|
Sermon: Doen leerstellingen er werkelijk toe? (Deel 7)
#664NL
John W. Ritenbaugh
Given 01-May-04
summary: John Ritenbaugh waarschuwt op basis van zijn onderzoek van de set leerstellingen die "het geloof" bedoeld in 2 Corinthiërs 13:5 vormen, dat het grotere geheel van de kerk van God niet immuun is voor de achteruitgang in leerstellingen waar Paulus tegen waarschuwt. De leerstelling van eeuwige zekerheid en de leerstelling van de onsterfelijke ziel, die door het evangelisch protestantisme en ook door de vorige groep waar we voorheen bijhoorden, wordt omarmd, bedreigt op onheilspellende wijze het geestelijk welzijn van alle splintergroepen die voorheen met de Worldwide Church of God verbonden waren. Als we leerstellingen verlaten, moeten kronkelredeneringen en muggenzifterij een vervanging bieden voor de eenvoud van Christus. Kleine afwijkingen van leerstellingen brengen onherstelbaar schadelijke consequenties teweeg. Als we leven bij wat we zien in plaats van uit geloof, zullen we automatisch zwichten voor onze angsten (het verloochenen van onze vleselijke voldoening of het verlies van de achting van onze familie en de mensen waar we mee omgaan). Het tegengif tegen deze ondermijnende angst die ons verzwakt, is de vreze de Heren - een vrees die aangeleerd moet worden en tot ontwikkeling moet worden gebracht.
transcript:
We beginnen deze preek met 2 Corinthiërs 13, vers 5:
2 Corinthiërs 13:5 Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof
zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus
Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk.
Ik wil dit aan het begin van deze preek even aanstippen, omdat hij de woorden
het geloof gebruikt. Ik gebruikte die woorden vaak in een preek of drie,
vier terug om u te laten zien dat er één specifiek geloof is. In het boek
Handelingen wordt negen keer een terminologie gebruikt die erop duidt dat er één
geloof is, en dat geloof bestaat uit een specifieke verzameling
leerstellingen.
Laten we dit in verband met Jezus Christus brengen en "als Hij niet in u
is". Hoe is Hij in ons? We kunnen natuurlijk zeggen dat Hij door Zijn Geest
in ons is. Hij zegt dat Zijn woord geest is. Hij is in ons door Zijn woord. En
deze specifieke leerstellingen waaruit het geloof bestaat zijn specifieke
woorden die op een eenvoudige, directe en ware manier zijn geordend, zodat
iedereen die door God wordt geroepen deze kan begrijpen.
Ik begon deze serie in januari, toen Richard en ik een reis naar Zuid-Afrika
maakten. Kort daarna werd het Barna verslag gepubliceerd; dat ging over alom
aanwezig ongeloof in bijbelse leerstellingen door hen die zichzelf als
wedergeboren christenen beschouwen. De mensen waarover dat verslag handelt,
voelen zich vrij om naar eigen keuze leerstellingen wel of niet te geloven
ze geloven blijkbaar dat dit voor God acceptabel is. Dit ondanks het feit dat
God diverse malen ervoor waarschuwt niets aan Zijn woord Zijn woord! toe
te voegen of af te doen.
Ik heb herhaalde malen uit de resultaten van dat verslag geput en
gewaarschuwd dat de kerk van God niet immuun is voor dat soort nonchalante en
dwaze achteruitgang van geloof. In feite was onenigheid over leerstellingen de
oorzaak dat de Worldwide Church of God werd verwoest.
Toen God Zijn beschermende muur wegnam, viel de Worldwide Church of God heel
snel in een groot aantal groepen uiteen. Ik gebruikte die serie als onderdeel
van een onderwerp om onszelf voorafgaande aan de dagen der Ongezuurde Broden te
helpen onderzoeken. Waar staan wij inzake deze dingen?
In mijn preek vlak voor het Pascha benadrukte ik de leerstelling over de
onsterfelijke ziel. En op de eerste dag Ongezuurde Broden stipte ik kort de
leerstelling aan over eeuwig zeker zijn van behoud. Ik koos deze twee
leerstellingen om twee redenen. De eerste is omdat ze deel uitmaken van de reden
dat ware christenen het zo moeilijk hebben om te overwinnen. We zouden kunnen
zeggen niet slechts overwinnen, maar het verwijderen van het zuurdesem, of het
uit de zonde komen (om in de sfeer van deze dagen te blijven).
De tweede reden is dat deze twee leerstellingen duidelijk laten zien hoe
geloof het gedrag beїnvloedt. Dit is in het bijzonder waar met de
leerstelling van eeuwig zeker zijn van behoud. Gemeente, waarom zouden we ernaar
streven om te overwinnen, als we als we eenmaal het bloed van Jezus Christus
hebben geaccepteerd behouden zijn ongeacht wat we doen?
Deze twee concepten verzwakken in grote mate de standvastigheid en de
volharding van de mens, waardoor groei vermindert; in veel gevallen stopt deze
in feite zelfs. Waarom denkt u dat er zoveel waarschuwingen zijn dat Gods weg
moeilijk is en nauw, en dat deze een grote mate van zelfontzegging met zich
meebrengt? Dat is omdat het aanvaarden van Christus' bloed slechts het begin is
van een proces van groei dat gepaard gaat met het maken van een veelheid aan
juiste keuzes opdat we een juist karakter kunnen krijgen.
Ongeacht wat men doet, iedereen zal karakter hebben. De vraag is: Is het
juist karakter? Iemand kan alleen maar een juist karakter ontwikkelen als hij
het juiste onderwijs krijgt, waarna hij de keuzes moet maken om dat onderwijs te
geloven en ernaar te handelen.
Behalve Jezus' waarschuwing dat we er goed aan zouden doen de kosten van het
discipelschap te berekenen, zijn er talloze andere waarschuwingen zoals in
Hebreeën 3 en 4, waar Paulus benadrukt dat een alom aanwezig ongeloof in Gods
woord bij de Israëlieten een veelheid van verkeerde keuzes met zich meebracht.
Vandaar het getuigenis van bijna allen die Egypte verlieten.
ALS de leerstellingen van de onsterfelijke ziel en van eeuwige zekerheid van
behoud waar zijn, DAN zijn de waarschuwingen die Jezus en Paulus in de bijbel
gaven, hiermee in tegenspraak; en dan kunnen we de bijbel niet vertrouwen.
Maar het is geen geheim waarom we het zo moeilijk hebben het zuurdesem op te
ruimen. Het probleem, gemeente, ligt erin dat we evenals de Israëlieten
in veel gevallen niet echt Gods woord geloven. Als we onze bedenkingen en
angsten hebben, dan is de waarheid dat ons geloof en onze angst voor iets anders
groter is dan ons vertrouwen in God.
De laatste dag Ongezuurde Broden liet ik u zien dat de vrucht van deze
nonchalante, ongelovige benadering kan uitmonden in een heel ernstig geval van aanmatiging
dat in 1 Corinthiërs 10 in het middelpunt van de aandacht stond en leidde tot
Paulus' waarschuwing. Hij zei:
1 Corinthiërs 10:12 Daarom, wie meent te staan, zie toe, dat hij
niet valle.
