Sermon: Doen leerstellingen er werkelijk toe? (Deel 14)
#690NL
John W. Ritenbaugh
Given 30-Oct-04
summary: Daar God geen andere dag dan de sabbat heeft goedgekeurd, merkt John Ritenbaugh op dat eredienst op zondag een heidense afwijking is die voortkwam uit het Hellenistisch gnosticisme, een veelzijdige beweging die een afschuw heeft van Yahweh, de sabbat en Gods wetten. Al legde Constantijn het houden van de zondag (de namaaksabbat) op aan de westerse cultuur, de kwaadaardige tentakels van het gnosticisme waren reeds zichtbaar in Paulus' waarschuwing aan de Colossenzen aangaande de "wereldgeesten", engelenverering (feitelijk verering van demonen) en "witte" magie. De gnostici hebben neo-platonische ideeën over echt (zogenaamd voorkomend in de pleroma) en lichamelijk (verderfelijk, aards, fysieke vormen) ingevoerd om het concept van schaduw en werkelijkheid zoals door Paulus beschreven, te vervalsen. Christus, niet de engelen, is de werkelijkheid en de volheid van God. Antinomianisme, dispensationalisme, eeuwige zekerheid en onweerstaanbare genade - alle opgenomen in het evangelisch protestantisme - zijn allemaal ontleend aan het Hellenistische gnosticisme.
transcript:
We weten allemaal dat de eredienst op zondag, evenals de eredienst op sabbat,
heel ver in de geschiedenis teruggaat. De eredienst op sabbat is echter van een
veel oudere oorsprong dan de eredienst op zondag. De eredienst op sabbat gaat
helemaal terug tot op de scheppingsweek en de bijbel geeft aan dat de Schepper
ervan God is.
God Zelf zette het voorbeeld voor de mens door op te houden met het soort
scheppingsactiviteiten waarmee Hij op de vorige zes dagen van de scheppingsweek
bezig was geweest. Later gaf Hij de mens rechtstreeks opdracht de sabbat te
houden. De bijbel, en daarom ook God omdat Hij de Auteur van de bijbel is, heeft
nooit een andere dag van eredienst goedgekeurd.
Toen God mens werd en onder ons wandelde in de persoon van Jezus van Nazaret
hield Hij de sabbat, evenals de apostelen die Hij uitkoos en onderwees. Zij
gaven deze praktijk op hun beurt weer door aan hen die zij onderwezen. In
tegenstelling daarmee ontstond de praktijk van eredienst op zondag en werd deze
toegepast door volken die los van Israël en de bijbel stonden. De
wereldlijke geschiedenis laat zien dat de oorsprong ervan in Babylon, Egypte en
Griekenland ligt; niet in Israël en daarom kwam deze uit het heidendom voort.
Deze is helemaal terug te voeren op Satan, niet op Yahweh. De eredienst op
zondag als regelmatige, actieve toewijding aan een god is een afwijking van wat
Yahweh onderwees en in praktijk bracht.
In nieuwtestamentische tijden vormden Griekse religieuze en filosofische
leerstellingen niet Egyptische of Babylonische de
krachtigste invloed tegen de christelijke leer en de sterkste basis voor
heidense praktijken. Zo'n drie eeuwen hieraan voorafgaand hadden de Griekse
legers dat deel van de wereld veroverd en deze leerstellingen werden de wereld
op krachtige wijze opgelegd door de Griekse soldaten. De Griekse cultuur was erg
aantrekkelijk zelfs voor de militair en economisch machtige Romeinen die de
eerste eeuw domineerden. Zij bewonderden die zo sterk dat ze er naar streefden
veel ervan over te nemen, zodoende namen de Romeinen deel aan het verspreiden
van een deel van die cultuur naar de gebieden die zij overheersten. Daartoe
behoorden ook de Israëlitische volkeren die zich tegen die tijd redelijk vast
in Noordwest-Europa hadden gevestigd.
De Romeinen overheersten ook dat deel van de wereld en daarom heeft een groot
deel van de westerse wereld in deze tijd de wereld die overheerst wordt door
de Israëlitische volkeren veel van de filosofische concepten van
Pythagoras, Thales, Socrates, Plato, Aristoteles en veel andere Griekse
geleerden als cultureel richtsnoer. Deze zelfde mannen en anderen van Griekse
geboorte zijn de belangrijkste bronnen voor wat door theologen als "gnosticisme"
is aangeduid. En juist uit het gnostisch denken kwamen de krachtigste
leerstellige uitdagingen van de leer van de kerk in de eerste eeuw voort.
Sommige aspecten van die religieuze leer doen in deze tijd nog steeds opgeld;
die zijn door de katholieke en protestantse religies, die Alan Knight herdoopt
heeft tot "hellenistisch christendom", tot in onze tijd blijven
bestaan. De naam die Alan Knight hun geeft is heel toepasselijk, omdat die
religies duidelijk een syncretisme vormen van bijbelse en gnostische leer.
We zagen in de vorige preek van deze serie van veertien preken dat sommige
van deze oorsprongen symbolisch van karakter waren, zoals de getallen 7 en 8.
Voor gnostici is het getal 7 slecht en het getal 8 goed. De sabbat is de zevende
dag en de zondag, volgens hun manier van tellen, de achtste. De sabbat is daarom
voor hen slecht en de zondag goed.
Yahweh wordt door de bijbel duidelijk als Schepper naar voren gebracht. Voor
de gnostici bestaat de aarde uit materie en is daarom slecht. Aangezien Yahweh
de slechte aarde schiep en de zevende dag als dag van eredienst instelde, was
Hij volgens hun conclusie ook slecht. En zodoende, daar Hij, de aarde en de
sabbat slecht zijn, en daar Hij de schrijvers van het Oude Testament inspireerde,
is ook het Oude Testament met al zijn wetten slecht. De Israëlieten zijn slecht
omdat zij die dingen in praktijk brengen.
Stapje voor stapje kwamen de gnostici tot hun conclusies aangaande het
christendom en begonnen ze hun conclusies te onderwijzen en in
praktijk te brengen. Het resultaat is wat Paulus in 2 Thessalonicenzen 2
aanduidt met "het mysterie der wetteloosheid". Er deed zich echter een
belangrijk probleem voor, omdat tegen die tijd de gnostici reeds deel uitmaakten
van de kerk; ze waren schijnbaar bekeerde leden. Daarom konden ze hun leer van
binnenuit in de gemeenschap verspreiden.
Gnosticisme is een programma met vele kanten, dat door Satan werd geїnspireerd
om de christelijke leer en praktijk grotendeels middels subtiele en sluwe
middelen te vernietigen. Zolang de apostelen leefden, boekten de gnostici
niet veel vooruitgang, maar ze strooiden het zaad uit.
De meest bizarre leerstellingen van het gnosticisme, zoals sommige die we
zojuist hebben genoemd over de getallen 7 en 8, werden verworpen door de mannen
die de leiders werden in wat tot de Katholieke Kerk uitgroeide. Dit gebeurde in
de tweede, derde en vierde eeuw na Christus. Echter niet alles van het
gnosticisme werd verworpen. In deze periode van de tweede, derde en vierde eeuw
na Christus werd door die leiders het houden van de zondag ingesteld en aan de
leden opgelegd.
Zij die geloofden in het houden van de sabbat gaven zich niet zonder slag of
stoot hieraan over. De strijd tussen de twee groepen was bij tijden vrij heftig.
