwamen ze bij dit vers en ik geloof niet dat ze het helemaal bij het
juiste eind hadden, in de manier waarop ze dit uitbeeldden. Zij beeldden Abraham
uit als boos en zijn vuist schuddend tegen God terwijl hij op weg was. Ik geloof
dat ze de essentie van zijn denken vastlegden, in de zin dat hij ongetwijfeld in
een toestand verkeerde van geweldige mentale en emotionele spanningen. Maar ik
geloof niet dat hij boos was op God. Het is mogelijk om onder heel wat spanning
te staan en te beseffen dat je iets moet doen dat erg onaangenaam is en toch
tezelfdertijd niet boos te worden. Maar een emotioneel tumult was er inderdaad.
Hoe dacht Isaak over dit alles? Ik ben er vrij zeker van dat Abraham en Isaak
geen drie dagen op de rug van een ezel doorbrachten met over het weer te praten.
Bijna elk gesprek tussen zulke nauw verwante mensen, die elkaar intens
liefhadden, die deel uitmaakten van een gemeenschappelijke huishouding en die
samen hun werk deden, moet betrekking hebben gehad op onderwerpen die een
verleden, een heden en een toekomst voor hen hadden.
Wat voor gevoelens zou Abraham hebben gehad met betrekking tot Isaak en in
het bijzonder Isaaks toekomst en de relatie die hij en Sara dan zouden kunnen
hebben met degene die ze zo intens liefhadden? Wat zouden wij tegen onze zoon
zeggen, onze enige zoon, die we op een bijzondere manier liefhebben, zonder het
volledige plaatje te laten zien van wat er binnen zeer korte tijd zou kunnen
gebeuren?
We kijken hier naar het toepassen van de vrije wil binnen de dingen waarin
God voorziet. Dit wordt versterkt door geloof binnen het framewerk van Gods
grote overkoepelende plan om Zichzelf in ons te reproduceren, maar het zou ook
kunnen zijn dat de hoofdpersoon, Abraham, dit als een geweldig wrede ramp zou
kunnen beschouwen.
Als we het algemene begrip van het woord voorzienig toepassen, laten we ons
dan eens afvragen of datgene waarin God voor Abraham en Isaak voorzag, op
Abraham als voorzienig overkwam. Misschien wel, misschien niet, maar in feite
was het het wel.
Genesis 22:5 En Abraham zeide tot zijn knechten: Blijft gij hier met
de ezel, terwijl ik en de jongen daarginds heengaan; wanneer we hebben
aangebeden, zullen wij tot u terugkeren.
We zijn hier op de derde dag en in het verhaal komt Abrahams geloof duidelijk
naar voren. Elk worstelen dat hij met God had gedaan was naar de achtergrond
verdwenen; alhoewel er zonder enige twijfel heel wat emotie overbleef, had hij
zijn besluit genomen. "De jongen en ik zullen terugkeren."
Genesis 22:6-7 Toen nam Abraham het hout voor het brandoffer, legde
het op zijn zoon Isaak en nam vuur en een mes met zich mede. Zo gingen die
beiden tezamen. 7 Toen sprak Isaak tot zijn vader Abraham en zeide: Mijn
vader, en deze zeide: Hier ben ik, mijn zoon. En hij zeide: Hier is het vuur
en het hout, maar waar is het lam ten brandoffer?
We kunnen hier zien dat Isaak niet op de hoogte was gebracht van wat er
gaande was. Ze hadden onderweg dus niet over het offer gepraat.
Genesis 22:8-12 En Abraham zeide: God zal Zichzelf voorzien van een
lam ten brandoffer, mijn zoon. Zo gingen die beiden tezamen. 9 Toen zij aan
de plaats die God hem genoemd had, gekomen waren, bouwde Abraham daar een
altaar, schikte het hout, bond zijn zoon Isaak en legde hem op het altaar
boven op het hout. 10 Daarop strekte Abraham zijn hand uit en nam het mes om
zijn zoon te slachten. 11 Maar de Engel des HEREN riep tot hem van de hemel
en zeide: Abraham, Abraham! En hij zeide: Hier ben ik. 12 En Hij zeide:
Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik, dat
gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden.