Dit is een ernstige zonde en in het bijzonder belangrijk voor ons die in de
eindtijd leven, omdat Jezus' waarschuwing in Openbaring 3 betreffende
Laodiceanisme daar parallel mee loopt. Zijn beschrijving van een Laodiceeёr
is dat deze zegt: "Ik ben rijk en verrijkt met goederen, en ik
heb nergens behoefte aan." Hij brengt zijn aanmatiging duidelijk tot
uiting. "Ik heb nergens behoefte aan. Het is goed met me zoals ik ben."
Dit wordt gezegd door mensen in de kerk in de eindtijd.
Begrijpen we dat de bron van aanmatiging bij de Laodiceeёr
ligt in zijn niet geloven van Gods woord, evenals dat het geval
was bij de Israëlieten in de oudheid? We worden in deze wereld omgeven door
ongeloof en dat is nu precies waar we uit moeten komen. God laat zien dat dit al
vanaf het allereerste begin in Genesis, het probleem is. Adam en Eva zondigden
omdat ze iets anders geloofden dan God zei, en ze gehoorzaamden aan dat andere
onderwijs.
Evelyn en ik zijn hier in Scottsdale, Arizona. We zijn niet echt bekend met
deze streek rondom Phoenix. Ik ken deze enigzins, doordat ik er in de laatste
tien of twaalf jaar zo'n acht tot tien keer ben geweest. Maar veronderstel dat
een kaart de bijbel voorstelt. Ik kijk op de kaart en zie dat ik in Scottsdale
ben (iets ten oosten van Phoenix), en ik wil naar Glendale (dat er ten
noordwesten, aan de andere kant, van ligt). Ik kijk dus op de kaart en die zegt
me dat ik route 101 op moet in westelijke richting om in Glendale te komen.
Maar ik geloof dat niet, omdat ik geloof dat ik altijd route 101 in
zuidelijke richting naar Tempe nam. Ik veranderde slechts een kleinigheid aan
wat de kaart zegt. Ik veranderde westelijk in zuidelijk. Maar waar zal ik
uitkomen? Kom ik uit in Glendale of komt ik uit in Tempe? Begrijpt u waar het om
gaat? Zo eenvoudig is dat!
De kaart naar Gods Koninkrijk bevat het woord van God. We lezen het en dan is
er al te vaak iets dat ons de richting die Hij geeft, doet veranderen.
In plaats van te geloven wat Hij zegt, voegen we toe wat wij geloven. Hopelijk
zullen we ons daarvan bekeren. Maar soms, gemeente, doen we dit praktisch zonder
dat we ons er bewust van zijn dat te doen. Dat is niet zo slecht in termen van
zonde; maar als we dat opzettelijk doen, dan wordt het almaar ernstiger.
Ik kwam initieel met deze twee leerstellingen aandragen de onsterfelijke
ziel en eeuwige zekerheid van behoud omdat die twee behoren tot de
belangrijkste leerstellingen waarop wat we nu de evangelische groepen noemen,
zijn gebaseerd. En het was juist de communicatie van de leiders van de Worldwide
Church of God met de evangelische groepen die een hoofdrol speelde in het
uiteenvallen van de Worldwide Church of God.
Die evangelische groepen overtuigden de leiding van de Worldwide Church of
God ervan dat de leerstellingen van de kerk van God verkeerd waren evenals
de slang Adam en Eva ervan overtuigde dat God het bij het verkeerde eind had. En
diezelfde leerstellingen hadden een geweldige invloed op de kerk van de eerste
eeuw. Uiteindelijk zijn we daar weer op uit gekomen. De geschiedenis herhaalt
zich. Maar daar zullen we in deze preek niet op ingaan.
In mijn vorige preek gaf ik twee voorbeelden: het ene ging over het Pascha en
het andere over het tellen voor Pinksteren als het Pascha op een wekelijkse
sabbat valt waarin tot uiting kwam dat velen binnen de kerk van God in deze
tijd of geen aandacht schenken aan of opzettelijk niet geloven in wat God
duidelijk zegt. Op die manier trekken ze de verkeerde conclusies.
Laten we 2 Timotheüs 2:14-16 opslaan. Hier kijken we terug naar de eerste
eeuw.
2 Timotheüs 2:14-16 Blijf dit in herinnering brengen en betuig in de
tegenwoordigheid van God, dat men geen woordenstrijd moet voeren, die tot
niets nut is, (ja) verderf brengt aan wie ernaar horen. 15 Maak er ernst
mede u wèl beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die
zich niet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengen van
het woord der waarheid. 16 Maar vermijd de onheilige, holle klanken; want
zij zullen de goddeloosheid nog verder drijven.
Ik zei in die vorige preek dat Gods woord (door Paulus in 2 Corinthiërs
11:3) als eenvoudig wordt beschreven. Hij spreekt daar over de eenvoud
die in Christus is. Misschien is dat niet zo'n gelukkige vertaling, zelfs al is
hij niet geheel onjuist. Het woord in het Grieks duidt specifiek meer op direct
of openhartig. Het is toegankelijk. Het woord van God is direct. Het is niet
ingewikkeld. Het draait niet in kringetjes rond. God bedoelt wat Hij zegt en Hij
zegt wat Hij bedoelt; Zijn woord is openhartig. Het is recht op de man af.
Maar in de vijfenveertig jaar dat ik in de kerk ben, heb ik ontdekt dat zij
die iets anders dan wat de bijbel duidelijk zegt, willen onderwijzen,
kronkelredeneringen opzetten die om de duidelijke uitspraken van de bijbel
heendraaien. Dat is de reden dat de heer Armstrong het tijdschrift "The
Plain Truth" noemde. [De Nederlandse editie had als titel: De Echte
Waarheid.]
Met het Pascha moeten ze het feit ontkennen dat de Israëlieten tot het
aanbreken van de dag in hun huizen in Gosen waren om het te houden, en dat ze
tijdens de daglicht uren van de veertiende naar de verzamelplaats moesten lopen.
En zo komen ze tot een verdraaide uitleg die gepaard gaat met haarkloverij over
de betekenis van oude Hebreeuwse woorden. We kunnen hier in 2 Timotheüs 2:14
zien dat mensen in de eerste eeuw zich aan dezelfde praktijken schuldig maakten.
We moeten hieraan denken, omdat dit in principe was wat de slang bij Eva
deed. Hij ging in op het woord "sterven". Hij deed aan haarkloverij en
kwam aan met een kronkelredenering die een leugen was: "Gij zult
geenszins sterven." Ze stierven niet direct, maar Gods woord was waar.
Ze stierven! Ze brachten de dood over zichzelf, iets wat hij (de slang) hun niet
vertelde. Dat was zijn haarkloverij.
Betreffende Pinksteren wordt over een ceremoniёle
gebeurtenis het bewegen van het garfoffer gespeculeerd als over een
mogelijkheid. Ik heb alle studies van de Worldwide Church of God die hierover
gaan, en er wordt gespeculeerd dat het mogelijk is dat het in Jozua 5 heeft
plaatsgevonden. Maar dan zonder enige toelichting wordt de speculatie opeens de
basis voor een leerstellige conclusie. "We vermoeden."
En dan even later: "Dit is een feit!"
Als we naar Jozua 5 kijken, is er geen enkele aanduiding dat er naast het
Pascha iets anders werd gedaan. Ze hielden zeer zeker het Pascha. Maar er werd
geen garfoffer bewogen. Er werden geen offeranden gebracht. En daarnaast is er
een overvloed aan informatie aanwezig (in Exodus 23, Deuteronomium 12 en
Leviticus 22) die laat zien dat het Jozua en de Israëlieten verboden was juist
die offeranden te brengen die zonder enige waarschuwing de basis worden van een
leerstellige conclusie.
