|
Sermon: De soevereiniteit van God (Deel 3)
Definitie (Vervolg)
#224NL
John W. Ritenbaugh
Given 09-Mar-96
summary: In deze derde aflevering in de serie over de soevereiniteit van God waarschuwt John Ritenbaugh dat zij die een verbond met God hebben gesloten, verleid of besmet kunnen worden, tenzij ze een weloverwogen inspanning leveren om God te kennen. God kennen betekent beseffen dat God het recht en de macht heeft met ons te doen wat Hij wil. Toen Johannes de Doper zijn invloed zag afnemen, stemde hij nederig en zonder terughouding in met Gods verlangen, daar hij besefte wie de touwtjes in handen had. Evenals David en Christus zich in Psalm 22:7 metaforisch vergelijken met wormen, moeten wij nederig onze onbelangrijkheid erkennen, evenals onze dankbaarheid voor onze roeping.
transcript:
We beginnen deze preek in Daniël 11, vers 32. Ik heb dit vers, geloof ik,
ook in de eerste preek van deze serie gelezen. Dit vers behoort tot de langste,
zich tot een onderwerp beperkende, profetie in de gehele Bijbel.
Daniël 11:32 - En degenen die zich misgaan tegen het verbond, zal
hij door vleierijen tot afval bewegen, maar het volk dat zijn God kent, zal
sterk zijn en daden doen.
Aan het begin van deze preek wil ik hier nog eens naar kijken, omdat de man,
waarover hier wordt gesproken, bij het "tot afval bewegen", historisch
bekend werd als Antiochus Epiphanes. We geloven nu, dat hij het historische type
is van het beest in de eindtijd uit het boek Openbaring. Dit vers profeteert
drie dingen:
1) Het beest zal zich onder andere bedienen van vleierijen.
Ik denk dat dat betekent dat hij niet alleen iemand met grote politieke
wijsheid en macht zal zijn, maar ook iemand die overtuigend en charmant is. Op
dit punt is het goed te bedenken wat er in Spreuken 31:30 staat (u kunt dat
thuis opzoeken als u deze preek nog eens bestudeert). Daar wordt een
waarschuwing gegeven dat "charme" (bevalligheid) bedriegelijk kan zijn.
Onthoud dat, want hier zien we een voorbeeld waar charme heel bedriegelijk zal
zijn en voor sommigen misschien wel dodelijk. Dit vers in Spreuken zegt, dat
maar al te vaak charme niets meer is dan een public relations vaardigheid, die
voor eigen voordeel wordt gebruikt. Met andere woorden het kan niets meer zijn
dan oneerlijke vleierij om de medewerking van iemand te verkrijgen om een
verborgen doel te bereiken. Dit is niets anders dan manipulatie en controle
middels vleierij; iemand het gevoel geven te willen meewerken omdat men wordt
geprezen. Maar de persoon die prijst manipuleert de ander voor zijn eigen
doeleinden. In de politieke wereld wordt dit "verraad" genoemd. Dit is
het eerste dat in dit vers tot uiting komt.
2) Degenen die een verbond met God hebben gemaakt kunnen tot afval bewogen
worden (of zoals sommige vertalingen het weergeven: "verleid worden").
Dat hangt natuurlijk samen met de vleierijen. Als we dit vers in de context
van de eindtijd plaatsen, zijn "wij" degenen die een verbond
hebben gemaakt. Het wordt dan interessant om naar dat woord "afval" te
kijken. Ik deed dat in de Reader's Digest Dictionary en dat woordenboek
geeft enkele vormen van gebruik die u ook wel interessant zult vinden. Het
betekent: de trouw bederven, de trouw of de integriteit bederven, zoals
bijvoorbeeld door omkoping. Het betekent ook: het vernietigen van moreel besef,
verstoren, ruïneren, het origineel veranderen, verlagen, besmetten.
Als we deze eerste twee punten samen nemen: de charme en de corruptie, moeten
we mentaal kunnen zien, dat God met de gele kaart zwaait; Hij laat ons zien dat
we in de buurt van een gevarenzone komen, waarvoor we erg voorzichtig moeten
zijn. Het is hoogst onwaarschijnlijk dat we, omdat we nu eenmaal zijn wie we
zijn, ons in dezelfde politieke, sociale, economische of militaire kringen
zullen bewegen als het Beest. Zijn persoonlijke charme, zijn vleierijen, zullen
voor ons niet in een intieme relatie, waarop Spreuken 31:30 doelt, tot uiting
komen. Deze zullen tot uiting komen in zijn openbaar politiek handelen. Deze man
zal iemand van de wereld zijn, een niet bekeerd iemand, maar hij zal menselijk
zo bekwaam zijn als enig mens maar kan zijn. Er is alle reden om aan te nemen
dat deze man volledig onder controle van Satan zal staan. En er is
niemand op aarde gewiekster dan Satan. Hij doet zich voor als een engel des
lichts. Deze man zal zich dus voordoen als een weldoener der mensheid. Hij zal
politiek zeer goed zijn onderlegd; menselijk zal hij een krachtige
persoonlijkheid zijn en zijn politieke ideeën en strategieën kunnen ons heel
goed verstrikken. Daar hij is wie hij is en wat hij is, zullen zijn strategieën
voornamelijk "een beroep doen" op onze natuurlijke verlangens. Hij zal
een beroep op ons doen ons geloof op te geven en hem medewerking te verlenen,
hem te vertrouwen en loyaal aan hem te zijn, door ons te onderwerpen aan zijn
politiek programma en zijn openbaar politiek handelen. Hij zal dat doen door ons
een gevoel van fysieke zekerheid te beloven, evenals vrede en veiligheid. Er
zullen fantastische beloften worden gedaan van voorkeur en beloning. Maar
onthoud dit: als de vleierijen mislukken, zal er vervolging plaatsvinden.