Hij werd zo heftig dat de Romeinse keizer Constantijn, die bang was dat een
groot deel van zijn rijk zou gaan lijden onder de ruzie tussen de twee groepen,
in de vierde eeuw na Christus een conferentie bij elkaar riep. Ondanks veel
theologisch geargumenteer slaagden ze er niet in een overeenkomst te bereiken,
en Constantijn de Romeinse politieke leider vaardigde een edict
uit waarbij de eredienst op zondag aan de christelijke gemeenschap binnen het
rijk werd opgelegd.
Het is heel interessant dat de leiders van de Katholieke Kerk dit edict van
de politieke leider van het rijk graag accepteerden, waarmee ze dus bestempeld
konden worden als een religieuze organisatie van deze wereld. Zij distantieerden
zich duidelijk en openlijk van de bijbelse wetten en zodoende ook van God de
Schepper, omdat de sabbat het teken is dat Hij aan Zijn volk gaf.
Ik heb u zojuist een overzicht gegeven van hoe de zondag de officiёle
dag van eredienst werd binnen wat we het "hellenistische christendom"
kunnen noemen, of we zouden ook kunnen zeggen de "Katholieke" Kerk. De
protestantse Reformatie veranderde in dit opzicht niets.
Het houden van de sabbat werd echter al omstreeks 60 na Christus een punt.
Dat kunnen we afleiden uit de brief aan de Colossenzen die omstreeks die tijd
geschreven werd. Het feit dat dit punt in de brief aan de Colossenzen verschijnt,
laat zien dat de theologie om de sabbat in de zondag te veranderen toen reeds
bestond, ook al vond de verandering pas zo'n 250 jaar later plaats. De brief aan
de Colossenzen laat ons dus zien hoe de apostelen over het houden van de sabbat
dachten in tegenstelling tot het houden van de zondag.
We gaan naar Colossenzen 2. Ik waarschuw u echter dat het voor mensen uit
deze tijd moeilijk is om wat hier wordt onderwezen op de juiste manier te
begrijpen, omdat de mensen uit Colosse verwikkeld waren in een complexe
mengelmoes van filosofische en theologische ideeёn
waar wij moderne mensen niet mee vertrouwd zijn; deze bestond uit christelijke
waarheid en gnostische onwaarheid.
Het christelijke concept en het gnostische concept kwamen in veel opzichten
overeen, waardoor het vrij gemakkelijk was om de christenen te misleiden. U
denkt toch niet dat Satan met iets naar de kerk zou komen waarvan het zo
duidelijk zou zijn dat het niet deugde dat iedereen het direct zou opmerken?
Maakt een vervalser wat hij dan maar ook vervalst, niet zo echt mogelijk, zodat
iemand die niet tot in detail terzake kundig is, er door bedrogen zal worden?
Dat is precies wat er gebeurt. Daarom zei ik dat het in sommige opzichten bijna
haarkloverij is om onderscheid te maken tussen waarheid en onwaarheid. Ik kan
dit tot u zeggen en in sommige opzichten zal wat ik tot u zeg zo duidelijk zijn
dat u zich in het begin afvraagt hoe ze ooit bedrogen konden worden. Het was in
die tijd echter niet zo duidelijk.
We kijken hier ruim negentienhonderd jaar later op terug. We hebben heel wat
tijd gehad om sommige van de dingen die ons onderwezen werden, eigen te maken;
daardoor kan het voorkomen dat sommige van de dingen die ik u ga vertellen
werkelijk dwaas, mythologisch, magisch, of wat dan ook, lijken; maar dat gold
niet voor hen. Laten we dus nu gaan kijken naar hoofdstuk 2 van de brief aan de
Colossenzen. We gaan een aantal verzen lezen te beginnen met vers 4. Let op de
woorden en wat daarmee door Paulus wordt overgebracht.
Colossenzen 2:4-5 Dit zeg ik, opdat niemand u met drogredenen
misleide. 5 Want al ben ik naar het vlees afwezig, naar de geest ben ik bij
u en ik zie met blijdschap de orde, die bij u heerst, en de hechtheid van uw
geloof in Christus.
We weten dat deze mensen niet vervreemd raakten van de waarheid, maar de
strijd was gaande.
Colossenzen 2:6-8 Nu gij Christus Jezus, de Here, aanvaard hebt,
wandelt in Hem, 7 geworteld en dan opgebouwd wordend in Hem, bevestigd
wordend in het geloof, zoals u geleerd is, overvloeiende in
dankzegging. 8 Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en
door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering der mensen, met de
wereldgeesten en niet met Christus,
Colossenzen 2:16-18 Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten
en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat, 17 dingen,
die slechts een schaduw zijn van hetgeen komen moest, terwijl de
werkelijkheid van Christus is. 18 Laat niemand u de prijs doen missen door
gewilde nederigheid en engelenverering, als ingewijde in wat hij heeft
aanschouwd, zonder reden opgeblazen door zijn vleselijk denken.
Dat zijn vrij sterke bewoordingen die Paulus hier gebruikt. Deze maken het
volgens mij duidelijk dat iemand, toen in hun tijd (in de tijd dat Paulus dit
schreef), het nieuws aan Paulus bracht dat iemand de eenheid in de gemeente te
Colosse verstoorde. Laten we nogmaals kijken naar de waarschuwingen die deel
uitmaken van dit algemene advies.
Het woord "misleiden", dat ook vertaald kan worden met "bedriegen",
maakt het vrij duidelijk dat zij daar onderwijs ontvingen dat niet overeenkwam
met het christendom. Dan, in de verzen 6 en 7, spoort hij hen sterk aan om terug
te gaan naar wat ze in het begin van hun bekering hadden geleerd. Hij spoort hen
aan daaraan te blijven vasthouden en daardoor te blijven groeien.
In vers 8 komt het woord "meeslepen" letterlijker overeen met de
woorden "u gevangen nemen". "Laat niemand u gevangen nemen."
Het lijkt bijna op gevangen genomen worden door piraten. Er zijn boekaniers op
pad en ze zijn bij u aan boord gekomen en ze zullen u als slaaf
gaan verkopen, u bent de buit die ze hebben behaald door het schip te
overmeesteren. Ze zullen u gevangen nemen.
Het woord "oordelen" in vers 16 kan evengoed worden vertaald met
"veroordelen", waardoor de nadruk van Paulus nog sterker wordt. In
vers 18 kunnen de woorden "de prijs doen missen" ook worden vertaald
met "van de prijs beroven" of "diskwalificeren voor de prijs",
dat betekent dus dat deze mensen hun behoud zouden kunnen verliezen door van het
geloof af te gaan wijken. Al deze woorden met een sterk waarschuwend karakter
duiden erop dat er binnen de gemeente op leerstellig gebied iets mis was.
De geleerden die de commentaren schrijven zien dit ook, maar hun probleem
ligt in het identificeren van wie de vijanden waren. Zij argumenteren erover of
het joden of heidenen waren. Vanuit ons perspectief is het identificeren van hen
echt niet zo moeilijk, omdat de oplossing daarvan ligt in de terminologie die
Paulus gebruikt één woord in het bijzonder, maar daarnaast zijn er andere.