In de verzen zes tot twaalf wordt Isaaks geloof in God tot uiting gebracht in
zijn onderwerping aan zijn vader. Dit komt duidelijk naar voren. Op dit punt is
het niet het hoofdpunt van het verhaal. Maar het is wel een belangrijk voorbeeld.
We laten nu Genesis 22 voor wat het is en gaan naar Hebreeën 11, omdat daar
wordt gezegd hoe Abraham in staat was zijn besluit te nemen.
Hebreeën 11:17-19 Door het geloof heeft Abraham, toen hij verzocht
werd, Isaak ten offer gebracht, en hij, die de beloften aanvaard had, wilde
zijn enige zoon offeren, 18 hij, tot wie gezegd was: Door Isaak zal men van
nageslacht van u spreken. Hij heeft overwogen, dat God bij machte was hem
zelfs uit de doden op te wekken, 19 en daaruit heeft hij hem ook bij wijze
van spreken teruggekregen.
In die verzen wordt gezegd hoe hij in staat was te doen wat hij deed door in
gehoorzaamheid God te volgen, ondanks dat alles er voor het oog en de emoties
aan de oppervlakte uitzag als iets slechts, iets kwaads. Jakob (we gaan even
naar hem terug) wordt uitgebeeld als iemand die heel wat te worstelen had om
zijn wil in lijn met die van God te brengen. Abraham wordt uitgebeeld als iemand
die zijn wil onder controle had, ongeacht wat het hem persoonlijk zou kunnen
kosten.
Het woord "overwogen" in vers 18 duidt erop dat het van alle kanten
was bekeken; met alles wat er een rol bij speelde of zou kunnen spelen was
rekening gehouden. Abrahams conclusie was dat God de macht had om op te wekken
en - misschien zelfs nog wel belangrijker - het karakter om Zijn woord, tot
uiting komend in de beloften, te houden.
De macht was niet het punt waar het om draaide. Hij wist wie God was. Maar
zou God het karakter hebben om Zijn woord te houden? God had dat karakter.
Abraham rekende daar op en zo overwon hij zijn gevoelens over hoe de dingen
eruit zagen. Hij gehoorzaamde tot het uiterste en toen kwam God tussenbeide en
redde daarmee Isaaks leven. In Abrahams denken was Isaak al zo goed als dood en
werd hij uit de doden opgewekt.
God leerde hieruit dat Abraham beslist niet leefde bij wat hij zag. Denk er
eens op de volgende manier aan. Ondanks het feit dat het er allemaal uitzag als
een vreselijke ramp, het ergste van alle mogelijke scenario's die men maar kon
bedenken, kende Abraham zijn vriend God echt. Ik bedoel dat hij Hem kende!
Zijn geloof was niet slechts een intellectueel weten over God. Er was zeker
intellect bij betrokken, maar hij kende God als het ware van binnen en
buiten. Hij wist dat God nooit op Zijn beloften zou terugkomen.
Wat gebeurde er dus? Zijn geloof was sterker dan zijn gevoelens en daarom
handelde hij volledig in overeenstemming met Gods bevel.
Denk hier eens aan in deze volgorde. Abraham geloofde God en had God lief, de
God Die hem een zoon had beloofd. Na vele jaren wachten kreeg Abraham zijn
beloofde zoon en hij hield zielsveel van hem. Toen gaf zijn vriend en meester,
God, Abraham de opdracht Isaak te offeren; dit plaatste hem voor een dilemma.
Als Abraham Isaak offerde, zou hij God behouden, maar zijn zoon kwijtraken. Als
hij God niet gehoorzaamde, zou Abraham Isaak behouden, maar God kwijtraken. Een
onmogelijke keus, hoe je het ook wendde of keerde. Het leek erop dat er geen
manier was om daaruit te komen, maar zoals we weten was er een manier. Die
manier was zijn vriend te vertrouwen. Hij kwam tot deze conclusie door te
redeneren op basis van zijn kennen van God, zo koos hij ervoor Gods bevel te
gehoorzamen en Isaak te offeren.