3) Zij die hun God kennen, zullen sterk zijn.
Dat betekent dat zij standvastig zullen zijn. De vleierijen, de
duidelijke aantrekkingskracht, zullen hen niet in verleiding brengen. Zij zullen
de onoprechtheid doorzien. Zij zullen de valkuilen zien die achter het publieke
optreden van deze man verborgen liggen. Zij zullen standvastig zijn en ze zullen
"daden doen". Dit wordt ons gegeven om ons te laten zien hoe we niet
bedrogen kunnen worden door zijn vleierijen: dat is door God te kennen.
De sleutel hiertoe is het in staat zijn om zijn politieke gechicaneer te
doorzien, omdat God ons eeuwige waarheden geeft. Het beest zal bedriegen door
een combinatie van duidelijke leugens, gedeeltelijke waarheden en waarheden die
slechts tijdelijk waar zijn. De mensen die zijn sluwe woorden doorzien, omdat ze
Gods waarheid kennen, zullen dan sterk zijn en ze zullen eer aan God geven. Dit
zullen mensen zijn die liever het risico lopen hun leven te verliezen dan de eer
van God te verloochenen. Voor die sterkte is voorbereiding nodig, omdat die onze
vastbeslotenheid en ons gevoel voor het hebben van een doel versterkt. Deze
serie, waar ik nu aan begonnen ben, is bedoeld om ons te helpen Gods alles te
boven gaande soevereiniteit vanuit het perspectief van de Bijbel te begrijpen.
Vorige week zagen we dat Gods heerschappij Hem openbaarde iets te doen of
niet te doen, en wel op basis van Zijn doel en wil. Ik gaf u daarvan heel wat
voorbeelden. God laat de muren van Jericho omvallen, maar herhaalt dat wonder
nooit meer voor Israël. Hij laat toe dat Stephanus wordt gestenigd en sterft,
maar kiest ervoor Johannes in de kokende olie te laten werpen en er volledig
ongeschonden en levend uit te komen en daarna blijkbaar een vredige dood te
sterven als hij om en nabij de 100 jaar oud is. God geneest Hizkia, maar Hij
geneest Paulus niet. Hij kiest ervoor iemand te genezen, die zoals we in
Johannes 5 zagen er niet eens om vroeg, die op geen enkele manier ook maar
enig geloof tot uiting bracht, en Hij loopt een ander zomaar voorbij. Wat we
moeten begrijpen is: "Hij runt de show". Hij is soeverein over Zijn
schepping. Ons geloof in Hem moet dat begrip in zich hebben, in het bijzonder
daar we het bloed van Jezus Christus hebben aanvaard en Zijn slaven zijn
geworden. Hij heeft alle recht met ons te doen wat Hij geschikt acht en Hij zal
ons te allen tijde gaan gebruiken voor Zijn heerlijkheid.
Dat is de voorwaarde die we accepteren als we worden gedoopt. We beloven
plechtig trouw aan deze God Die nooit verandert. Hij zal altijd Zijn vermogen,
Zijn kracht, Zijn wijsheid gebruiken om Zijn doel tot stand te brengen, niet
alleen voor ons individueel, maar Zijn gehele doel voor de gehele mensheid. Het
punt is dus: Hij runt de show en Hij heeft de macht en het recht met ons en met
ieder ander te doen wat Hij maar wil, wanneer Hij maar wil. De vraag voor ons is
dan: Zijn we bereid daar mee te leven? Het ontbreekt ons niet aan een overvloed
aan bewijs dat Hij ons heeft geleverd, dat Hij diepgaand en intiem, met grote
zorg, betrokken is bij ons leven. Zijn we bereid op Zijn perspectief, Zijn macht,
Zijn wijsheid en Zijn liefde te vertrouwen, en beseffen we dat alle facetten van
ons leven van het antwoord op deze vraag afhangen? Dit antwoord bepaalt de
omvang en het enthousiasme van onze medewerking met Hem; deze medewerking
bepaalt op zijn beurt de mate van onze groei en of we God werkelijk zullen gaan
kennen.
Voor de rest van deze preek zal ik meer voorbeelden gaan aanhalen, waarin we
zullen zien hoe de Bijbel de soevereiniteit van God definieert. Daarna, tegen
het eind, zullen we beginnen met een ander aspect van ditzelfde onderwerp
Gods soevereiniteit maar op een ander gebied dat heel belangrijk is voor ons
begrip.
Laten we nu Johannes 3, de verzen 25 tot 27 opslaan. Johannes 3 is het
hoofdstuk dat ons leert dat "we wederom geboren moeten worden". Het is
ook het hoofdstuk dat de tekst bevat "dat God de wereld zo liefhad, dat Hij
zijn eniggeboren Zoon gaf". Iets verder op in vers 25 staat dan het
volgende:
Johannes 3:25-26 - Er rees dan geschil tussen de discipelen van
Johannes met een Jood over de reiniging. 26 En zij kwamen tot Johannes en
zeiden tot hem: Rabbi, die met u was aan de overzijde van de Jordaan en van
wie gij getuigd hebt, zie, die doopt en allen gaan tot Hem.
Johannes' antwoord is heel interessant.
Johannes 3:27 - Johannes antwoordde en zeide: Geen mens kan iets
aannemen, of het moet hem uit de hemel gegeven zijn.