Mijn persoonlijke mening is dat deze geleerden die dit probleem proberen op
te lossen, om te beslissen of het joden of heidenen waren die de zaken in
beroering brachten, zich niet in een eenvoudige oplossing willen schikken. Ik
zeg dit omdat ik denk dat een persoonlijke overgave een punt van gehoorzaamheid
met zich meebrengt. Romeinen 8:7 staat nog steeds in de bijbel. "De
gezindheid van het vlees is vijandschap tegen God, want het onderwerpt zich niet
aan de wet van God, trouwens het kan dat ook niet." Als zij de schuld op de
juiste plaats neerleggen, zouden er heel wat van hun argumenten of de zondag of
de sabbat zou moeten worden gehouden, van tafel worden geveegd.
In vers 8 gebruikt Paulus het woord "wereldgeesten". In de
Statenvertaling wordt dat vertaald met "beginselen der wereld". Dat
zijn woorden die rechtstreeks aan het gnosticisme zijn ontleend. In zekere zin
is de vraag "wie de problemem veroorzaakten" reeds beantwoord.
Bedenk dat toen ik uitlegde wat er hier gaande was, dat ik toen zei dat het
gnosticisme niet een lichaam van religieuze mensen was die zich aan één
verzameling van leerstellingen hield, ongeacht waar ze zich bevonden. Evenals
het moderne protestantisme waren ze in veel verschillende sekten verdeeld,
waarbij elk van die groepen zijn eigen leerstellige positie benadrukte om
zichzelf in zekere zin uniek te maken.
De groep in Colosse was vrij sterk en invloedrijk en schijnt er opvattingen
op na te hebben gehouden die veel geleken op die van iemand met de naam
Valentinus, die wat later op het toneel verscheen. Zijn geschriften hebben hem
overleefd en die kunnen worden gebruikt om ons te helpen begrijpen wat er gaande
was.
"Beginselen der wereld" of "wereldgeesten" maken deel uit
van een complexe, gnostische leerstelling die van doen heeft met een geloof dat
we in deze tijd "theurgie" noemen. Webster's Dictionary definieert
"theurgie" als "het geloof dat er door zekere neo-platonisten
op na wordt gehouden die beweren wonderen te doen door tussenkomst van weldoende
geesten." Een ander woordenboek in mijn bezit zei: "Theurgie
staat in deze tijd bekend als witte magie."
Volgens de gnostici waren er wereldgeesten in de natuur, zoals wind, regen,
vuur, waterbronnen, de mens, geloof, hoop, begrip, enzovoort, die zulke dingen
als romantische liefde en succes in zaken besturen. Zij leerden dat de
wereldgeesten de personificatie van die krachten waren, en dat zij het
punt van contact vormden tussen de aarde en de krachten die vanuit de hemel
uitstraalden.
Dat kan op ons nogal dwaas overkomen. Misschien komt astrologie ook dwaas op
ons over, maar er zijn ontzaglijk veel mensen in deze tijd die erin geloven. Een
ontzaglijk aantal mensen gelooft in deze tijd ook in witte magie. Theurgie
wordt nog steeds toegepast.
De gnostici leerden dat deze geesten hulp boden in het regelen van de relatie
van de mens met de hemel en in een mogelijkheid voor de mens voorzagen om met de
hemel en zijn krachten in contact te komen. Daarom kunnen mensen, vanwege de
positie van de geesten, een beroep op hen doen, waardoor ze in
contact komen met de hemelse krachten om of materieel, of geestelijk succes, of
beide in het leven te behalen.
Het wordt nog interessanter. De gnostici leerden niet dat alle wereldgeesten
slecht waren, maar dat er zowel goede als slechte waren. De goede geesten
noemden zij "de pleroma". Het woord "pleroma"
betekent letterlijk "volheid". Ze noemden de goede geesten "de
volheid" in de zin van geestelijke volmaaktheid en ze zeiden dat deze goede
geesten beschikbaar waren om de mensen te helpen om materiёle
lusten te overwinnen en geestelijk te worden gereinigd.
In Hebreeёn 1 gaan we enkele van de
overeenkomsten met de bijbelse dingen zien.
Hebreeën 1:13 En tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zet U aan
mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw
voeten?
Ik wil dit even opmerken. Als we dit eenmaal gaan begrijpen, zullen we door
al de brieven heen verwijzingen naar gnostische dingen herkennen.
Hebreeën 1:13-14 En tot wie der engelen heeft Hij ooit gezegd: Zet U
aan mijn rechterhand, totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank
voor uw voeten? 14 Zijn zij niet allen [doelende op de engelen] dienende
geesten, die uitgezonden worden ten dienste van hen, die het heil zullen beёrven?
Wat denken we daarvan? Het gnosticisme komt hier dicht bij de waarheid. God
zendt inderdaad dienende geesten uit goede engelen om hen die de
erfgenamen van het behoud zijn bij te staan. Nu gaat het wat duidelijker worden
dat een christen er in kan trappen en meegesleept kan worden door deze
zogenaamde ideeёn over goede dienende geesten,
waar je je mee kunt verbinden om met de hemel in contact te komen en geestelijk
te worden gereinigd.
Een deel van het bedrieglijke gevaar voor christenen ligt in de manier waarop
het wordt uitgelegd; dat deed het erop lijken dat deze wereldgeesten
ongeveer dezelfde functie hadden als Gods dienende geesten. Zij leerden dat als
iemand eenmaal met één van die geesten verenigd was, de mens niet meer
verzocht kon worden door materiёle lusten, zoals het verlangen naar macht,
geld, seks, alcoholverslaving, ... en noem het maar op. De weg naar reiniging
bestond eruit een engel aan de haak te slaan en dat effende de weg voor precies
die dingen die we allemaal zoeken: om geestelijk rein te worden.
De gnostische theologie leerde dat het zich met de hemel verbinden middels de
goede "wereldgeesten" de regeneratie van de ziel bevorderde
door de natuurlijke geestelijke aspecten wakker te maken, daarmee de garantie
gevend dat de ziel na haar dood naar de hemel zou gaan. Het feit dat het Oude
Testament relaties tussen engelen en mensen vermeldt, maakte het voor de
gnostici vrij gemakkelijk om dit idee aan de christenen te verkopen en daarmee
verschaften ze een verkeerd geїnterpreteerd platform vanuit de Schriften,
waardoor ze hen die niet op hun hoede waren, konden misleiden.
Laten we het boek Genesis opslaan. Daarna zullen we wat meer tijd in het
Nieuwe Testament doorbrengen in plaats van kris kras door het Oude Testament te
gaan, omdat het Nieuwe Testament voorziet in een aantal samenvattingen. Laten we
nu Genesis 48:16 opslaan. Let erop wat Jakob zegt. Jakob zegent hier Efraїm
en Manasse, neemt ze op in zijn gezin en zegt in zijn gebed:
Genesis 48:16a de Engel, die mij verlost heeft uit alle nood, ...
Begint dat niet als het gnosticisme te klinken, dat zegt: "Zoek contact
met een engel en die regenereert u geestelijk tot wat u zou moeten zijn"?
Hier hebben we Jakob, één van de grote mannen uit de oudheid, die zegt:
Genesis 48:16 de Engel, die mij verlost heeft uit alle nood, zegene
deze jongelingen, zodat in hen mijn naam en die van mijn vaderen Abraham en
Isaak voortleven en zij in menigte mogen toenemen in het land.