Het is interessant. Als iemand hiermee wordt geconfronteerd, dan zeggen ze: "Herbert
Armstrong heeft als apostel een beslissing genomen." Hij heeft besloten
dat het garfoffer altijd binnen de dagen der ongezuurde broden moet woren
gebracht. Maar laat me een simpele vraag stellen: Sinds wanneer gaat het woord
van een mens om het even welk mens boven datgene wat God reeds heeft
bepaald? God bepaalde het in Zijn woord en Hij zegt: "Ik verander niet."
Wat bepaalde Hij? Dat er in de periode van Jozua 5 geen garfoffer werd gebracht.
Laten we 1 Timotheüs 6:20-21 opslaan. De eerste en tweede brief aan
Timotheüs zijn de laatste brieven die Paulus schreef voordat hij de marteldood
stierf. Misschien valt Titus daar ook nog wel onder.
1 Timotheüs 6:20a O Timotheüs, bewaar [behoed] wat u is
toevertrouwd, ...
Wat was hem toevertrouwd? Dat was het onderwijs dat Paulus van Jezus had
ontvangen en daarna op getrouwe wijze aan Timotheüs had overgedragen. En hij
zegt: "Behoed het!"
1 Timotheüs 6:20b-21 ..., houd u buiten het bereik van de onheilige,
holle klanken en de tegenstellingen der ten onrechte zo genoemde kennis [of
wetenschap]. 21 Sommigen, die woordvoerders daarvan zijn, zijn het spoor des
geloofs bijster geraakt. [Daar zijn we weer terug bij het geloof.] De genade
zij met ulieden.
2 Timotheüs 1:13-14 [Schrijvend aan dezelfde persoon, zegt Paulus:]
Neem tot voorbeeld de gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in het
geloof en de liefde, die in Christus Jezus is. [Dat is een opdracht voor
iedere dienaar van God.] 14 Bewaar door de Heilige Geest, die in ons woont,
het goede, dat u is toevertrouwd.
2 Timotheüs 2:1-2a Gij dan, mijn kind, wees krachtig in de genade van
Christus Jezus, 2 en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, ...
Waarom denkt u dat hij dit opnieuw iedere keer maar opnieuw en opnieuw
met Timotheüs en Titus doorneemt, twee jongemannen waarmee hij zich
ongetwijfeld nauw verbonden voelde? Ik zal u zeggen waarom. Omdat de kerk door
charlatans werd aangevallen, charlatans die valse leerstellingen onderwezen. De
afwijkingen konden oppervlakkig maar gering lijken, maar desondanks waren het
afwijkingen. Om dus verdere afwijkingen te voorkomen waarschuwt hij deze
jongemannen: "Jullie preken wat ik jullie heb onderwezen."
2 Timotheüs 2:2 en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen,
vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen
te onderrichten.
2 Timotheüs 2:5 En is iemand een kampvechter [Dat zijn wij; wij zijn
kampvechters in de christelijke arena.], dan ontvangt hij de krans alleen, als
hij volgens de regels van de kamp heeft gestreden.
En "volgens de regels" zou dat zijn wat Paulus aan Timotheüs had
doorgegeven. In zijn laatste brieven geeft Paulus totaal geen enkele aanduiding
die ons toestemming geeft, af te wijken van wat door Christus aan hem was
overgeleverd en wat hij daarna had opgeschreven. We moeten absoluut die dingen
bewaren, eraan vasthouden en onderwijzen zonder van de weg af te wijken
omdat Israël en de moderne christenen dat duidelijk wel doen.
Het staat ons NIET vrij zelf onze eigen leerstellingen te kiezen. De bijbel
is de stem. Herinnert u zich de preek waarin God zei: "U moet de
stem van Hem (de Engel) die in de wolk is, gehoorzamen." De bijbel is
de geschreven stem van Hem die in de woestijn in de wolk was. En wij willen niet
op dezelfde manier aan ongeloof ten prooi vallen als waarop dat met
Israël gebeurde.
Ik ben tot de ontdekking gekomen dat ons probleem meestal niet het ongeloof
op zichzelf is. Er is iets anders dat ons dwars zit, op dezelfde manier als dat
bij Israël het geval was. Laten we het boek Numeri opslaan, waar we ons zullen
richten op datgene wat Israël dwars zat. Dat was angst.
Wat we gaan lezen vindt plaats nadat de verspieders, die vanuit de woestijn
het land Kanaän waren binnengetrokken om het te verkennen en aan het volk
Israël een verslag uit te brengen, waren teruggekeerd.
Numeri 13:27-33 Zij verhaalden hem dan en zeiden: Wij kwamen in het
land, waarheen gij ons gezonden hadt, en ja, het vloeit van melk en honig,
en dit is zijn vrucht. 28 Het volk echter, dat in het land woont, is sterk
en de steden zijn ommuurd en zeer groot, en ook de kinderen van Enak zagen
wij daar; 29 Amalek woont in het Zuiderland, de Hethieten, Jebusieten en
Amorieten wonen in het bergland, de Kanaänieten aan de zee en aan de oever
van de Jordaan. 30 Daarop trachtte Kaleb het volk tot bedaren te brengen
tegenover Mozes en zeide: Laat ons gerust optrekken en het in bezit nemen,
want wij zullen het zeker kunnen vermeesteren. 31 Maar de mannen die met hem
opgetrokken waren, zeiden: Wij zullen tegen dat volk niet kunnen optrekken,
want het is sterker dan wij. 32 Ook verspreidden zij onder de Israëlieten
een kwaad gerucht omtrent het land dat zij verspied hadden, door te zeggen:
Het land dat wij zijn doorgetrokken om het te verspieden, is een land dat
zijn inwoners verslindt, en alle mensen die wij daar zagen, waren mannen van
grote lengte. 33 Ook zagen wij daar de reuzen, Enakieten, die tot de reuzen
behoren, en wij waren als sprinkhanen in onze eigen ogen en ook in hun ogen.
Numeri 14:1-11 Toen verhief de gehele vergadering haar stem en het
volk weende in die nacht. [Dat had echt grote indruk gemaakt.] 2 Al de
Israëlieten morden tegen Mozes en Aäron; en de gehele vergadering zeide
tot hen: Och, waren wij in het land Egypte gestorven, of waren wij in deze
woestijn gestorven! 3 Waarom toch brengt ons de HERE naar dit land, opdat
wij door het zwaard vallen, onze vrouwen en kinderen ten buit worden? Zou
het voor ons niet beter zijn naar Egypte terug te keren? 4 En zij zeiden tot
elkander: Laat ons een hoofd aanstellen en naar Egypte terugkeren. 5 Toen
wierpen Mozes en Aäron zich op hun aangezicht ten aanschouwen van de gehele
gemeente van de vergadering der Israëlieten. 6 En Jozua, de zoon van Nun,
en Kaleb, de zoon van Jefunne, die behoorden tot degenen die het land
verspied hadden, scheurden hun klederen 7 en zeiden tot de gehele
vergadering der Israëlieten: Het land dat wij doorgetrokken zijn om het te
verspieden, dat land is buitengewoon goed. 8 Indien de HERE welgevallen aan
ons heeft, dan zal Hij ons in dit land brengen en het ons geven, een land,
dat vloeit van melk en honig. 9 Alleen, weest dan niet opstandig tegen de
HERE, en gij, vreest het volk van het land niet, want zij zijn ons tot spijs,
hun schaduw is van hen geweken, en de HERE is met ons; vreest hen niet. 10
Toen zeide de gehele vergadering, dat men hen stenigen zou. Maar de
heerlijkheid des HEREN verscheen in de tent der samenkomst aan al de
Israëlieten. 11 En de HERE zeide tot Mozes: Hoelang zal dit volk Mij
versmaden, en hoelang zullen zij niet op Mij vertrouwen bij al de tekenen
die Ik in zijn midden gedaan heb?