Johannes 3:30 - Hij moet wassen, ik moet minder worden.
Denk eens na over deze situatie. Jezus getuigde later Zelf dat van alle
mensen uit vrouwen geboren, niemand, zelfs niet één persoon, groter was dan
Johannes de Doper. Ik weet niet of er ooit iemand, een normaal menselijk wezen,
heeft geleefd die zo'n geweldige lof van onze Schepper ontving. Niemand was
groter. Misschien waren anderen op hetzelfde niveau, maar de bewoordingen die
werden gebruikt, leken nooit ook maar enigszins op de woorden die gebruikt
werden voor de neef van Jezus, Johannes de Doper. We hebben het hier dus over
iemand die werkelijk groot was! Deze man had heel wat aandacht getrokken. Ik heb
het over Johannes de Doper. Naar het schijnt werd hij overal door menigten
gevolgd en het scheen dat zij aan zijn lippen hingen. We krijgen de indruk van
iemand met een grote ijver voor God, maar tegen de tijd dat we bij het derde
hoofdstuk van Johannes aankomen, zien we dat zijn leerlingen versteld staan dat
die wispelturige menigten Johannes verlaten om naar een andere stem te luisteren;
sommigen van hen gaan die Ander ook volgen. Om het probleem nog ingewikkelder te
maken, het was Johannes zelf die Jezus aanprees: "Zie het Lam Gods dat de
zonden der wereld wegneemt!" Iemand die zo groot was, dat deze man die tot
de grootsten behoorde die ooit leefden, uit vrouwen geboren, zei dat hij niet
waardig was om zelfs maar Zijn schoenen vast te maken. Hij prees zijn neef,
Jezus van Nazareth, aan en het lijkt er op dat hij zelf een heel grote rol
speelde om de exodus van zijn volgelingen naar Jezus in gang te zetten.
Sommige van deze mensen bleven echter heel trouw aan Johannes de Doper in hun
frustratie dat ze niet wilden zien dat Johannes de tweede plaats ging innemen.
Zij begonnen een debat met anderen in de buurt. Daarbij kwam die vraag over
reiniging aan de orde en de vraag was (als ik het zo mag zeggen), dat die andere
kerel (Jezus) groot werd en u (Johannes) kleiner werd. Hoe komt dat? Hebt u het
contact verloren? Wat heeft die andere kerel wat u niet heeft? Ik kan u zeggen,
dat de reactie van Johannes heel veel laat zien over zijn karakter en waarom
Jezus hem zo erg prees. Hij was echt een nederig mens. Hij was niet jaloers,
aanmatigend, afgunstig of bitter. We zien in zijn antwoord geen enkele rancune.
We zien in plaats daarvan een groothartige geest. Hij wist wie de show
runde. Hij verheugde zich in de rol die hij kon spelen als de voorloper van
Christus. Hij zei, in meer algemeen taalgebruik: "Ik moet werken en
tevreden zijn met wat God me geeft. Hij is de baas. Jezus neemt mij mijn
discipelen niet af." (Ik parafraseer hier.) "Hij groeit in aanhang
omdat God ze Hem geeft."
Deze gedachte is een van de belangrijkste redenen dat de Church of the Great
God zo werkt als ze werkt. Wij zoeken geen aanhang onder de leden van de
andere Churches of God. We hebben mensen die bij de Worldwide Church of God
waren, of een van de groepen die daaruit voortkwamen, niet uitgenodigd om bij
ons te komen, met een aanmatigende tactiek van wij en alleen wij zijn de enigen
die het werk van God doen, of dat wij de enige Philadelphiërs zijn, en dat je
je daarom maar beter bij ons kon voegen. Ik kan niet zeggen, dat ik dit even
goed of even nederig begreep als Johannes de Doper, toen de Church of the Great
God begon. Maar ik begreep in ieder geval wel dat je geen schapen gaat ritselen
onder die van je broeder. We moeten beseffen Wie ons bezit. Dat zijn de Vader en
de Zoon, niet de dienaar. Ik vind het heel interessant dat God in Jeremia 23
mensen ten laste legt dat zij "liepen", maar Hij zegt dat Hij hen niet
had gezonden. Als de Vader ons dus mensen wil geven om mee te werken, die we
kunnen helpen, of die ons kunnen helpen te doen wat we doen, dan zal het zo zijn.
We zijn dan heel gelukkig om hen te kunnen ontvangen. Gemeente, er is geen
andere manier binnen Gods wil, die met succes zal werken om God te verheerlijken.
We moeten Hem volgen, niet voor Hem uitlopen en van Hem verlangen dat Hij het op
onze manier doet.
Laten we nu Gods soevereiniteit op een ander gebied bekijken. Hij is
soeverein in het uitoefenen van Zijn liefde. Enige maanden geleden probeerde ik
op mijn manier iets uit te leggen, dat, naar ik begrijp, velen nogal radicaal
overkwam. Voor mij was het ook radicaal, maar er begon me een en ander duidelijk
te worden waaraan ik nog nooit had gedacht, of waarvoor ik bang was geweest om
aan te denken, en dat is dat God niet iedereen even liefheeft. Er zijn in feite
zelfs sterke aanwijzingen, dat er mensen zijn die Hij helemaal niet liefheeft.
Laten we maar beginnen met Satan. Denkt u dat God Satan liefheeft en wat hij
heeft gedaan? Satan die al die ellende heeft veroorzaakt? Die het leven van
mensen kapot maakt? Die een groot deel van Gods schepping verwoestte, zodat deze
herschapen moest worden voordat menselijk leven mogelijk werd? Kunt u ook maar
één eigenschap van Satan noemen waarvan je zou kunnen houden? Het is heel
moeilijk om iets te bedenken, zijn karakter kennend.