Het doet er niet toe dat de Engel hier Jezus Christus was, niet echt een
engel, maar Hij was de boodschapper van de Vader. Jakob echter was in contact
met de echte Boodschapper die hem kon verlossen,
maar de manier waarop het daar is geschreven, doet het erop lijken dat het ook
één van die dienende geesten had kunnen zijn; daarmee voorziet het enigszins
in een fundament waarop misleiding kan worden gebaseerd. We slaan het niet op,
maar we zien ook nog de doodsengel waaraan Israël ontsnapte toen zij het Pascha
hielden.
Laten we nu naar het Nieuwe Testament gaan, de brief aan de Galaten, waar
Paulus iets anders zegt:
Galaten 3:19 Waartoe dient dan de wet? Om de overtredingen te doen
blijken is zij erbij gevoegd, totdat het zaad zou komen, waarop de belofte
sloeg, en zij is op last van (God) door engelen [meervoud] in de hand
van een middelaar gegeven.
Klinkt dat niet alsof God engelen erop uitstuurde om Zijn wet aan de mens
over te brengen, en ook het verbond dat daarmee samenging?
Hebreeën 2:2-3 Want indien het woord, door bemiddeling van engelen
gesproken [Dit zou kunnen betekenen dat de gehele bijbel door engelen werd
overgeleverd.], van kracht is gebleken, en elke overtreding en
ongehoorzaamheid rechtmatige vergelding heeft ontvangen, 3 hoe zullen wij
dan ontkomen, indien wij geen ernst maken met zulk een heil, dat allereerst
verkondigd is door de Here, en door hen, die het gehoord hebben, op
betrouwbare wijze ons is overgeleverd.
Laten we nu naar het boek Handelingen gaan, omdat deze nieuwtestamentische
persoonlijkheden bevestigen dat engelen in sterke mate betrokken waren bij Gods
handelen met Israël. In Handelingen 7:53 spreekt Stefanus. Niet lang daarna
stierf hij de marteldood, maar hij zei tot de joden die naar hem luisterden:
Handelingen 7:53 gij, die de wet ontvangen hebt op beschikking van
engelen, doch haar niet hebt gehouden.
Zoals we waarschijnlijk allemaal kunnen herkennen, plaatsten hun verkeerde
interpretaties en de manier waarop zij een en ander gebruikten de geesten
zoals we zullen gaan zien veel dichter bij astrologie en occultisme dan bij
Gods engelen.
De volgelingen van Valentinus gingen bij hun bekering tot het gnosticisme in
feite door een sacrament waarin hij of zij met een engel van de
tegenovergestelde sekse in het huwelijk trad. Zij onderwezen dat op deze manier
de slechte hartstochten waarmee de rest van de mensheid is behept, op
wonderbaarlijke manier werden genezen. Ik veronderstel dus dat ze werden gedoopt
en daarna als ze uit het water kwamen, gingen ze als één der eerste dingen
door deze imitatie-huwelijksceremonie waarin zij met een engel werden verbonden.
Ik wil niet dat u denkt dat de christenen in Colosse dit deden. Daar is niets
van vastgelegd. Ik vertel u alleen maar in hoeverre en in welke sterke mate de
gnostici dit zelf geloofden.
De gnostici leerden verder nog dat de kwade hartstochten waarmee de rest van
de mensheid is behept, op deze manier op wonderbaarlijke wijze kunnen worden
genezen, en dat er daarom geen behoefte is aan een wet, of te vechten tegen de
zonde, hetgeen zij vereenzelvigden met slavernij. In plaats daarvan bracht hun
vereniging met de engel een wonderlijke innerlijke verandering tot stand die van
nature uitmondde in goedheid en vriendelijkheid zonder enige menselijke
inspanning. Want ziet u, vanaf nu was u van nature rechtvaardig omdat u als het
ware door een engel werd bezeten.
Ziet u tot welk handelen deze mensen werden geleid? Ze geven hun wil, hun
zelfbeheersing over aan iemand buiten henzelf. Dit was, zoals we kunnen zien,
niets anders dan een subtiele vorm van demonische bezetenheid. Paulus noemt het
iets later de verering van engelen.
De subtiliteit eindigde hier echter niet mee. De gnostici waren zo sterk
gekant tegen alles wat zij als materialistisch interpreteerden, dat toen ze met
het christendom in aanraking kwamen, ze heel sluw het neo-platonische standpunt
verdraaiden door te leren dat de mens bevrijd moest worden van deze wereldgeesten.
Hoorde u wat ik zojuist zei? Het lijkt erop alsof ze zonet hun standpunt
volledig omkeerden. Dit maakt het plaatje nog verwarrender. Waarom maakten ze
deze radicale verandering? Ik denk dat God hen hiertoe dwong om hun misleidingen
duidelijk te maken zodat de christen zelfs de nieuwste bekeerling in
staat zou zijn er doorheen te kijken.
Daar de gnostici een nog veel sterkere haat tegen Yahweh hadden en omdat ze
Hem zagen als de Schepper van deze "wereldgeesten" de kwade
geesten en de Schepper van wat zij interpreteerden als "materialisme"
en de Auteur van het Oude Testament, daarom moesten Hij en Zijn materialistische
manier van leven worden verworpen. Op zichzelf genomen had dit al genoeg moeten
zijn voor de christenen in Colosse om de gnostici te verwerpen, omdat het
precies datgene is wat Paulus in Colossenzen 2 aanvalt.
Met andere woorden de gnostici haatten Yahweh nog steeds, zelfs al waren ze
geassocieerd met de christelijke kerk. Ze haatten Yahweh nog steeds en ze
haatten alles dat samenhing met het Oude Testament nog steeds zo erg dat ze ook
antinomianisme toevoegden aan hun mengeling van geloof waar Paulus in
Colossenzen 2 over schreef.
Was het probleem dat onrust veroorzaakte in de gemeente te Colosse nu een
joods of een gnostisch probleem? Het was een gnostisch probleem. Een probleem
voor iedereen die deze rommel geloofde, ongeacht zijn ethnische oorsprong. Ik
vraag dit, omdat als we in een commentaar kijken, het doet er praktisch niet toe
welk, we zien dat ze zeggen dat het een joods probleem was. Het was geen
joods probleem. De commentator past hierbij zijn eigen geloof toe dat de sabbat
heeft afgedaan. Hij raakt verstrikt in het aspect van de "wetteloosheid"
dat hier aan de orde komt.
Er bestaat geen twijfel aan dat joden normaal de mensen zouden aansporen
de sabbat te houden. Deze commentatoren redeneren dat Paulus in vers 16 in feite
de sabbathouders op het matje roept, omdat "deze [de sabbat] aan het kruis
genageld is, tezamen met andere verordeningen, en deze slechts een schaduw is
van grotere dingen die nu aan de christelijke kerk zijn geopenbaard." Dat
concept, gemeente, is gewoonweg niet waar.
Colossenzen 2:20-23 Indien gij met Christus afgestorven zijt aan de
wereldgeesten, waartoe laat gij u, alsof gij in de wereld leefdet, geboden
opleggen: 21 raak niet, smaak niet, roer niet aan; 22 dat alles zijn dingen,
die door het gebruik teloorgaan, zoals het gaat met voorschriften en
leringen van mensen. 23 Dit toch is, al staat het in een roep van wijsheid
met zijn eigendunkelijke godsdienst, zijn nederigheid en zijn kastijding van
het lichaam, zonder enige waarde (en dient slechts) tot bevrediging van het
vlees.