We moeten begrijpen, dat dit niet zo maar een plotselinge, onnadenkende,
gevoelloze handeling was van Abrahams kant. Het was daarentegen een bewuste,
doordachte keus voor een bijna ondenkbare handeling op basis van geloof. Niet
alleen maar een intellectueel geloof, maar een geloof dat stevig verankerd was
in zijn kennen van God.
De andere kant van het plaatje, zoals God er tegenaan keek, is ook een bekend
plaatje. Denk aan datgene wat het boek Job ons te kennen geeft, toen God Satan
uitdaagde om te zien of Jobs geloof en loyaliteit echt waren. Net als met
Abraham, wist God ook hoe Job in elkaar zat.
Wat dan te denken van onze beproevingen? Deze geschiedenis heeft geen
betekenis, tenzij we hem op onszelf kunnen toepassen. Laten we alleen maar het
volgende punt ter harte nemen.
1 Corinthiërs 10:12-13 Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij
niet valle. 13 Gij hebt geen bovenmenselijke verzoeking [beproeving] te
doorstaan. En God is getrouw, die niet zal gedogen, dat gij boven vermogen
verzocht wordt, want Hij zal met de verzoeking ook voor de uitkomst zorgen,
zodat gij ertegen bestand zijt.
Was er uitkomst voor Abraham? Zeer zeker! Maar hij moest daarvoor wel op God
vertrouwen. Worden wij in dezelfde mate als Abraham getest? Ik zei al eerder,
dat wij beslist niet in die mate worden getest, toch moeten we begrijpen dat de
tests die we krijgen een intensiteit hebben die wij kunnen verdragen en
overwinnen. Onze beproevingen en tests van ons geloof zullen ons erg moeilijk
lijken. Misschien zouden ze voor Abraham een peulenschilletje zijn, maar voor
ons zijn ze moeilijk. Moeilijk in de zin dat iemand uit groep acht op school de
tests voor groep drie maar een peulenschilletje vindt. Maar voor iemand uit
groep drie zijn ze knap moeilijk.
Er is hier dus een balans. Deze twee verzen bevatten zowel een waarschuwing
als een bemoediging. De waarschuwing is om niet opgeblazen te worden en de
gebeurtenissen van het leven af te doen als van geen belang. We leren dat God
toeziet, maar niet op een wrede manier. Hij is er niet op uit ons te pakken te
nemen, ons plat te walsen. Hij is er niet op uit ons te straffen. Maar op
dezelfde manier als een onderwijzer toeziet op zijn leerlingen om hen naar een
hoger niveau van begrip en wijsheid te brengen en tot een beter gebruik van wat
er is geleerd, zo kijkt God ook naar ons. Hij beproeft ons en brengt ons
daardoor op een steeds hoger niveau. Hij test ons nooit boven ons vermogen, maar
we worden getest. We moeten niet denken dat waar we in het leven doorheen gaan
niets voorstelt. God kijkt voortdurend toe. Alles waar we doorheen gaan is van
belang voor Hem en zou ook voor ons van belang moeten zijn vanwege Zijn
evaluatie. Hij beoordeelt de manier waarop we reageren op datgene waarin Hij
voorziet.
De bemoediging is Zijn belofte dat Hij ons nooit boven ons vermogen zal
beproeven. We worden dus niet in dezelfde mate getest als Abraham, maar Hij test
ons in die mate waarvan Hij weet dat we het kunnen verdragen en overwinnen.
Ik zie in deze zaal heel wat vaders en moeders. Hoe vaak hebt u uw kinderen
horen zeggen: "Ik kan dat niet. Het is te moeilijk voor me. Ik kan het niet.
Ik kan het niet." Wat zegt u dan tegen uw kind? "Kom op, joh! Ik weet
dat je het kunt." Dat bedoelde ik, toen ik zei dat het wonderlijke met
Jakob was, dat God in Zijn geduld Jakob nooit opgaf. Hij bleef voortdurend met
hem werken, totdat Jakob het uiteindelijk door had! Daarna was hij een ander
mens. Denken wij ook af en toe niet: "Ik heb het door!" Ja, zeer zeker.