We zouden nu kunnen redeneren: Wel, ik kan begrijpen waarom God Satan niet
liefheeft, want we zeggen altijd, kijk eens hoe slecht hij is. Laten we even
over iets nadenken. We gaan inzien dat dit misschien alleen maar een
rechtvaardiging kan zijn, dat onze ijdelheid ons opblaast te gaan denken dat we
beter zijn dan Satan. Als we beter zijn dan Satan, dan is het alleen maar in
bepaalde mate. Bedenk echter, dat God zelf zegt, dat het loon van de zonde de
dood is. Eén zonde. Als we al na één zonde de dood hebben verdiend,
kunnen we ons de volgende vraag stellen: Hoeveel beter zijn we dan Satan? Dat is
een vraag om eens over na te denken. Zoals ik reeds eerder zei, het is alleen
maar in bepaalde mate.
Laten we nu Psalm 139 opslaan. Wat David hier zegt is in dit opzicht heel
interessant. Hier staat het, in de Bijbel. Ik ben er bijna zeker van dat David,
toen hij dit schreef, niet dacht: Dit komt in Gods woord te staan. David was
echt een man naar Gods hart. Het staat in de Bijbel en zoals we nu kunnen
begrijpen, schreef hij dit onder inspiratie van God. David zegt daar:
Psalm 139:21-22 - Zou ik niet haten, HERE, wie U haten, niet
verafschuwen wie tegen U opstaan? 22 Ik haat hen met een volkomen haat, tot
vijanden zijn zij mij.
Daarna zegt hij, God, doorgrond mij om te zien of daar iets verkeerds mee is.
Dit is een sterke aanduiding dat God zei dat er niets mis mee was. Dit maakt
deel uit van Gods geïnspireerde woord, daarom moet ik dus tot de conclusie
komen dat God, onder bepaalde omstandigheden, een zondig mens het recht geeft te
haten. Als het dus juist is voor een zondig mens onder bepaalde omstandigheden
te haten, dan is het zeker juist dat de volmaakte God dit doet. Conclusie: God
heeft niet iedereen lief. Er staat in feite ook in Psalm 5:5: Gij [God] haat
alle bedrijvers van ongerechtigheid.
Nu naar het Nieuwe Testament, Romeinen 9, de verzen 10 tot 13. Hij zegt in
vers 13: "Jacob heb Ik liefgehad, maar Ezau heb Ik gehaat." Ik wil dat
we dat in de context zien, omdat het nogal consequenties met zich mee brengt.
Romeinen 9:10-13 - Maar dit niet alleen; daar is ook Rebekka,
bevrucht van een man, onze vader Isaak. 11 Want toen de kinderen nog niet
geboren waren en goed noch kwaad hadden gedaan (opdat het verkiezend
voornemen Gods zou blijven, niet op grond van werken, maar op grond daarvan,
dat Hij riep), 12 werd tot haar gezegd: De oudste zal de jongste dienstbaar
zijn, 13 gelijk geschreven staat: Jakob heb Ik liefgehad, maar Esau heb Ik
gehaat.
God verkoos de ene boven de andere, zelfs voor hun geboorte, voordat ze iets
hadden gedaan: goed, slecht, maakt niet uit wat. Hun daden hadden daarom niets uit
te staan met Gods keus. Paulus laat hier zien dat God Zijn soevereiniteit
hanteert om over de een liefde uit te storten en de ander te vervloeken. God
had alle recht om geheel en al naar Zijn wil te handelen, en Hij nam daartoe de
beslissing.
Weet u een en ander over de nakomelingen van Ezau? In de Bijbel staat dat
Ezau Edom is. Weet u waar de Edomieten zijn? Weet u waar ze verblijven? Weet u
ook maar iets van hun geschiedenis? Degenen onder u die dit weten: vergelijk hen
eens met Jacob, Israël. Wie heeft God gezegend? Wie woont er in de beste
gebieden van de aarde? Wie is er gezegend met Gods woord: Jacob of Ezau? Deed
Hij dit omdat Jacob beter was dan Ezau? Niet volgens het zojuist gelezen vers.
Hij deed dit omdat Hij God is! Hij deed dit omdat Hij Zijn soevereiniteit
uitoefende ten gunste van ons, mede-Israëlieten. Degenen onder u die
geen Israëlieten van geboorte zijn, zijn gezegend door te leven, geboren te
worden, of te zijn geëmigreerd naar dit land dat onder Gods gunst staat. We
hebben niets gedaan om dit ook maar te verdienen. God stortte al deze zegeningen
uit en Hij gebruikte hierbij Zijn soevereiniteit.
Er is een heel interessante uitspraak in het boek Deuteronomium, in hoofdstuk
7, de verzen 7 en 8. We beginnen in vers 6:
Deuteronomium 7:6-8 - Want gij zijt een volk, dat de HERE, uw God,
heilig is; ú heeft de HERE, uw God, uit alle volken op de aardbodem
uitverkoren om zijn eigen volk te zijn. 7 Niet, omdat gij talrijker waart
dan enig ander volk, heeft de HERE Zich aan u verbondenen, u uitverkoren;
veeleer zijt gij het kleinste van alle volken. [En dan komt nu de reden
waarom Hij Israël verkoos.] 8 Maar, omdat de HERE u liefhad.