We herkennen het alweer noemen van "de wereldgeesten" als iets dat
rechtstreeks aan de gnostische filosofie is ontleend, en niet aan de religie van
het Oude Testament waar de joden naar zouden verwijzen.
Paulus' gebruik van het woord "wereld" in wereldgeesten (alhoewel
het een belangrijk punt is) zou een christen onmiddellijk moeten waarschuwen dat
dat onderwijs waarbij "wereldgeesten" betrokken zijn niet van God
afkomstig is. Het is van de wereld afkomstig.
De krachtige taal die Paulus gebruikt als hij schrijft: "Raak niet,
smaak niet, roer niet aan", suggereert heel sterk ascetisme dat in
het Oude Testament dat door joden zou worden aangehaald, nergens wordt
onderwezen. Het Oude Testament leert inderdaad zelfbeheersing en aandacht
schenken aan de verzorging van ons lichaam en zorgdragen voor zowel iemands
persoonlijke als de publieke gezondheid, maar het leert nergens ascetisme.
In mijn King James bijbel [de bijbel die de heer Ritenbaugh gebruikt]
is er in vers 23 sprake van "verwaarlozing van het lichaam", waarbij
er in de kantlijn als alternatieve vertaling vermeld staat kastijding van het
lichaam [zoals ook de NBG het vertaalt]. Let er ook op dat Paulus schrijft
dat de bron van de leer menselijk is. Het zijn geboden en
leerstellingen van mensen en niet van de God die het Oude Testament inspireerde.
In deze hoofdstukken staat het één na het ander vermeld dat laat zien dat
Paulus achter het houden van de sabbat en de heilige dagen staat. Hij gaat in
het geheel niet tegen deze dagen tekeer. Hij gaat niet tekeer tegen de God die
het Oude Testament inspireerde. Hij trekt gewoon de conclusie dat dit ascetisme
rechtstreeks uit het heidendom voortkwam.
Deze groep die problemen veroorzaakte, spoorde aan tot ascetisme, iets dat
nooit een bijbelse of joodse traditie was. Het Nieuwe Testament voegt aan het
onderwijs van het Oude Testament toe dat het lichaam de tempel van de Heilige
Geest is, en daarom wordt er van ons verlangd voor ons lichaam zorg te dragen.
Paulus heeft dit zeer zeker aan de Colossenzen onderwezen.
Tot zover heeft Paulus in vers 8 de "wereldgeesten" specifiek geїdentificeerd
met "wijsbegeerte en ijdel bedrog". Dat zijn beslist geen woorden die
hij in verband met de sabbat zou gebruiken of in samenhang met iets uit het Oude
Testament. Veroordeelde hij in vers 16, waar hij eten en drinken noemt, en het
houden van feesten en de sabbat, deze dagen terwijl ze duidelijk in het Oude
Testament worden geїdentificeerd? Of stelde Paulus ze tegenover de "wereldgeesten",
omdat de gnostici de christenen veroordeelden vanwege het houden van deze dagen?
We kunnen veel begrijpen van waarom Paulus de verzen 16 en 17 schreef op de
manier waarop hij dat deed, door vers 17 te begrijpen en het gebruik van de
woorden "schaduw" en "lichaam". Paulus zegt: "Laat dan
niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een
feestdag, nieuwe maan of sabbat, dingen, die slechts een schaduw zijn van
hetgeen komen moest, terwijl de werkelijkheid van Christus is." [De
Statenvertaling, evenals de bijbel die de heer Ritenbaugh gebruikt, sluit deze
zin af met: "Maar het lichaam is van Christus."]
In de kantlijn van mijn bijbel staat "werkelijkheid. Het woord "lichaam"
in de King James is geen goede vertaling. Het woord "werkelijkheid"
[zoals in de NBG] is beter. Als uw bijbel "werkelijkheid" heeft, is
hij hier dichter bij de waarheid. Waarom vertaalden de vertalers het hier met
"lichaam"? Dat is omdat de vertalers dit hoofdstuk niet vanuit een
gnostische invalshoek bekeken, wat Paulus ongetwijfeld wel deed vanwege de
betekenis van die woorden in het gnosticisme.
"Schaduw" en "werkelijkheid" zijn zowel christelijke als
gnostische woorden. "Schaduw" is een ander woord voor "symbool".
"Lichaam" of "werkelijkheid" is datgene waar de schaduw naar
verwijst. Met andere woorden: lichaam of werkelijkheid. Een schaduw verwijst dus
naar de werkelijkheid.
Bijvoorbeeld een nationale vlag is in de wereld van vandaag de schaduw. De
natie is de werkelijkheid. De vlag verwijst naar de natie. Breng nu de
sabbatdagen hier in beeld. De sabbatdagen verwijzen naar de werkelijkheid. De
King James geeft dit op een dusdanige manier weer dat iemand ertoe geleid wordt
te begrijpen dat we de kerk over zulke zaken als hier besproken worden, moeten
laten oordelen, en niet de critici die de problemen veroorzaakten, die de
kerkleden lastig vielen door te klagen over het feit dat de kerkleden feesten en
sabbatten hielden.
Sommige moderne vertalers hebben de betekenis van wat Paulus schreef veel
beter begrepen, en zij vertaalden zodoende veel juister. Als u in het bezit bent
van een New International Version, dan ziet u dat deze beter is. In de New
International Version staat er: "Deze [duidende op de sabbat, de nieuwe
maan, het zich verheugen en eten tijdens de feesten] zijn [tegenwoordige
tijd] een schaduw van dingen die komen zullen. De werkelijkheid wordt echter
gevonden in Christus."
Vers 17 brengt in feite een ander deel onder de aandacht van datgene waarover
de controverse in Colosse ging. Dat is wat de schaduw (in deze tijd zouden we
zeggen symbool) vertegenwoordigt. In deze zaak lagen de kerk en de
gnostici mijlenver uit elkaar. Laten we weer naar de brief aan de Hebreeёn
gaan, hoofdstuk 8, vers 5. Als we zulk soort verzen lezen kunnen we gaan
begrijpen waarom het voor mensen mogelijk was in verwarring te geraken en te
worden misleid.
Hebreeën 8:5 Dezen verrichten slechts dienst bij een afbeelding en
schaduw van het hemelse, blijkens de godsspraak, die Mozes ontving, toen hij
de tabernakel zou gereedmaken. Zie toe, zegt Hij immers, dat gij alles maakt
naar het voorbeeld, dat u getoond werd op de berg.
Hebreeën 10:1 Want daar de wet slechts een schaduw heeft der
toekomstige goederen, niet de gestalte dier dingen zelf, is zij nimmer in
staat ieder jaar met dezelfde offeranden, die onafgebroken gebracht worden,
degenen, die toetreden, te volmaken.
In beide verzen zegt de schrijver van de Hebreeёnbrief
duidelijk dat de oudtestamentische schaduwen duidelijk verwijzen naar
nieuwtestamentische werkelijkheden. Laten we er één bekijken die het
beste bekend is binnen het gehele christendom.
1 Corinthiërs 5:7 Doet het oude zuurdeeg weg, opdat gij een vers
deeg moogt zijn; gij zijt immers ongezuurd. Want ook ons paaslam [Paschalam]
is geslacht: Christus.