Wij zouden kunnen denken dat Israël alle bewijs had dat God met hen was, en
dat Hij duidelijk machtig genoeg was zodat ze op Hem konden vertrouwen. Maar dat
bewijs wat Hij de Egyptenaren had aangedaan; het splijten van de Schelfzee;
Zijn dagelijks voorzien in manna voor meer dan twee miljoen mensen en ook water
als dat nodig was, en zelfs in kwakkels; kleding die niet versleet; ook schaduw
tijdens de hitte van de dag was duidelijk niet genoeg.
Hun geloof verdween in het niets toen angst (voor hun eigen veiligheid, voor
het behoud van hun fysieke leven, en het aan hun begeerten voldoen) het
vertrouwen van bijna iedereen tenietdeed. Hun angst overwon wat zij dan ook maar
aan geloof mochten hebben gehad, en het zette hen aan tot een opstand. Dit was
de directe aanleiding tot de dood van iedereen die ouder dan twintig was,
behalve Jozua en Kaleb. Snapt u waarom het gaat?
Angst doodt! Dat is het uiteindelijk resultaat.
Dit voorbeeld hier in Numeri 13 en 14 is een duidelijk bewijs dat deze mensen
leefden bij wat ze zagen. Zij zagen reuzen en dat intimideerde hen
alsof God niet groter, machtiger en meer bijdehand was dan die reuzen. God moet
dus vragen: "Hoe lang duurt het nog voor jullie Mij gaan geloven?"
Het is alsof Hij zegt: "Wat kan Ik doen om jullie meer geloof te geven?"
Laten we nog wat verder teruggaan in de tijd, naar Exodus 15. Dit voorval is
opmerkelijk omdat het onmiddellijk plaatsvond, binnen enkele dagen, nadat God de
Schelfzee had gespleten.
Exodus 15:22-24 Toen liet Mozes de Israëlieten opbreken van de
Schelfzee en zij gingen naar de woestijn Sur; drie dagreizen trokken zij
door de woestijn zonder water te vinden. 23 En zij kwamen in Mara, maar zij
konden het water van Mara niet drinken, omdat het bitter was. Daarom noemde
men die plaats Mara. 24 Toen morde het volk tegen Mozes en zeide: Wat moeten
wij drinken?
Houdt dat in gedachten en laten we naar hoofdstuk 16 gaan. Dit is maar een
paar dagen later.
Exodus 16:1-3a Toen zij van Elim opgebroken waren, kwam de gehele
vergadering der Israëlieten in de woestijn Sin, die tussen Elim en de
Sinaï ligt, op de vijftiende dag van de tweede maand sedert hun uittocht
uit het land Egypte. [Nog maar een maand geleden trokken ze uit.] 2 En in
die woestijn morde de gehele vergadering der Israëlieten tegen Mozes en
Aäron; 3 en de Israëlieten zeiden tot hen: Och, dat wij door de hand des
HEREN in het land Egypte gestorven waren, toen wij bij de vleespotten zaten
en volop brood aten; ...
Hun geheugen was niet al te best. Deze mensen waren slaaf. Je zou toch het
idee krijgen dat ze toen een fantastisch leven hadden. "Toen wij bij de
vleespotten zaten en volop brood aten."
Exodus 16:3b ...; want gij hebt ons in deze woestijn geleid om deze
gehele gemeente van honger te doen omkomen.
Israël murmureerde op tal van plaatsen en onder tal van omstandigheden
tijdens hun tocht door de woestijn. En deze zijn, tenminste gedeeltelijk,
opgeschreven om aan ons hun angst bekend te maken. Zij murmureerden over
datgene waar ze bang voor waren! Op die manier kunnen we weten waar ze bang voor
waren. Vaak waren ze bang dat ze geen voedsel zouden hebben.
Dit leidt tot nog iets anders. Dat maakt de angst nog iets meer specifiek. Ze
waren bang dat de verlangens van hun menselijke natuur niet bevredigd zouden
worden. Denk daar eens even over na. Zelfs al voorzag God hun dagelijks van het
allerbeste voedsel dat ze maar konden eten, toch wilden ze dat hun verlangen
naar een grote variёteit van andere dingen om
te eten, bevredigd zou worden. Ze wilden alles wat erbij behoorde. Ze zeiden in
feite: "God, wat U ons geeft is niet goed genoeg." En waar ze
bang voor waren was dat hun smaakpapillen en hun maag niet zouden kunnen
genieten van de variёteit aan voedsel die zij
wilden hebben.
Ik breng dit naar voren om dat zulk soort dingen ook in ons zitten. En
misschien is het bij ons Amerikanen wel sterker aanwezig dan bij andere volken
op aarde, omdat wij over zoveel dingen kunnen beschikken, en wij verwachten dat
we praktisch door al die dingen worden bevredigd. Is dat goed? Blijkbaar vond
God het voor hen in de woestijn niet GOED dat al de verlangens die maar in hen
konden opkomen ook bevredigd werden. Dat is hetgene waar ze bang voor waren
dat ze niet zouden krijgen wat ze wilden hebben. Ze waren dus bang dat hun hun
bevrediging zou worden ontzegd.
We gaan weer naar het Nieuwe Testament en slaan Marcus 4 op.
Marcus 4:39-40 En Hij, wakker geworden, bestrafte de wind en zeide
tot de zee: Zwijg, wees stil! En de wind ging liggen en het werd volkomen
stil. 40 En Hij zeide tot hen: Waarom zijt gij zó bevreesd? [Let op het
volgende dat Hij zei.] Hoe hebt gij geen geloof?
Er is een directe relatie tussen angst en een gebrek aan geloof.
Marcus 4:41 En zij werden bovenmate bevreesd en zeiden tot elkander:
Wie is toch deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn?
Als we bang zijn dat door God niet in het verlangen van onze menselijke
natuur om bevredigd te worden zal worden voorzien, is de reden een gebrek aan
geloof. Dus we vertrouwen niet op Hem, dat Hij inderdaad in al onze behoeften
zal voorzien. Niet in alles wat we willen, maar in al onze behoeften. En het is
ook bewijs dat we leven bij wat we zien en niet werkelijk op de bijbelse manier
God geloven. Dat is dat Hij werkelijk voor ons zal zorgen.
Worden wij beїnvloed door te leven bij wat we zien?
Marcus 8:34-38 En Hij riep de schare, met zijn discipelen, tot Zich
en zeide tot hen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene
zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij. 35 Want ieder, die zijn leven
zal willen behouden, die zal het verliezen; maar ieder, die zijn leven
verliezen zal om Mijnentwil en om des evangelies wil, die zal het behouden.
36 Want wat baat het een mens de gehele wereld te winnen en aan zijn ziel
schade te lijden? 37 Want wat zou een mens kunnen geven in ruil voor zijn
leven? 38 Want wie zich voor Mij en voor mijn woorden schaamt in dit
overspelig en zondig geslacht, de Zoon des mensen zal Zich ook voor hem
schamen, wanneer Hij komt in de heerlijkheid zijns Vaders, met de heilige
engelen.