Hadden de Israëlieten, deze slaven in gevangenschap, ook maar iets aan God
te bieden? Dat is te lachwekkend om ook maar over na te denken. Ze hadden niets
voor God gedaan, waardoor Hij hen zou moeten gaan liefhebben, maar God oefende
Zijn soevereiniteit uit. Hij zei dus:
Deuteronomium 7:8 - Maar, omdat de HERE u liefhad en de eed hield,
die Hij uw vaderen gezworen had, heeft de HERE u met een sterke hand
uitgeleid en u verlost uit het diensthuis, uit de macht van Farao, de koning
van Egypte.
Hier staat het, in Zijn woord. Voelt u zich daardoor beledigd, dat Hij de ene
kiest en de andere niet? Dat is een ernstige vraag. De heer Armstrong kwam in
moeilijkheden met mensen in de Worldwide Church of God omdat hij dit onderwees;
sommigen vonden hem een racist.De heer Armstrong kon daar niets aan doen. God is
Degene die koos, maar omdat hij dit verder vertelde, vertelde wat God zei,
begonnen sommigen een boosheid en vijandschap tegen hem te voelen. Maar daar
staat het, in Gods woord. Voordat we hier mee verder gaan, moeten we dit
evenwichtig kunnen benaderen. We gaan dit heel persoonlijk maken door naar het
boek Efeziërs in het Nieuwe Testament te gaan.
Efeziërs 1:3-5 - Gezegend zij de God en Vader van onze Here Jezus
Christus, die ons [Hij schrijft hier aan een heidense gemeente] met
allerlei geestelijke zegen in de hemelse gewesten gezegend heeft in Christus.
4 Hij heeft ons immers in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld,
opdat wij heilig en onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. 5 In
liefde heeft Hij ons tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden
aangenomen door Jezus Christus, naar het welbehagen van zijn wil.
In liefde. Net als Hij met de Israëlieten onder het Oude Verbond deed. Hij
bestemde ons voor (predestineerde ons) naar het welbehagen van Zijn wil. Staat
er, dat Hij ons voorbestemde op basis van wat Hij voorzag dat we zouden worden?
Staat er, dat Hij ons koos, omdat we deel uitmaakten van een bepaalde ethnische
groep, of dat Hij ons koos op basis van een uitzonderlijke vorm van
intelligentie, karakter, uiterlijk, athletisch vermogen, zangstem of wat voor
andere kwaliteit we ook maar mogen hebben ontwikkeld? Nee. Het was het
welbehagen van Zijn wil. Wij, ongeacht wie we zijn, wij zijn degenen die
Zijn keus ten deel valt. Dit is hetzelfde principe als wat in Deuteronomium 7
onder woorden wordt gebracht. Dat wil niet zeggen dat we geen goede kwaliteiten
hadden, of vaardigheden hadden ontwikkeld, en dergelijke, toen Hij ons eruit
plukte en ons opriep voor Hem te verschijnen. Maar dat was niet de reden. Die
liefde was iets dat geheel en al in Hem ontstond. Behoud is door genade.
U weet wat er in 1 Corinthiërs 1 staat: "Dat niet vele wijzen naar het
vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken zijn geroepen."
Beseft u, dat hij daar zegt dat wij de verachtelijken van de wereld zijn? O ja,
we moeten grinniken om de manier waarop Richard Plechet dit placht te zeggen.
Hij zei dat we het "beste van het vuil" zijn. Misschien zijn we niet
eens het beste van het vuil. Misschien zijn we gewoon het vuil. Heh! Heh! [John
lacht hier.] Misschien blaast dat ons wel op. Dat woord verachtelijk betekent
"minder dan niets". Dat zegt Paulus daar in 1 Corinthiërs 1, dat we
minder dan niets zijn. Dat is nogal vernederend. Maar we hebben werkelijk niets
dat ons bij God aanbeveelt, evenmin als de Israëlieten. Maar in genade oefende
Hij Zijn heerschappij uit en besloot ons te kiezen.
Laten we weer naar het Oude Testament gaan, weer naar het boek der Psalmen,
deze keer naar Psalm 22. Laten we onszelf nu eens vergelijken enerzijds met een
enkel mens en anderzijds met een gehele natie, zoals God daar tegenaan kijkt.
Hier in Psalm 22 staan enkele woorden die door Christus werden uitgesproken toen
hij aan het kruis hing. Let eens op wat Hij hier zegt.
Psalm 22:7-9a - Maar ik ben een worm en geen man, een smaad voor de
mensen en veracht door het volk. 8 Allen die mij zien, bespotten mij, zij
steken de lip uit, zij schudden het hoofd: 9 Wentel het op de HERE.
Of u dit nu wilt beschouwen als de woorden van David of die van Christus,
allebei waren grote mensen de één een man naar Gods hart en de ander zo
immens veel groter dat Hij zei dat als u Hem had gezien, dat u dan de Vader had
gezien. Toch staat er, dat ze ondanks hun grootheid, zeggen, dat ze wormen zijn.
Heh! Heh! Dat is iets dat we maar al te graag onder tafel vegen. Onze ijdelheid
heeft juist de neiging ons op te blazen, zodat we van onszelf denken dat we echt
iets bijzonders zijn; toch beschouwden David en Christus zich als verachtelijke
voorwerpen iets dat anderen minachtten. We zijn niet zo happig op wormen. Ze
zijn slijmerig. We pakken ze dus echt niet graag op. Een schitterende schepping,
maar het zijn slechts wormen.
Nu naar Jesaja 41, te beginnen in vers 8 en dan door tot vers 15.