Ik geloof dat God daar ook behagen in schept.
Dus aan de ene kant waarschuwt Hij ons. Denk niet dat Hij er niet bij
betrokken is, want dat is Hij wel. Hij geeft daarna een bemoediging, dat Hij ons
zo nauwgezet in de gaten houdt, dat Hij nooit zal toelaten dat het ons boven het
hoofd groeit. Dat vind ik wonderlijk, omdat ik weet, net zoals ik zei over onze
kinderen, dat ik er een handje van heb tegen God te klagen dat het allemaal te
moeilijk is, dat ik het niet kan, dat ik bang ben.
Die angsten zijn menselijk, maar ze moeten worden overwonnen. Ik ben er zeker
van dat toen Abraham daar doorheen ging hij bang was wat de gevolgen van
zijn beslissing zouden zijn. Totdat hij daar op de derde dag aankwam en God ons
laat zien dat zijn besluit vaststond. Hij zou doorgaan ongeacht wat het hem zou
kosten. Dat was de juiste keus.
We kunnen nog veel meer leren van Abrahams ervaringen, omdat zijn ervaring
hier op geen enkele manier los staat van de rest van zijn leven. Abraham leefde,
zoals we zeggen, uit geloof, ongeacht hoe de directe omstandigheden er voor de
zintuigen uitzagen. Vergeet nooit dat God deze hele gebeurtenis tot stand bracht
en dat deze zich over een lange periode ontwikkelde. Zelfs heden ten dage werken
de gevolgen ervan nog na, omdat wij het bestuderen en ervan leren. Het heeft
zijn invloed op ons leven. Wat daar gebeurde, vond niet in een vacuüm plaats.
Het was onlosmakelijk verbonden, niet alleen met zijn leven, maar in feite met
het gehele plan van God dat Hij aan het volvoeren is. Dit was een belangrijke
gebeurtenis. Niet alleen het leven van Abraham en Isaak werden, in wat daar
gebeurde, verbonden met de toekomst, ook ons leven wordt verbonden aan wat daar
4.000 jaar geleden plaatsvond. Dit was een grote gebeurtenis.
Zoals we nu begrijpen, beeldde deze gebeurtenis uit dat God Zijn eniggeboren
Zoon zou opgeven. De enige, voorzover wij weten, in de gehele schepping Die Zijn
leven met Hem op hetzelfde niveau kon delen. De engelen kunnen daar niet aan
voldoen. Alleen Jezus Christus. In die zin gaf God Hem op. Hij kwam niet
tussenbeide toen Hij ter dood werd gebracht.
Dit was ongetwijfeld de uiterste test van Abrahams geloof. Het was bij lange
na niet de enige. De vader der gelovigen gaf zijn kinderen het voorbeeld van een
leven uit geloof. Wij kunnen naar Jezus Christus kijken, maar Hij was God in
menselijke gedaante. We zouden het idee kunnen hebben, dat Hij op de een of
andere manier een voordeel op ons had. Maar we kunnen niet om het voorbeeld van
Abraham en Sara en Isaak heen. Als Abraham, Sara en Isaak dit konden doen,
waarom zouden wij het dan niet kunnen, als we een God hebben Die niet zal
toestaan dat we boven vermogen op de proef worden gesteld. De sleutel tot dit
alles is God kennen. De sleutel tot dit alles is Gods trouw. Dat haalde Abraham
er doorheen. Hij wist dat God de macht had. Wat getest werd, was Abrahams geloof
in Gods trouw. Hij is de trouwe God en Hij lost Zijn beloften in.
Abraham geloofde niet alleen, maar hij geloofde zo vast dat het de motivatie
werd voor wat hij deed. Niet alleen in dit geval. Dit is slechts het geval waar
we nu onze aandacht op vestigen. Hij leefde uit geloof en dat geloof was de
motiverende factor in Abrahams leven.