We moeten in het bijzonder aandacht schenken aan "wie zich voor Mij en
voor mijn woorden schaamt". Hij is het levende Woord. De bijbel is het
geschreven Woord. Jezus maakte het heel duidelijk dat de volgelingen van Hem zichzelf
moeten verloochenen. Dat is toch duidelijk? Ik geloof dat we hier de
vinger precies leggen op het meest pijnlijke probleem betreffende geloof en
angst.
Behoud is door genade door geloof. We zouden kunnen zeggen "vertrouwen".
Behoud is door genade door geloof, ofwel: vertrouwen. Geloof opent de deur en
voorziet in het fundament voor hoop en voor liefde. Geloof opent de weg naar
financiёle zekerheid, goede gezondheid, een
gezonde geest, gemoedsrust, zelfbeheersing, het overvloedige leven omdat
geloven in God ons voor Hem aanvaardbaar maakt, en Hij reageert door die dingen
aan ons te geven.
Marcus 10:17-18 En toen Hij op weg ging, liep iemand op Hem toe, viel
op de knieёn en vroeg Hem: Goede Meester,
wat moet ik doen om het eeuwige leven te beёrven? 18 En Jezus zeide tot
hem: Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.
Hebt u zich ooit afgevraagd waarom Jezus op die manier reageerde? Hij kon aan
de manier waarop de jongeman Hem benaderde zien wat voor idee hij van Hem had.
Hij benaderde Hem zoals iedere jood iemand zou benaderen die hij als een leraar
beschouwde. Met andere woorden hij keek niet naar Christus zoals Hij werkelijk
was God in het vlees. Hij keek gewoon naar Hem als alweer een menselijke
leraar.
Zeker, hij respecteerde Jezus. Maar verder ging het niet. Hij had echt geen
geloof in Hem dat Hij de Zoon van God was. Als Hij hem anders had benaderd
als God dan zou Jezus nooit dat antwoord hebben gegeven, omdat het een
juiste manier van benadering zou zijn geweest. Hij zou Hem dan hebben erkend
voor wie Hij was. Daarom zei Hij: "Niemand is goed dan God alleen."
In vers 19 gaat Jezus echter toch verder met Zijn onderwijs, omdat er een
goede les in besloten ligt.
Marcus 10:19-22 Gij kent de geboden: Gij zult niet doodslaan, gij
zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis
geven, gij zult niet ontvreemden, eer uw vader en moeder. 20 Hij zeide tot
Hem: Meester, dat alles heb ik in acht genomen van mijn jeugd af. 21 En
Jezus, hem aanziende, kreeg hem lief en zeide tot hem: Eén ding ontbreekt
u, ga heen, verkoop al wat gij hebt en geef het aan de armen, en gij zult
een schat in de hemel hebben, en kom hier, [Statenvertaling voegt toe "neem
het kruis op, en"] volg Mij. 22 Maar zijn gelaat betrok bij dat woord
en hij ging bedroefd heen, want hij bezat vele goederen.
Iedereen met een normale intelligentie (misschien zelfs wel mensen met heel
wat intelligentie) kan de bijbel ter hand nemen, iets bestuderen en met heel
veel van wat hij leest instemmen zonder zijn leven ook maar op enig punt te
veranderen van wat het was voordat hij de bijbel ter hand name en erin ging
lezen. Maar het zal de levens van hen die geloven, veranderen omdat zij zich
zullen onderwerpen aan wat er staat, daar zij er vertrouwen in hebben.
Deze man wilde zich niet aan het woord van God onderwerpen. Hij was bereid
zich te laten onderwijzen, maar hij was niet bereid zich eraan te onderwerpen.
Tussen die twee zit een groot verschil! Weet u waarom? Weet u wat er bij
betrokken was? Er was angst bij betrokken, omdat zij die niet vertrouwen bang
zijn voor de kosten die gehoorzaamheid eraan met zich mee zal brengen.
Let erop dat al was de jongeman bedroefd, de droefheid hem er niet toe
aanzette te gehoorzamen, omdat zijn droefheid zijn angst niet kon overwinnen.
Hij erkende het goede in wat hij hoorde, maar hij kon er zich niet toe brengen
de kosten te betalen voor meer dan hij al had.
Hij begreep of waardeerde de geestelijke, werkelijk belangrijke kwaliteiten
van het leven dat Christus hem kon geven, niet echt. Daarom was hij niet bereid
de prijs daarvoor te betalen. Hij was bang dat hij dan iets moest opofferen dat
belangrijker voor hem was. Zijn vertrouwen lag in zijn rijkdom. Hij leefde bij
wat hij zag.
Zijn er onder ons ook sommigen die het met bepaalde delen van de bijbel eens
zijn zonder zich eraan te onderwerpen? Hebben wij misschien een bepaalde mate
van droefheid net als deze jongeman? Jezus zei tegen de jongeman: "Neem
uw kruis op." Dat is een andere manier van zeggen voor: "Verloochen
jezelf."
Weet u dat de meest voorkomende reden dat mensen geen tienden geven, angst
is? Zij zijn bang dat ze niet genoeg zullen hebben om te kunnen voldoen aan wat
de stijl van leven waarvoor zij kiezen, vraagt. Weet u wat het menselijk denken
dan zal doen? Het zoekt redenen waarom de tienden niet behoeven te worden
gegeven.
Ze zullen zeggen: "Jezus schafte ze af." Of: "Dat
gold alleen maar onder het Oude Verbond." Of: "Ze moeten alleen
maar worden gegeven van de opbrengst van het land." Of: "Daar
ze aan de priesters en Levieten werden gegeven en die onder het Nieuwe Verbond
niet bestaan, daarom behoeven we ze nu niet meer te geven." Er zijn
daarnaast nog vele andere redenen te bedenken. Ik weet dat ik ze niet allemaal
heb gelezen, maar ze doen de ronde. Dat onderzoek ontspringt bijna altijd aan
het verlangen de angst te onderdrukken dat men niet genoeg zal hebben om aan de
verlangens van het vlees te voldoen.
Als Paulus de term "het vlees" gebruikt, gebruikt hij het meestal
als een synoniem voor zinnelijk. Hij gebruikt die termen vaak
uitwisselbaar zoals wij in deze tijd de woorden "menselijke natuur"
zouden gebruiken. In Romeinen 7 zegt hij:
Romeinen 7:19-24a Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat
ik niet wens, het kwade, dát doe ik. 20 Indien ik nu datgene doe, wat ik
niet wens, dan bewerk ík het niet meer, maar de zonde, die in mij woont. 21
Zo vind ik dan deze regel: als ik het goede wens te doen, is het kwade bij
mij aanwezig; 22 want naar de inwendige mens verlustig ik mij in de wet
Gods, 23 maar in mijn leden zie ik een andere wet, die strijd voert tegen de
wet van mijn verstand en mij tot krijgsgevangene maakt van de wet der zonde,
die in mijn leden is. 24 Ik, ellendig mens! ...