Jesaja 41:8-9 - Maar gij, Israel, [God spreekt hier] mijn knecht,
Jakob, die Ik verkoren heb, nakroost van mijn vriend Abraham, 9 gij, die Ik
gegrepen heb van de einden der aarde en geroepen uit haar uithoeken, tot wie
Ik zeide: Gij zijt mijn knecht, Ik heb u verkoren en u niet versmaad.
Let er eens op hoe Hij de nadruk legt op Zijn soevereiniteit, om te doen
zoals Hij wil. Hij koos ons dus en zelfs toen Jacob, als de natie Israël,
afschuwelijk zondigde, zei God: "Ik heb u verkoren en u niet versmaad."
We zien dat hieraan gekoppeld is dat dat deels ook kwam door Abraham, die Hij
met "Mijn vriend" aanduidt. Toch stonden ze voor het punt dat ze
vreselijke dingen zouden gaan zien. Hij zei:
Jesaja 41:10-11 - Vrees niet, want Ik ben met u; zie niet angstig
rond, want Ik ben uw God. [Ik zal u nooit begeven; Ik zal u nooit verlaten.]
Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met mijn heilrijke
rechterhand. 11 Zie, allen die tegen u in woede ontstoken zijn, staan
beschaamd en worden te schande; de mannen die u bestrijden, worden als niets
en komen om.
Denk hier eens over na. Ondanks het gedrag van Israël, dat ze om zo te
zeggen de hoer speelden, de hoer met de andere volken, en de God verwierpen Die
hen uit de slavernij had verlost, omdat Hij hen liefhad. Ondanks dat gedrag (die
hoererij) heeft Hij zich ertoe gezet hen te willen redden, zal Hij voor hen de
strijd aanbinden en zal Hij met hen zijn.
Jesaja 41:12 - Gij zult hen zoeken, maar niet vinden, de mannen die u
bestoken; zij worden als niets, ja vernietigd, de mannen die tegen u oorlog
voeren.
Waarom? Omdat God ten gunste van hen tussenbeide kwam.
Jesaja 41:13-14a - Want Ik, de HERE, uw God, grijp uw rechterhand
vast; die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u. 14 Vrees niet, gij wormpje Jakob.
Heh! Heh! Hier hebben we Jezus Christus, de Schepper God Die mens wordt en
aan het kruis hangend tot God zegt: "Ik ben een worm." Hier in het
Oude Testament zegt deze machtige God tot de gehele natie Israël dat zij een
"worm" zijn. Waar passen wij nu in dit scenario? Als de gehele natie
een worm is gezien vanuit Gods perspectief, wat zijn wij dan als een enkel
menselijk wezen?
Jesaja 41:14-15 - Vrees niet, gij wormpje Jacob, gij volkje Israël!
Ik ben het, die u help, luidt het woord des HEREN, en uw Verlosser is de
Heilige Israëls. 15 Zie, Ik stel u tot een scherpe, nieuwe dorsslede met
dubbele sneden; gij zult bergen dorsen en verbrijzelen, en heuvelen zult gij
tot kaf maken.
De gehele natie Israël is dus als een worm voor God. Dus wij, als individuen,
moeten zeker ook wel wormen zijn. Maar weet u? Wij zijn wormen die Hij liefheeft,
en dat maakt een heel groot verschil. Hij gaat van ons, wormen, krachtige
instrumenten maken. Dat betekent, dat God in de soevereine uitoefening van Zijn
genade, samen met ons zal volharden en ons zal behouden; naar het schijnt zelfs
bijna tegen onze wil, maar dat zal niet zo zijn. Hij zal heel wat medewerking
verlangen, maar Hij heeft wegen om ons tot die medewerking te bewegen en die zal
Hij benutten. Hij heeft wegen om ons "Ja, Heer!" te doen zeggen.
Sommige van die wegen kunnen nogal pijnlijk zijn, maar we zullen het gaan zeggen,
omdat er staat: "Iedere knie zal zich voor Hem buigen." Waarom maken
we het niet gemakkelijker en gaan op vrijwillige basis meewerken? Dat is onze
verantwoordelijkheid.
Genade, in de meest uitgebreide Bijbelse zin, is gunst getoond aan hen die
het niet verdienen. Genade is de volkomen tegenstelling van rechtvaardigheid.
Rechtvaardigheid vereist het onpartijdig toepassen van de wet. Rechtvaardigheid
vereist dat iedereen krijgt wat hem wettelijk toekomt. Rechtvaardigheid verleent
geen gunsten; doet absoluut niet aan aanziens des persoons. Daarom kent
rechtvaardigheid geen medelijden en geen barmhartigheid. Laten we eens kijken
naar iets in het boek Romeinen, iets dat ons nu veel meer zal zeggen. In
Romeinen 5, de verzen 20 en 21, helemaal aan het einde van een lange uitleg,
zegt Paulus:
Romeinen 5:20-21 - Maar de wet is er bijgekomen, zodat de overtreding
toenam; waar evenwel de zonde toenam, is de genade meer dan overvloedig
geworden, 21 opdat, gelijk de zonde als koning heerste in de dood, zo ook de
genade zou heersen door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus
Christus, onze Here.