Het oudtestamentische Pascha en de Exodus zijn de schaduw die naar
Christus en de christelijke vrijheid verwijzen, die de werkelijkheid zijn. Pas
dat principe ook eens toe op de feesten. De eerste en laatste dag Ongezuurde
Broden zijn schaduwen. Zij verwijzen naar een nieuwtestamentische werkelijkheid.
Hetzelfde geldt voor Pinksteren. Het is een schaduw die verwijst naar een
nieuwtestamentische werkelijkheid. Het Trompettenfeest, de Grote Verzoendag, het
Loofhuttenfeest en de Laatste Grote Dag zijn schaduwen die verwijzen naar
Christus en een of ander aspect van Zijn taak en Zijn doel.
Dat er een schaduw bestaat, laat de werkelijkheid niet verdwijnen, en omdat
de werkelijkheid geopenbaard kan zijn, is de schaduw nog niet verdwenen. Die is
er nog steeds. Maar ziet u, de gnostici zeiden: "Als de werkelijkheid er
eenmaal is, hebben we de schaduw niet langer nodig." Dat is in het geheel
niet waar! We zijn nog steeds menselijke wezens en we hebben de schaduw nodig om
de werkelijkheid in ons denken te versterken, zodat we verder zullen gaan op de
weg van het doel van God.
Paulus maakte het heel duidelijk. Hij schreef in de tegenwoordige tijd:
"Deze zijn een schaduw." De schaduwen zijn niet
verdwenen. Hij zei niet "waren". Ze zijn een schaduw
tegenwoordige tijd. Ze verwijzen dus nog steeds naar Christus in wie de volheid
[pleroma] lichamelijk aanwezig is en die waard is vereerd te worden. Hij
gaat dan in Colossenzen 2:18 verder met te waarschuwen tegen de verering van
engelen. "Laat niemand u de prijs doen missen door gewilde nederigheid en
engelenverering." Dat verwijst rechtstreeks terug naar de gnostische
interpretatie van "schaduwen" en daarop wordt gezinspeeld in de
uitspraak over "wereldgeesten".
Ik zei u aan het begin dat dit enigszins complex en verwarrend zou zijn. We
kunnen er echter op geen enkele manier omheen. We zijn niet vertrouwd met wat
deze mensen meemaakten, omdat Satan een hele hoop onzin op hen deed afkomen
waarin mensen gemakkelijk verstrikt konden raken. Het is zo gemakkelijk daar in
verstrikt te raken dat moderne zogenaamde christenen nog steeds geloven wat deze
gnostici zeiden.
Het gnostische concept van schaduwen kwam niet van God. Dat kwam van de
filosoof Plato. Merkte u aan het begin op dat ik het over neo-platonisten had?
Plato's Theorie over vormen wordt nog steeds onderwezen aan moderne
Amerikaanse universiteiten en ik zal die theorie hier in het kort uiteenzetten.
Plato theoretiseerde dat alles op aarde niets meer is dan een schaduw van een
hemelse vorm of archetype. Materiёle dingen
op aarde zijn dus schaduwen en dingen in de hemel zijn de "werkelijkheid".
Bijvoorbeeld de gnostische leer die van Plato afkomstig is, zegt dat alle variёteiten
bomen op aarde slechts schaduwen zijn van één geїdealiseerde
hemelse boom; dat in onze wereld individuele bomen groeien en sterven en dat ze
geen identieke copieёn van elkaar zijn. Als we naar hen kijken, herkennen
we ze als leden van de familie der bomen vanwege hun relatie met de eeuwige,
volmaakte, onveranderlijke boom in de hemel. Dat is wat Plato onderwees.
Plato ging nog verder door te onderwijzen dat alles op aarde, inclusief de
mens, een illusie is in die zin dat alles onstabiel is en onderhevig aan
verandering; daarom zien we er in ons uiterlijk allemaal anders uit. Daarom zijn
alle bomen verschillend. Die verschillen waren voor Plato het bewijs van
degeneratie. Wij hier op aarde zijn allemaal onderhevig aan ziekte en
veroudering en we zijn allemaal onvolkomen schaduwen van de archetypen in de
hemel. Voor hen zijn de archetypen werkelijk, volkomen, eeuwig en onveranderlijk.
Er is echter hoop voor de mens als hij zich op een of andere manier aan de
hemelse wereld kan koppelen. Dan kan hij nemen van de geestelijke volkomenheid
uit de hemel en uiteindelijk onsterfelijk en onveranderlijk worden zoals zij.
Het medium waardoor dit allemaal kan worden bereikt zijn natuurlijk de engelen
de wereldgeesten.
Dit is volstrekt demonisme! Maar wilt u niet volkomen zijn? Ik
hoop dat u net zo volkomen wilt worden als God, niet zoals een engel dat is
zelfs een goede engel.
Dit kan op ons allemaal als erg fantastisch overkomen; het had echter een
tragische, geestelijke toepassing die tot in dit moderne, hellenistische
christendom doorwerkt.
Ik vroeg u aan het begin dat woord "pleroma" te onthouden.
Dat betekent "volheid". Voor de gnosticus was pleroma de
hoogste hemel en de verblijfplaats van zuivere geestelijkheid. In hun leer waren
alle dingen daar in "rust". (Bedenk dat één van mijn preken tijdens
het Feest over de "rust" van Hebreeёn
4 ging.) Ze verkeerden in rust in de zin dat ze onveranderlijk waren. Buiten en
beneden de "pleroma" zijn de dingen chaotisch en in
zekere mate gebrekkig, daar ze slechts een schaduw zijn van datgene wat binnen
de pleroma aanwezig is. Als iets de pleroma verlaat wordt het
minstens gedeeltelijk een schaduw. Hun denken hierover sloot zelfs Christus in,
die op aarde verscheen om (zoals zij het noemden) gnosis [kennis] en behoud te
brengen.
Irenaeus één van de katholieke kerkvaders maakte een toepassing van
deze leerstelling met betrekking tot Christus bekend. Ik zal u de betekenis van
wat hij schreef geven, omdat het aanhalen van de hele uiteenzetting lang is en
moeilijk te begrijpen vanwege alle symboliek die erbij betrokken is. Luister nu
dus naar mijn parafrase waarin een en ander een stuk eenvoudiger tot uiting komt.
U zult hierin een andere tragische leerstelling kunnen ontdekken.
Maria, Christus' moeder, daalde vanuit de pleroma neer en behield
daarom iets van haar kennis over hemelse dingen. Zij gaf deze door aan
Christus, waardoor Hij gedeeltelijk iets van het hemelse weerspiegelde naast
iets van de schaduw ervan. Toen Christus weer opsteeg naar de pleroma
werd Hij pas echt werkelijk; dat wil zeggen dat Hij weer geestelijk werd. In
de persoon van Jezus weerspiegelde Hij de geestelijkheid van de hemelse
pleroma dus slechts gedeeltelijk en daarom voerde Hij Zijn taak op aarde in
zekere mate slechts gebrekkig uit. Hij werd met de Hebreeuwse religie besmet
en op die manier verklaren ze dat Jezus' gedrag en onderwijs niet volledig
was. Hun conclusie was dus dat Hij de wet alleen maar gehoorzaamde omdat Hij
een jood was.