Denkt u dat hij niet bedroefd was over datgene waarvan hij wist dat het in
hem zat en waar hij mee moest strijden? Dit wat ik vrees noem, noemt Paulus
"de wet der zonde die in mijn leden is". De vrees van het vlees is dat
het de bevrediging wordt ontzegd die het verlangt, en daarna redenen te vinden
om de verlangens van het vlees te bevredigen puur voor de bevrediging; dat
gebeurt door de zonde. Er zijn vele wegen om te voldoen aan de verlangens van
het vlees. Dat kan door roddel, misschien teveel eten, ongeoorloofde seks,
pornografie, intellectuele ijdelheid, stelen van God, en noem maar op. Angst
komt als zonde naar buiten.
Er is nog een andere angst die nauw verwant is aan de angst voor
zelfontzegging. In feite is het misschien wel een andere vorm van zelfontzegging.
Maar dit is er één die specifiek in de schriften wordt vermeld. We zullen dat
dus gaan lezen. Dat staat in Johannes 19. Jezus was nog maar net gestorven.
Johannes 19:38-39 En daarna vroeg Jozef van Arimatea, een discipel
van Jezus, maar in het verborgen uit vrees voor de Joden, aan Pilatus het
lichaam van Jezus te mogen wegnemen; en Pilatus stond het toe. Hij kwam dan
en nam zijn lichaam weg. 39 En ook kwam Nikodemus, die de eerste maal des
nachts tot Hem gekomen was [Waarom kwam hij bij nacht? Om dezelfde reden als
Jozef van Arimatea hij was bang], en hij bracht een mengsel mede van
mirre en aloё, ongeveer honderd pond.
Deze beide mannen hadden hetzelfde probleem. Beide mannen bekleedden posities
die hen binnen de joodse gemeenschap een vrij grote mate van autoriteit gaven.
Maar zij vreesden door hun gelijken, mannen waarvoor zij een vrij grote mate van
achting hadden, belachelijk te worden gemaakt en te worden veroordeeld. Hun
angst hun respect voor hun gelijken was groter dan hun geloof in Jezus
of hun respect voor Hem.
Beide mannen stonden positief ten opzichte van het onderwijs van Christus.
Maar ze hadden bij lange na niet genoeg overtuiging totdat ze getuige waren van
de koelbloedige moord op Jezus, die werd aangestookt door hun eigen gelijken die
ze respecteerden.
Dit kleine fragment werd daar in Johannes feitelijk toegevoegd om te laten
zien dat deze mannen hun angst overwonnen. Ze overwonnen hun probleem. Jozef
moest naar Pilatus gaan en zich publiekelijk blootgeven. Daarna moest Nikodemus
zich in het openbaar bij hem voegen terwijl ze het lichaam van Jezus in doeken
wikkelden en al de specerijen rondom het lichaam plaatsten. Ze moesten dus voor
hun overtuiging uitkomen. Maar nu was hun geloof heel wat sterker.
Hebt u er ooit over nagedacht wat ze hebben gemist vanwege wat ze deden? Hun
angst weerhield hen ervan de nabijheid van Jezus te ervaren door met Hem mee te
reizen met Hem te wandelen en te spreken zoals de apostelen deden. Ze misten
de gelegenheid aan Zijn voeten te zitten en onderwijs te ontvangen en getuige te
zijn van de voorbeelden die Hij die mannen gaf in de manier waarop Hij leefde en
de manier waarop Hij op hen reageerde. En wat te denken van alle stimuli die Hij
had kunnen geven voor een levend geloof ten aanzien van God?
Dat hadden ze allemaal kunnen hebben, maar ze misten de gelegenheid vanwege hun
angst zich voor anderen die zij vreesden bloot te geven. Zij deden
dit omdat ze op dat moment niet bereid waren hun positie op te geven, sociaal te
worden uitgebannen en mogelijk uit het Sanhedrin en de synagoge te worden gezet.
Op die manier stonden ze zichzelf toe dat hun ijdelheid werd tevreden gesteld.
Johannes 12:42-44 En toch geloofden zelfs uit de oversten velen in
Hem, maar ter wille van de Farizeeёn kwamen zij er niet voor uit, om
niet uit de synagoge te worden gebannen; 43 want zij waren gesteld op de eer
der mensen, meer dan op de eer van God. 44 Jezus riep en zeide: Wie in Mij
gelooft, gelooft niet in Mij, maar in Hem, die Mij gezonden heeft;
Hoe vaak hebben wij, gemeente, al een of ander aspect van Gods waarheid voor
familie en vrienden verloochend, omdat we bang waren wat zij wel van ons zouden
kunnen denken? Dit is de angst van het vlees dat het niet de genoegdoening heeft
dat anderen die we respecteren, een goede opinie over ons hebben. We verlangen
dat zij die we respecteren dat is dus vrezen ons binnen een bepaald
kader dat wij acceptabel vinden, zullen beoordelen.
Als we denken dat we niet binnen dat kader zullen vallen, voelen we ons niet
op ons gemak, worden we onstandvastig en gaan we om de hete brei heendraaien.
Met andere woorden we vinden het niet leuk om als een sulletje te worden
beschouwd, een toegewijde volgeling van Jezus en de christelijke religie. Dan
prevelen en stamelen we maar wat, en proberen ons met een vaag excuus uit een
onthullende situatie te redden. Dit is niets anders dan ijdelheid, door en door.
Laten we eens gaan kijken wat Petrus overkwam. We slaan daarvoor Mattheüs 26
op. Jezus was het hogepriesterlijk paleis binnengevoerd.
Mattheüs 26:69-75a Petrus zat buiten in de hof en er kwam een slavin
naar hem toe, die zeide: Ook gij waart bij Jezus, de Galileeёr.
70 Maar hij loochende het ten aanhoren van allen en zeide: Ik weet niet, wat
gij zegt. 71 Toen hij naar het portaal ging, zag een andere hem en zij zeide
tot hen, die daar waren: Die man was bij Jezus, de Nazoreeёr. 72 En
wederom loochende hij het met een eed: Ik ken de mens niet. 73 Even later
kwamen zij, die daar stonden, naar Petrus toe en zeiden: Waarlijk, ook
gij behoort tot hen, want ook uw uitspraak verraadt u. 74 Toen begon hij
zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de mens niet. 75 En terstond kraaide
een haan.
Ondanks de duidelijke leiderschapseigenschappen die Petrus bezat en zijn
schijnbare poeha en moed, verloochende hij Christus en zweerde dat zelfs en
vervloekte zichzelf nu Christus was gearresteerd. Eerst zei hij dat hij niet
begreep waar ze het over had. De tweede stap was dat hij zich ervan af maakte
door te zeggen dat hij Hem niet kende. En ten derde ontkende en vervloekte hij
op heftige wijze. Stap voor stap werd hij door zijn angst tot een tragische
zonde geleid.
Dit is dezelfde man die later door Christus werd gekozen om als eerste naar
de heidenen te gaan hun Christus en daarna behoud te verkondigen, om
vervolgens met hen in hun huis te eten. Dit is iets dat een jood in de eerste
eeuw gewoonlijk niet zou doen.
Laten we nu Galaten opslaan. We lezen dit om een beetje bemoedigd te worden,
dat angst iets is dat iedereen het hoofd moet bieden. God geeft ons de tijd om
dat te overwinnen. Maar het moet worden overwonnen, omdat angst zonde is en tot
zonde leidt. Die angst is bewijs dat we God niet echt geloven. We geloven niet
dat Hij echt met ons is. We geloven niet dat Hij in onze behoeften zal voorzien.
Galaten 2:11-13 [Paulus schrijft:] Maar toen Kefas te Antiochiё
gekomen was, heb ik mij openlijk tegen hem verzet, omdat het ongelijk aan
zijn kant was. 12 Want voordat sommigen uit de kring van Jacobus gekomen
waren, at hij met de heidenen aan één tafel, maar toen zij [de joden]
kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor de besnedenen.