Nu zal ik in duidelijker taal zeggen wat Paulus zei. Hij zei, dat genade
absoluut heerst over zonde, rechtvaardigheid en dood. Omdat God genadig is,
omdat Hij de absolute Soeverein is over Zijn schepping, omdat Hij als Gever van
de wet daar boven staat, omdat Hij kan opwekken wie Hij wil, omdat het aan Hem
is vrijelijk genade te geven zoals het Hem behaagt en omdat genade absoluut
boven al dat andere staat omdat God dat zo heeft gewild, daarom geeft Hij het
aan wie Hij verkiest. Dat heeft Hij met u gedaan. Deze grote God oefende Zijn
genade uit. Als wij rechtvaardigheid zouden willen, als wij alleen maar fair
behandeld wilden worden [Heh! Heh! Dat wilt u niet, zeker niet van God]. Zijn
genade gaat uit boven Zijn rechtvaardigheid omdat Hij barmhartig is. Krijg nooit
het idee dat we het op de een of andere manier waard zijn of het verdienen,
omdat we zo goed zijn. Omdat genade een gave is, kunnen we het niet eisen. We
kunnen er echter wel om vragen, we behoren er om te vragen, maar we kunnen het
niet eisen. Hierin ligt een verschil in houding. Daarom moet behoud komen door
genade, het kan niet anders. En omdat dat zo is, is zelfs de grootste zondaar
niet buiten het bereik van Gods barmhartigheid. Omdat behoud uit genade is, kan
er geen sprake zijn van opscheppen of ijdelheid.
Sommige van de voorbeelden die ik vorige week gaf in samenhang met Gods
liefde, kunnen ook worden gebruikt in samenhang met Zijn genade. Bijvoorbeeld,
Isaak ontvangt genade. Ismaël wordt buitengeworpen, samen met zijn moeder.
Jacob ontvangt de erfenis en de zegen. Ezau met welke intenties en
bedoelingen dan ook wordt vervloekt. De geboorte van Christus is in dit
opzicht erg interessant. Voor een bepaalde reden verkoos God dat Hij geboren
moest worden in het kleine plaatsje Bethlehem en niet in de hoofdstad of vlakbij
de tempel. God zou engelen hebben kunnen zenden om Zijn geboorte in iedere
hoofdstad op aarde aan te kondigen en daar te zeggen dat ze moesten komen om
Zijn Zoon eer te bewijzen. We zouden kunnen denken dat Hij het tenminste aan het
Sanhedrin in Jeruzalem zou hebben laten weten, tenminste aan de religieuze
leiders van Zijn eigen volk. In plaats daarvan, koos Hij ervoor het aan
eenvoudige herders te verkondigen en aan vreemdelingen de wijzen uit
het Oosten. Zij waren apart gezet voor deze bijzondere eer. Waarom deed God dat?
Ik weet het niet. Hij doet bepaalde dingen die ons denken te boven gaan en
gewoonlijk denken we dan: Tsjonge, tsjonge! Dit is de grootste gebeurtenis die
op aarde plaatsvindt sinds de schepping! God komt aan op aarde in de vorm van
een menselijk wezen en Hij wordt onopgemerkt door de wereld geboren. Wij
doen geheel anders. Als er bij ons een kind wordt geboren dan verkondigen we dat
luid en duidelijk. Er is een erg interessante conclusie verbonden aan een
gelijkenis in Mattheüs 20 die dit benadrukt. De gelijkenis begint in het eerste
vers.
Mattheüs 20:1-2 - Want het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een
heer des huizes, die des morgens vroeg arbeiders voor zijn wijngaard ging
huren. 2 Toen hij het met de arbeiders eens geworden was voor een schelling
's daags zond hij hen in zijn wijngaard.
De rest van de gelijkenis vervolgt deze gedachte, daar de heer des huizes in
het verloop van de dag doorgaat te proberen arbeiders te huren. We pakken de
draad weer op in vers 11. Hij gaat hen uitbetalen.
Mattheüs 20:11-12 - Toen zij die ontvingen, morden zij tegen de heer
des huizes, 12 en zij zeiden: Deze laatsten hebben één uur gewerkt en gij
hebt hen met ons gelijkgesteld, die een zware dag en de hitte hebben
doorstaan.
Luister nu naar het antwoord van God in het vlees.
Mattheüs 20:13 - Maar hij antwoordde een van hen en zeide: Vriend,
ik doe u geen onrecht. Zijt gij het niet met mij eens geworden voor een
schelling?
Pas dit eens toe op uzelf en uw doop. Sloten wij een overeenkomst met God?
Vergeving van zonde, Zijn Heilige Geest, in Zijn familie geplaatst worden, de
garantie op eeuwig leven en dat allemaal in ruil voor vergeving van zonde en het
opheffen van de doodstraf? Hij zei dat Hij hier niets verkeerds deed.
Mattheüs 20:14-15a - Neem het uwe en ga heen; ik wil deze laatsten
hetzelfde geven als u. 15 Staat het mij niet vrij met het mijne te doen, wat
ik wil?
Dat is het punt waar het in deze preken om draait.
Mattheüs 20:15-16 - Staat het mij niet vrij met het mijne te doen,
wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben? 16 Alzo zullen de laatsten
de eersten en de eersten de laatsten zijn.
Ik weet niet of ik u vandaag nog een andere kijk op dit onderwerp heb gegeven,
of gedachten die u vroeger hebt gehad, nieuw leven heb ingeblazen. Hoe dan ook,
dit is een onderwerp dat heel goed begrepen dient te worden en in praktijk
gebracht als we een goede relatie met God willen hebben. God is Schepper. Hij is
soeverein Heerser en wij zijn Zijn dienaren, die Hij heeft gekozen uit de
goedheid van Zijn doel naar het welbehagen van Zijn wil. Dit heeft ons in een
positie geplaatst die aan de ene kant vernederend is en aan de andere kant
ontzagwekkend eervol. Het is iets, dat we niet graag buiten ons bereik willen
laten komen, nu God dit zo genadig heeft aangeboden. We gaan nu het volgende
kort in beschouwing nemen, tenminste we beginnen het in beschouwing te nemen.