Het Nieuwe Testament maakt het bijzonder duidelijk, dat God zeer bezorgd is
over onze motieven. Wat zijn ze in samenhang met wat we doen en waar komen die
motieven vandaan? Komen ze voort uit de zelfgerichte, besmeurende menselijke
natuur, ons menselijk hart? Of komen ze voort uit een levend geloof in de ware
God?
Waarom doen we wat we doen? Waarom leiden we ons leven op de manier waarop we
het doen? Waarom eren we God op de manier waarop we dat doen? Als we begrijpen
wat eren in bijbelse zin betekent, dan weten we dat het in feite duidt op
datgene waaraan we ons leven besteden. God eren is ons leven toewijden aan God.
Dat is de toewijding waar Hij naar uitkijkt. Het is niet alleen maar een gevoel
van ontzag dat we krijgen als we ergens een dienst in een kerk bijwonen. Voor
wat God betreft, is de manier waarop we werken een handeling van Hem eren. Of
dat nu is op een scheepswerf, of een boerderij, als verkoper, of welke bezigheid
dan maar ook. Zijn we bereid de dingen te doen op Gods manier, uit geloof? Eren
we Hem in ons huwelijk? Behandelen we onze partner en onze kinderen op een God
vererende manier? Is de manier waarop we met elkaar omgaan een handeling van
geloof, omdat we vertrouwen op wat God zegt? Eren strekt zich bij God uit tot
elk gebied van het leven. Abraham geloofde niet alleen intellectueel, zijn
geloof was de motivatie voor de manier waarop hij leefde.
Laten we naar Genesis 15 gaan. Ik wil het fundament leggen voor de volgende
preek, waar we er verder op zullen ingaan.
Genesis 15:6 En hij geloofde in de HERE, en Hij rekende het hem toe
als gerechtigheid.
Ik wil hier zeggen waar ik heen wil, omdat dat, zoals God ernaar kijkt,
belangrijk is te begrijpen. Ik moet het zo wel zeggen, omdat God de dingen
anders bekijkt dan wij. Een groot deel van onze bekering komt in ons denken tot
stand door dingen en het kijken naar dingen, het kijken naar het leven op de
manier waarop God dat doet. Het is alsof we meer en meer het perspectief krijgen
van "laat die gezindheid in ons zijn", of dat nu is in termen van
houding, of de dag van eredienst, of heilige dagen, of wat dan ook; deze dingen
worden de reden waarom we handelen zoals we doen.
In Gods denken, vanuit Zijn standpunt, zijn echt levend geloof en
gehoorzaamheid, wat we onze werken zouden kunnen noemen, alhoewel ze echt wel
verschillend zijn, eigenlijk synoniem. Ik ga dit bewijzen. Geloof en
gehoorzaamheid zijn uitwisselbaar, zelfs ofschoon ze specifiek niet hetzelfde
zijn. Dit is niets ongewoons in de Bijbel. Herinnert u zich nog de serie preken
over de heilige geest, waarin denken, hart en geest zo met elkaar verbonden
werden, dat ze niet echt van elkaar gescheiden konden worden, zelfs ofschoon ze
specifiek niet hetzelfde zijn? Op dezelfde manier zijn echt levend geloof en
gehoorzaamheid, dat is onze werken, ofschoon specifiek verschillend, vanuit Gods
perspectief eigenlijk synoniem.
Er staat hier dat Abraham de Here geloofde en Hij rekende het hem toe als
gerechtigheid. Laten we naar het boek Romeinen gaan, een boek geschreven door
Paulus. We gaan daar kijken naar het gedeelte waarin Paulus Genesis 15:6
aanhaalt. In mijn Bijbel staat aan het begin van hoofdstuk 4 een titel en die
luidt: "Abraham door het geloof gerechtvaardigd." Houdt in gedachten
wat we zojuist in Genesis 15:6 hebben gelezen.
Romeinen 4:1-3 Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze voorvader
naar het vlees, verkregen heeft? 2 Want indien Abraham uit werken
gerechtvaardigd is, dan heeft hij roem, maar niet bij God. 3 Want wat zegt
het schriftwoord? Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid
gerekend.