Deze opvatting werkt tot op de huidige dag door. Toen Hij dus, zoals in
Mattheüs 12, de juiste geestelijke manier van het houden van de sabbat
onderwees en Zichzelf Heer van de sabbat noemde, weerspiegelde Hij alleen maar
Zijn jood-zijn. Maar toen Hij weer naar de pleroma opsteeg, zo leggen de
gnostici uit, werd dat gebrek hersteld. De gnostici noemden hun versie van het
christendom een geestelijker openbaring ervan. Na de opstanding en Zijn
terugkeer naar de pleroma, gaf Jezus dus de gnostische christenen, Zijn
"intimi", een openbaring die nog geestelijker was, die in feite
neerkwam op een syncretisme van christendom en heidendom.
Mensen in de kerk van God mensen die uit dezelfde Worldwide Church of God
kwamen als waar wij uit zijn gekomen hebben Evelyn en mij gezegd, dat zij
een openbaring van de waarheid van God hebben ontvangen die meer geestelijk is.
Dat werd ons recht in het gezicht gezegd.
U zag waarschijnlijk elementen van twee moderne leerstellingen: (1) de
verheffing van Jezus' moeder Maria tot een niveau dat ver uitgaat boven Gods
bedoeling, tot zelfs zover dat er sprake is van een leerstelling over de
onbevlekte ontvangenis, en (2) de gnostische verwerping van Jezus' aardse
optreden die we in deze tijd kunnen terugvinden in de leerstelling over de
verschillende dispensaties, die in het bijzonder sterk aanwezig is binnen het
evangelische christendom. Dit omvat ook de leerstelling van eeuwige zekerheid en
waarom we de wet niet behoeven te onderhouden.
Laten we naar Colossenzen 1:15 gaan. Ik wil u laten zien dat Paulus de eerste
twee hoofdstukken van Colossenzen gebruikte om datgene wat er in Colosse aan de
hand was duidelijk te maken, voordat hij in de hoofdstukken 3 en 4 praktische
toepassingen ging geven, maar in hoofdstuk 1 was hij daarvoor de dingen al aan
het voorbereiden.
Colossenzen 1:15 Hij is het beeld van de onzichtbare God, de
eerstgeborene der ganse schepping.
Let er hier op dat Paulus vermeldt dat Christus het beeld van de Vader is,
niet van een engel. Hij is het beeld van de Vader. Hij is niet het beeld van een
of andere engel uit de pleroma; Hij is het beeld van de Vader. Denk nog
eens terug aan Hebreeёn 1:13: "Tot wie
van de engelen heeft Hij ooit gezegd: 'Zet u neer aan Mijn rechterhand
...'"
In algemene zin was één van de krachtigste dingen die de apostelen in de
eerste eeuw hadden te bestrijden, het vernederen van Christus door te stellen
dat Hij een ondergeschikte positie bekleedde en in feite niet belangrijker was
dan een of andere goede engel. Tussen twee haakjes, het woord dat hier met
"beeld" is vertaald, is een woord waar we vertrouwd mee zijn en
sommigen van ons gebruiken het elke dag in samenhang met computers. Dat is het
woord "icoon". Dat kan twee dingen betekenen. Het kan betekenen "voorstelling"
of nog sterker "manifestatie". Elk van deze betekenissen is
aanvaardbaar en dit zou dus heel goed kunnen betekenen dat Christus de
manifestatie van de Vader was; niet dat Hij de Vader was, maar Hij was de exacte
manifestatie [weergave] van de Vader.
In Colossenzen 1:16 gaan we zien hoe Paulus een en ander voorbereidt de
verhoging van Christus tot de juiste positie waarin een christen Hem behoort te
zien.
Colossenzen 1:16 want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de
hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij
tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen
zijn door Hem en tot Hem geschapen.
Door Hem eerst te noemen als de vertegenwoordiging of de manifestatie van de
Vader, benadrukt Paulus nu de relatie van Christus met de schepping. Hij
IS de Schepper. Hij is Yahweh! "Wie denkt u wel Wie dat is die u
niet goed noemt?" Hij is de Schepper! We moeten dit concept van
schepping uitbreiden tot buiten alleen de fysieke schepping tot de geestelijke
schepping, omdat Paulus hier ook zegt dat Christus ook over de geestelijke
schepping gaat. Dat is door de Vader ook aan Hem gedelegeerd.
Jezus Christus is onze Hogepriester. Paulus vermeldt hier niet het woord
Hogepriester, maar het is Christus' verantwoordelijkheid ons te behouden. Hij is
dus ook werkelijk de Auteur van de geestelijke schepping. Christus speelt de
sleutelrol in zowel onze fysieke als geestelijke schepping, en om Hem
draait ook ons behoud; nogmaals niet om engelen uit de pleroma, zoals de
gnostici onderwezen. Dit principe hier is belangrijk om samen met Colossenzen
1:15-16 in beschouwing te nemen.
Colossenzen 1:19 (Statenvertaling) Want het is des Vaders welbehagen
geweest, dat in Hem al de volheid [pleroma] wonen zou.
"Volheid" is het woord! Ik zeg u dat dat een klap midden in het
gezicht van die mensen was! Al de [de gehele] volheid ligt
binnen Christus en Paulus voert dit opnieuw aan in de verzen 7 tot 9 van
het volgende hoofdstuk. IN HEM WOONT DE VOLHEID LICHAMELIJK! Ziet
u, de gnostici leerden precies het tegenovergestelde, dat Hij niet meer was dan
een engel uit de pleroma. Paulus zei: "Wacht eens
eventjes! Hij IS de pleroma!"
Colossenzen 1:20 En door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed
zijns kruises, alle dingen weder met zich te verzoenen, door Hem, hetzij wat
op de aarde, hetzij wat in de hemelen is.
Nogmaals, dit wijst op de hoge positie die Jezus Christus bekleedt. Paulus
zegt dat de Vader alle dingen met Zichzelf verzoent door Jezus Christus, niet
door een of andere engel uit de pleroma, zoals de gnostici onderwezen.
De gnostici eigenden zich een onbeperkte vrijheid toe om feitelijk alles wat
in de Schriften staat weg te vergeestelijken. Dat deden zij met het woord
"rust" dat in Hebreeёn 4 wordt
gebruikt. Zij veranderden "rust" in niets meer dan een aspect van de pleroma;
niet dat "rust" een werkelijkheid is die tot ons komt,
maar ze zeiden veelmeer dat het iets is waarvoor wij naar de hemel moeten gaan
om het via engelen te verkrijgen.
Herinnert u zich dat Paulus in Colossenzen 1:16 tronen, heerschappijen,
overheden en machten noemt? Dat zijn allemaal termen die verwijzen naar aspecten
of niveaus van bestuur.
Colossenzen 2:15 Hij [Christus] heeft de overheden en machten
ontwapend en openlijk tentoongesteld en zo over hen gezegevierd [wat
betekent dat Hij dat deed in Zijn leven en in Zijn dood].
Colossenzen 2:9-10 want in Hem woont al de volheid der godheid
lichamelijk; 10 en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is
van alle overheid en macht.
Paulus brengt hier alles tezamen. Overheden, machten en heerschappijen zijn
allemaal verwijzingen die de wereld in de oudheid zou gebruiken voor de
autoriteit van engelen en daarnaast ook voor enige vormen van menselijke
autoriteit. Maar in vers 9 zegt hij dat de gehele volheid van de godheid in
Christus woonde, en dat wij volledig zijn in Hem, die het Hoofd is van alle
overheden en machten.