13 En [ook] de overige Joden huichelden met hem mede, zodat zelfs Barnabas
zich liet medeslepen door hun huichelarij.
Hier zien we dus dat Petrus openlijk met de heidenen omging totdat hij in de
aanwezigheid van de heidenen met andere joden werd geconfronteerd. Toen trok hij
zich, geїntimideerd door hun aanwezigheid,
terug. Deze voorbeelden laten zien dat angst een werkelijkheid is waar we
allemaal mee te maken hebben. En zelfs al is iemand al heel lang bekeerd, en
misschien wel iemand die in hoog aanzien staat, toch heeft zo iemand angsten.
We zouden toch denken dat iemand zoals een apostel, die drieёnhalf
jaar met Jezus doorbracht, met Hem sliep, met Hem at, preken van Hem hoorde,
wonderen en genezingen zag plaatsvinden, demonen zag uitwerpen, de manier
waarnam waarop Hij met vriend en vijand omging, Zijn vriendelijkheid
waarnam, het meeleven waarnam dat Hem doortrok voor hen die zwak waren we
zouden toch denken dat zo iemand nooit met angst te maken zou hebben.
Iedereen moet angst het hoofd bieden! Angst is iets waar we ons voor
moeten schamen. Maar het is ook bemoedigend te weten dat God trouw is, en dat
Hij geduldig is, en dat Hij ons in situaties zal brengen die ons de gelegenheid
bieden het te overwinnen zelfs al moet dat gebeuren onder omstandigheden
waarvoor we ons diep schamen, zoals Hij dat met Petrus deed. Misschien was
Petrus wel iemand die flink op zijn kop moest krijgen en in grote schaamte
worden gebracht om het te overwinnen. Maar hij overwon het in ieder geval.
Lucas 12:4-12 Ik zeg u, mijn vrienden, vreest hen niet, die het
lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen. 5 Ik zal u tonen, wie gij
vrezen moet. Vreest Hem, die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de
hel te werpen. Voorwaar, Ik zeg u, vreest Hem! 6 Worden niet vijf mussen
verkocht voor twee duiten, en niet één van die is vergeten voor God. 7 Ja,
zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Weest niet bevreesd: gij gaat
vele mussen te boven. 8 Ik zeg u: Een ieder, die Mij belijden zal voor de
mensen, hem zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen Gods; 9 maar
wie Mij verloochenen zal voor de mensen, die zal verloochend worden voor de
engelen Gods. 10 En een ieder, die een woord zal spreken tegen de Zoon des
mensen, het zal hem vergeven worden; maar wie tegen de Heilige Geest zal
lasteren, het zal hem niet vergeven worden. 11 Wanneer zij u brengen voor de
synagogen en voor de overheden en de machthebbers, maakt u niet bezorgd, hoe
of wat gij ter verdediging moet spreken. 12 Want de Heilige Geest zal u op
het eigen ogenblik leren, wat gij zeggen moet.
Dit is de raad die we nodig hebben om te oefenen, in praktijk te brengen
totdat we grondig zijn overtuigd van de gerechtigheid van God en Zijn weg. Eén
van de lessen hier is dat, daar angst zo'n werkelijkheid in ieders leven is, het
belangrijkste van alles het voorwerp van onze angst is. Angst voor God is
fantastisch! Maar angst voor mensen is vernietigend. Het voorwerp van onze angst
is heel belangrijk. Dat is dus iets dat we kunnen leren te beheersen en in de
juiste richting te sturen.
Psalm 40:5 Welzalig de man, die de HERE tot zijn vertrouwen heeft
gesteld, die zich niet wendt tot [die niet bang is voor, die geen respect
heeft voor] de hovaardigen, noch tot hen die naar leugen afdwalen.
Het voorwerp van onze angst moet God zijn. Als God het voorwerp van onze
angst is, dan zullen we op Zijn woord vertrouwen en ons onderwerpen. Gemeente,
dit is iets dat een getuigenis voortbrengt dat God verheerlijkt. Het voorwerp
van onze angst moet dus God zijn. Hij beschikt over alle macht en Zijn macht
gaat verder dan de dood.
Deze angst is een mengsel van alle verschillende aspecten van angst. Het is
niet alleen een diep en eerbiedig respect en een vereren van Hem. Het gaat zelfs
tot het uiterste van verontrust te zijn ik bedoel doodsbang zijn Hem
niet te gehoorzamen of verzuimen zich aan Hem te onderwerpen. Denkt u dat Jezus
niet een bepaalde mate van angst had toen Hij daar in de hof van Getsemane tot
God bad? Denkt u dat Hij die martelingen wilde ondergaan waarvan Hij wist dat
die Hem zouden overkomen? Denkt u dat er niet een bepaalde mate van angst was
die Hem ertoe aanzette te zeggen: "God, Vader, neem deze beker van Mij
weg. Echter niet Mijn wil maar de Uwe geschiede."
Angst is niet één specifiek iets; het bestaat uit vele dingen. En het kan
op verschillende tijden in verschillende mate in ons leven en in verschillende
omstandigheden voorkomen. Maar ik denk dat u dit weet, iets dat David heel
duidelijk maakte: De vreze des Heren is NIET iets dat we van nature hebben. Het
is iets dat we moeten leren!
Nadat we dus tot bekering zijn gekomen is veel van ons leven erop gericht te
groeien in de vreze des Heren. Ja, we geloven dat Hij bestaat. We geloven dat
Hij op Zijn troon zit. We geloven dat Jezus Christus de Zaligmaker is. Maar onze
angsten dat ons vlees niet aan zijn trekken zal komen, of onze angst voor mensen
komt tussenbeide voor onze vrees de kosten te betalen, onze vrees voor
zelfopoffering, onze vrees ons kruis op te nemen en Jezus te volgen. Die angsten
zitten in de weg en weerhouden ons ervan de dingen te doen die we moeten doen.
Het is dus een zaak van groeien.
Om ons te bemoedigen geeft Jezus ons dat voorbeeld van de mussen. God is Zich
zo bewust van wat er in Zijn schepping gaande is, dat zogezegd zelfs een mus
niet kan vallen zonder dat Hij dat toelaat. En wij zijn meer waard dan vele
mussen. Dat is toch wel een geweldige, indirecte bemoediging! We zijn vele
mussen waard. Dat is alles. Dat maakt nederig en bemoedigt, omdat als Hij op
mussen let hoe nauwgezet let Hij dan wel niet op ons?
Let u op uw kinderen om te proberen te voorkomen dat ze iets doen dat hun
vermogens te boven gaat, om ze voor pijn te behoeden, om er zeker van te zijn
dat ze voedsel krijgen, om er zeker van te zijn dat ze worden onderwezen, om er
zeker van te zijn dat ze opgroeien tot personen die uw naam eer zullen aandoen?
Hoe veel voorzichtiger, hoe meer oplettend, hoeveel meer macht heeft God niet om
tussenbeide te komen? Maar ik zeg u, dat we moeten leren de angst te overwinnen
dat Hij niet werkelijk met ons is.
Ik ben bang gemeente, dat wij die in Israëlitische landen leven, die zolang
onder betrekkelijk zekere economische omstandigheden en verdraagzaamheid van
manieren van leven hebben geleefd, dat als er een bedreiging voor ons welzijn op
ons afkomt, we heel gemakkelijk tot de ontdekking kunnen komen dat we niet trouw
zijn aan Christus omdat we voor de verkeerde dingen bang zijn.