Dat komt erop neer dat Abraham, omdat hij geloofde, gerechtvaardigd werd. Hij
was legaal rechtvaardig voor God. Dit vers wordt de basis voor Paulus' betoog,
dat rechtvaardiging uit het geloof is en niet door werken. Hij doet dat op basis
van het feit wat deze gebeurtenis in Genesis 15 laat zien. Eén van de dingen
die Paulus niet noemt is, dat Genesis 15:6 veertien jaar voordat Abraham werd
besneden, plaatsvond. Paulus' conclusie hierover is dat Abraham door geloof werd
gerechtvaardigd wegens wat er in Genesis 15:6 staat. Het werk van zijn
besnijdenis kwam pas veertien jaar later. De besnijdenis rechtvaardigde hem niet.
Het geloof deed dat.
Romeinen 4:9 Geldt deze zaligspreking [dat is de rechtvaardiging, het
legaal rechtvaardig zijn voor God] dan de besnedene of ook de onbesnedene?
Wij zeggen immers: Het geloof werd Abraham tot gerechtigheid gerekend.
Een heel sterk argument.
Romeinen 4:19-24 En zonder te verflauwen in het geloof heeft hij
opgemerkt, dat zijn eigen lichaam verstorven was, daar hij ongeveer honderd
jaar oud was, en dat Sara's moederschoot was gestorven; 20 maar aan de
belofte Gods heeft hij niet getwijfeld door ongeloof, doch hij werd
versterkt in zijn geloof en gaf Gode eer, 21 in de volle zekerheid, dat Hij
bij machte was hetgeen Hij beloofd had ook te volbrengen. 22 Daarom [ook]
werd het hem gerekend tot gerechtigheid. 23 Echter niet om zijnentwil alleen
werd geschreven: het werd hem toegerekend, 24 maar ook om onzentwil, wie het
zal worden toegerekend, ons, die ons geloof vestigen op Hem, die Jezus, onze
Here, uit de doden opgewekt heeft.
We zien dus in wat Paulus zegt, een toepassing voor ons, dat ook wij
gerechtvaardigd worden, bevrijd worden van schuld, onze zonden worden uitgewist
door het bloed van Jezus Christus, omdat wij geloven. Paulus' conclusie is dan:
rechtvaardiging door geloof. Maar nu komt de paradox; het staat niet op zichzelf.
Hoe weet ik dat? Omdat het boek Jacobus me dat zegt in hoofdstuk 2.
Jacobus 2:20-21 Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder
de werken niets uitwerkt? 21 Is onze vader Abraham niet uit werken
gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Isaak op het altaar legde?
Dus niet uit geloof. Hebben we hier dan een tegenstelling, een paradox?
Jacobus 2:22-24 Daaruit kunt gij zien, dat zijn geloof samenwerkte
met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken; 23 en
het schriftwoord werd vervuld, dat zegt: Abraham geloofde God en het werd
hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd. 24
Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit
geloof.
De paradox begint al te verdwijnen. Niet alleen door geloof. Zijn we ons
ervan bewust dat Paulus bijna hetzelfde zei? Twee hoofdstukken voor hij zei, wat
hij in Romeinen 4 zei, zei hij in Romeinen 2:13:
Romeinen 2:13 Want niet de hoorders der wet zijn rechtvaardig bij
God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden.
We gaan iets zien dat heel belangrijk is om te begrijpen. Levend geloof kan
niet van werken worden gescheiden. Dat kan een paradox schijnen. Het kan zelfs
lijken op een oxymoron [een speels aan elkaar koppelen van twee tegenstrijdige
begrippen]. Maar geloof en werken gaan samen. Daar waar levend geloof is, daar
zullen altijd, altijd, altijd werken zijn. Als er geen werken
worden voortgebracht, dan is er geen levend geloof.
De volgende keer dat ik over dit onderwerp spreek, zullen we hierover verder
gaan en ik zal het vanuit de schriften bewijzen.
|