Met andere woorden we behoeven geen combinatie met een engel te vormen om op
die manier de volheid te verwerven. We hebben de volheid reeds. We hebben er
toegang toe door Jezus Christus. We hebben geen engelen nodig. We hebben die
volheid reeds en Christus is de Baas van de engelen! Het is echt een schampere
opmerking over dat gnostische idee. Paulus' argument is, dat aangezien een
christen reeds de toegang tot de volheid van God heeft door Christus, en in Hem
volledig wordt gemaakt, het totaal geen zin heeft aandacht te schenken aan een
gnostisch idee over engelen. In vers 15 voegt Paulus toe dat Christus boven elke
heersende engel staat, of hun heerschappij nu echt is of niet, en dat we in
Christus vrij zijn van de autoriteit van engelen, of die nu goed zijn of slecht,
omdat onze Koning hen reeds heeft overwonnen.
Colossenzen 2:11 In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die geen
werk van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des
vlezes, in de besnijdenis van Christus.
Hiermee is de voorbereiding op Paulus' argument tegen ascetisme, dat kort
hierna volgt, afgerond, maar het is niet nodig dat we engelen betrekken in ons
leven of ons afgeven met ascetisme als middel om onszelf te bevrijden van het
materialisme. Christus heeft dat reeds voor ons bereikt door de verandering van
ons denken door de geestelijke besnijdenis.
Voor een juiste interpretatie van dit hoofdstuk doet het er niet toe of de
critici Grieks of joods waren, omdat de critici gnostici waren. Dat is het enige
wat ertoe doet. Hun ethnische afkomst doet er in het geheel niet toe. Ze waren
gnostici ongeacht hun ethnische afkomst, en ze onderwezen een verdorvenheid die
iemand die een echte christen was, het spoor bijster zou doen raken.
Ik ga nu afsluiten met een samenvatting en met het nogmaals lezen van enkele
verzen uit 2 Thessalonicenzen 2. Het is interessant dat Paulus de brieven aan de
Thessalonicenzen zeven of acht jaar schreef vóór de brief aan de Colossenzen.
Het is interessant dat we zelfs kunnen teruggaan van 60 na Christus, toen Paulus
de brief aan de Colossenzen schreef, helemaal naar 52 na Christus, toen hij de
tweede brief aan de Thessalonicenzen schreef. Tussen twee haakjes de eerste
brief aan de Thessalonicenzen was waarschijnlijk de eerste brief die Paulus
schreef. Alles wijst daarop en enkele maanden later schreef hij de tweede brief
aan de Thessalonicenzen.
2 Thessalonicenzen 2:7 Want het geheimenis der wetteloosheid is reeds
in werking; (wacht) slechts totdat hij, die op het ogenblik nog weerhoudt,
verwijderd is.
2 Thessalonicenzen 2:13-17 Maar wij behoren God te allen tijde om u
te danken, door de Here geliefde broeders, dat God u als eerstelingen Zich
verkoren heeft tot behoudenis, in heiliging door de Geest en geloof in de
waarheid. 14 Daartoe heeft Hij u ook door ons evangelie geroepen tot het
verkrijgen van de heerlijkheid van onze Here Jezus Christus. 15 Zo dan,
broeders, staat vast en houdt u aan de overleveringen, die u door ons,
hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, geleerd zijn. [Bedenk hier tegen
welke achtergrond dit werd geschreven. Het "mysterie der wetteloosheid"
was reeds werkzaam.] 16 En Hij, onze Here Jezus Christus, en God, onze
Vader, die ons heeft liefgehad en ons eeuwige troost en goede hoop door zijn
genade verleend heeft, 17 trooste uw harten, en make ze sterk in alle goed
werk en woord.
De fantasieёn betreffende "wereldgeesten" spelen in deze tijd
geen rol meer. De conclusies waartoe die fantasieёn leidden, worden echter
nog steeds geloofd. Dat was het onderwijs dat men Gods wetten niet meer behoefde
te gehoorzamen omdat Jezus dit voor ons deed, en Hij deed het Zelf alleen maar
omdat Hij een jood was.
Nee, Hij deed dat omdat Hij mens was. Hij deed dat omdat Hij de Zoon van God
was, in Wie de Geest van God aanwezig was. Hij deed dat omdat Hij trouw was in
alles. Hij deed dat omdat het de weg der gerechtigheid is. Hij deed dat om God
te verheerlijken. Hij deed dat om ons een voorbeeld te geven. Hij deed dat opdat
wij in Zijn voetstappen zouden wandelen. Hij deed dat om als onze Verlosser te
kwalificeren en met ons in het Koninkrijk van God te zijn.
Dat brengt ons bij onszelf. Wij moeten ze houden omdat wij zonen van God zijn,
omdat het de weg der gerechtigheid is. Wij moeten dat doen om trouw te zijn, om
God te verheerlijken, om in Zijn voetstappen te wandelen, om een voorbeeld te
geven waarin we de wereld een getuigenis geven dat we in Gods Koninkrijk zouden
kunnen zijn.
Deze serie van veertien preken begon ermee, dat ik u vanuit het Barna Rapport
bewijzen liet zien van alom heersende wetteloosheid en leerstellige
verdraaiingen, waartoe de "wedergeboren christenen" zich vrij voelen
om te doen en deel van hun leven te laten uitmaken. Ik liet u zien dat in het
algemeen dezelfde dingen gaande zijn als die er in de kerk in de eerste eeuw
gaande waren.
Ik liet u zien dat het gnosticisme uitgroeide tot een aparte religie en dat
het met afvallige elementen van de ware kerk samenging in het katholieke geloof.
Ik liet u zien dat de protestantse Reformatie weinig veranderde, behalve in de
vorm van kerkbestuur. In het volgen van deze ideeёn
heeft de wereld nu twee aparte vormen van wat de schrijver
Alan Knight "hellenistisch christendom" noemt.
In deze tijd zijn we weer op hetzelfde punt aangekomen en de oorspronkelijke
wetteloosheid kunnen we nu nog steeds zien in de evangelisch, protestantse leer
dat Jezus de wet voor ons hield, en dat Zijn onderwijs dat de wet niet had
afgedaan en Zijn houden van de sabbat alleen maar gebeurde omdat Hij een jood
was. Deze concepten worden ondersteund door de leerstelling van de verschillende
dispensaties (we leven nu in de dispensatie van genade en de wet doet er niet
toe) en de leerstelling van eeuwige zekerheid, waarin in principe wordt geleerd
dat het onmogelijk is dat iemand niet wordt gered.
Deze drie dingen: (1) wetteloosheid, (2) de leer der verschillende
dispensaties en (3) eeuwige zekerheid, kwamen rechtstreeks voort uit het
gnosticisme en ze hebben tot in deze tijd weten stand te houden. Ze bestaan nog
steeds. Dit zijn geen bijbelse waarheden en als we iets van deze veertien preken
kunnen leren, is het wel dat deze leerstellingen belangrijk zijn voor ons behoud,
namelijk dat we er niet in verstrikt geraken en op de een of andere manier gaan
denken dat we God niet behoeven te gehoorzamen, omdat Christus dat reeds voor
ons heeft gedaan. God oordeelt onze werken en het onderhouden van Zijn wet maakt
deel uit van die werken.
|