Evelyn zei onderweg naar de dienst iets tegen me dat misschien hier goed van
toepassing is. Beoordeelt u dat zelf maar. Maar aan het eind van de tachtiger
jaren, een jaar of twee na de dood van de heer Armstrong en de tussenliggende
periode die er laten we zeggen tot 1995 op volgde, waren er zo'n 150.000
mensen die over de gehele wereld het Loofhuttenfeest bijwoonden. Vanaf de dood
van de heer Armstrong zijn er zo'n achttien jaar voorbijgegaan. Hoeveel mensen
maken nu deel uit van de kerk van God? 25.000? Ik weet het niet precies, maar ik
denk dat dat getal er niet ver naast zit. Wat is er met de andere 125.000 mensen
gebeurd?
Er is een plaats in de bijbel die de indruk wekt dat de kerk met het naderen
van het einde gedecimeerd zal worden. Tien procent van 150.000 is 15.000 mensen.
We gissen hier alleen maar we speculeren wat. Ik wil niet dat u deze
getallen serieus neemt, maar ik wil dat u er in gedachten wat mee speelt. Er is
iets gaande. Ik geloof dat God de kerk aan het uitkammen is. Hij is bezig om
mensen eruit te ziften.
Hij staat toe dat de mensen dit zelf doen door gewoon niet in staat te zijn
de omstandigheden te verdragen van een lichaam dat op zoveel verschillende
manieren uit elkaar is gevallen een situatie waar het elke dag op hun geloof
aankomt en ze kunnen niet steunen op de heer Armstrong, ze kunnen niet steunen
op de lokale dienaar, ze kunnen niet steunen op de grote massa mensen die ze op
het Loofhuttenfeest zien, ze kunnen niet steunen op de omvang en de kracht van
de kerk, het programma de Wereld van Morgen en al die dingen.
Is hun geloof in God? Is hun geloof in Zijn woord? Ik garandeer u dat de
angst naar boven zal komen. Eén van de eerste dingen waar ze bang voor zullen
zijn, is dat ze bang zijn zich op een zinkend schip te bevinden en dus knijpen
ze ertussen uit.
Ik dacht na over welvaart. In onze welvarende omstandigheden wordt het vrij
gemakkelijk om een houding te krijgen dat het relatieve gemak en de
verdraagzaamheid die we in onze natie ervaren een teken is van Gods instemming,
Gods aanvaarding. Soms is dat inderdaad zo. Maar dat geldt niet altijd in
het geheel niet! En het kan helpen te bedenken, voor u die bekend bent met het
boek Amos, dat dat laat zien dat Israël (in de tijd dat Amos tot hen predikte
en dat was in de laatste tientallen jaren voordat zij door de Assyriёrs
werden aangevallen) één van de meest welvarende tijden sinds Salomo
meemaakte.
Ze waren buitengewoon rijk voor die dagen ze dronken wijn uit bokalen,
zoals hij zegt, waarmee hij tot uiting brengt dat ze geweldig welvarend en
voorspoedig waren. Maar hij zei: "Ik nam uw regen weg. Dat veranderde u
niet. Ik nam dit weg en dat veranderde u niet. Ik liet dat daar gebeuren, maar u
reageerde niet. Ik deed dit en u schonk er geen aandacht aan." Daarna
zegt hij: "Bereidt u voor uw God te ontmoeten, omdat Ik dit niet langer
over Mijn kant zal laten gaan."
Er komt een tijd van afrekening. De welvaart van de Verenigde Staten van
Amerika staat op het punt in het niet te verdwijnen. Het kan nog enkele jaren
duren, maar die welvaart zal zeer zeker verdwijnen. Canada zal dezelfde weg gaan
als wij. Evenals Japan; dat gaat tegelijk met ons te gronde. Misschien ook het
grootste deel van Europa. Al deze landen zullen in een wereldomvattende
economische ramp die zijn gelijke niet kent, terechtkomen. En wie zullen ze de
schuld geven, de consumenten van al die rijkdom die voornamelijk de Verenigde
Staten ten deel valt?
We moeten God vrezen.
Spreuken 29:25 Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de HERE
vertrouwt, is onaantastbaar.
De vrees voor de verkeerde dingen is een geweldig vernietigende strik, omdat
deze altijd zonde voortbrengt. Die vrees is bedrieglijk, omdat als we die
hebben die zoveel te bieden schijnt te hebben. Als we eraan toegeven wordt
ons geweten overspoelt door opluchting. Maar later raakt de werkelijkheid ons
als een mokerslag en beginnen we de pijn en het verdriet te voelen.
Vrees is een krachtige aansporing. Maar de verkeerde vrees is een intense
vorm van een van zichzelf bewust zijn, die in feite een vorm van straf is, die
zelfvernietigend uitwerkt. Het kan en zal dat ook een schuldig geweten
veroorzaken, en zo'n soort geweten straft door angst. Wat een stress! We zouden
veel beter af zijn geweest als we gewoon de pijn of het ongemak van
gehoorzaamheid aan God hadden verdragen in plaats van aan onze vrees toe te
geven.
Gemeente, ik ben ervan overtuigd dat leerstellige waarheden door de mens
veelal vanwege deze twee angsten worden verworpen: (1) de vrees zichzelf te
moeten verloochenen en (2) de vrees voor andere mensen. Die twee zijn heel innig
met elkaar verbonden. En we hebben ongeveer elke dag de gelegenheid te werken
aan de vrees voor zelfverloochening. Dat is het zeggen van "Nee" tegen
iets waarom ons vlees schreeuwt, of waar onze ijdelheid om roept. Zulk soort
gelegenheden doen zich vaak voor, zelfs op één dag.
We zullen afsluiten met Openbaring 21:7-8.
Openbaring 21:7-8 Wie overwint, zal deze dingen beёrven,
en Ik zal hem een God zijn, en hij zal Mij een zoon zijn. 8 Maar de
lafhartigen, de ongelovigen [Let erop hoe deze twee aan elkaar zijn
gekoppeld.], de verfoeilijken, de moordenaars, de hoereerders, de tovenaars,
de afgodendienaars, en alle leugenaars hun deel is in de poel,
die brandt van vuur en zwavel: dit is de tweede dood.
Dit is een heel echt probleem, voor ons allemaal. Bang zijn is een deel van
onze natuur. We kunnen dat zien in de Israëlieten uit de oudheid; en als we
eerlijk zijn tegenover onszelf, zien we dat elke dag ook in onszelf heel
duidelijk aan het werk. Dit weerhoudt ons er zo vaak van ons aan God te
onderwerpen en te groeien en te overwinnen.
Laten we eraan gaan werken en zo zeker stellen dat we elke dag kunnen zien
als een dag van voorbereiding gereed te komen voor de dagen die volgen. Dat
is de rust waarover Paulus het in Hebreeën 4 heeft, de sabbatsrust die
aanbreekt met de oprichting van het Koninkrijk van God. Dit is iets waar we elke
dag aan kunnen werken zonder zelfs ons huis te verlaten, omdat dit in iedereen
van ons aanwezig is. Laten we niet vergeten dit te doen werken om aan het
eigen ik zijn verlangens te ontzeggen op die momenten dat het duidelijk verkeerd
is om dat toe te laten.
|