Dat is het punt hoe God Zijn soevereiniteit in Zijn schepping tot uiting brengt.
Dit leidt op zijn beurt naar Zijn bestuur van de planeet Aarde. Dit heeft meer
met fysieke zaken van doen dan met geestelijke, maar het heeft zijn invloed op
ons geestelijk functioneren, als we eenmaal beginnen te begrijpen hoe diep God
betrokken is bij de werking van Zijn schepping. Laten we daarvoor gaan naar het
boek Openbaring, hoofdstuk 4. Ook dit is een vers dat we al eerder in deze serie
hebben gebruikt; ik wil het herhalen als inleiding op dit deel van de serie.
Openbaring 4:11 - Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de
heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw
wil was het en werd het geschapen.
Het Boek geeft dit vers als volgt weer: "En zij zeggen: Here,
onze God, U bent alle lof, eer en macht waard, omdat U alles gemaakt hebt. Alles
is ontstaan en gemaakt, omdat U het wilde."
De West Amplified Translation of the New Testament geeft het
als volgt weer (dit is geen gebruikelijke vertaling): "En omdat U het zo
wilde, bestonden zij en werden ze geschapen."
Probeer eens te denken aan de tijd voordat er ook maar iets was geschapen en
de Vader en de Zoon met de planning bezig waren. Zelfs in die periode was de
Vader soeverein. Hij zou op de ene of de andere manier kunnen scheppen. Ik
bedoel, Hij zou een miljoen werelden kunnen scheppen of maar één. Hij zou
één wezen kunnen scheppen, waarvan elk exemplaar helemaal identiek was aan het
andere, of miljoenen wezens met een grote diversiteit. Hij zou een organisme
kunnen scheppen, dat zo klein was dat het slechts door de allersterkste
microscoop kon worden gezien, of een universum zo immens groot dat we de grenzen
daarvan nooit zouden kunnen ontdekken, als het al grenzen had. Ziet u, Hij is
vrij te doen wat Hem behaagt, omdat Hij alles heeft geschapen door het
uitoefenen van Zijn wil. Paulus doet een opmerkelijke uitspraak in 1
Corinthiërs 15, een uitspraak die u onmiddellijk zult herkennen, maar het
illustreert dit principe. In 1 Corinthiërs 15:40-41 zegt hij:
1 Corinthiërs 15:40-41 - Er zijn hemelse en aardse lichamen, maar de
glans der hemelse is anders dan die der aardse. 41 De glans der zon is
anders dan die der maan en der sterren, want de ene ster verschilt van de
andere in glans.
Waarom is dit zo? Omdat God Zijn soevereiniteit uitoefende om ze op deze
manier te maken. God koos ervoor in grote verscheidenheid te scheppen en met
grote tegenstellingen in natuur en functie. Zo hebben we aan de ene kant leeuwen
en aan de andere kant lammeren. Is er een groter verschil denkbaar? We hebben
honden en katten. We hebben de reusachtige olifant en de kleine muis. We hebben
het lelijke, vies ruikende en soms kwaadaardige varken, dat volgens mensen die
dit bestuderen, tot de meest intelligente dieren schijnt te behoren hoe
lelijk het ook is. Aan de andere kant hebben we het krachtige, slanke en
prachtige paard dat tot de domste, minst intelligente dieren schijnt te behoren.
De leeuw en de tijger zwerven met grote vrijheid door het oerwoud, terwijl de
arme ezel, in zijn verschillende vormen, een voortdurend geestdodend leven als
lastdier leidt. Er is een dier, zoals het luipaard dat snelvoetig is geschapen,
maar aan de andere kant is er ook de schildpad waar totaal geen opschieten in
zit, en toch heeft het een heel lang leven en een bepantserd lichaam, dat
practisch ondoordringbaar is voor elke vijand. Waarom zou het dan vreemd zijn
dat God ervoor kiest de ene mens vijf talenten te geven en een ander maar één?
Dat de een als zwarte wordt geboren en de ander als blanke en weer een ander
oosters en ook nog anderen van gemengd ras? Er is een grote verscheidenheid aan
families waarbinnen men kan worden geboren. Ziet u, God heeft Zijn
soevereiniteit uitgeoefend in grote verscheidenheid.
Spreuken 16:4a - De HERE [begrijp dit goed] heeft alles gemaakt voor
zijn doel.
Het kan plezierig voor ons zijn ik bedoel al die verscheidenheid die Hij
heeft geschapen. We kunnen ons erin verheugen dit allemaal te bestuderen en het
kan een bron van verwondering zijn. Zo behoort het ook te zijn. Maar Spreuken
16:4 is een uitdieping van Openbaring 4:11 dat Hij deze dingen voor Zijn wil
schiep, wetend dat wij voordeel en plezier zouden ontvangen vanuit Zijn wil. Het
laatste deel van dat vers is interessant.
Spreuken 16:4 - De HERE heeft alles gemaakt voor zijn doel, ja, zelfs
de goddeloze voor de dag des kwaads.
Dat is een verbazingwekkende uitspraak! Dit is een basiswaarheid van het
Christendom waarover we weinig meer horen en die we ook niet vaak in overweging
nemen, omdat het voor de mens erg populair is geworden zichzelf te verheerlijken,
denkend dat hij de show runt. [Heh! Heh!] Dan is het interessant Psalm 2 eens te
lezen over al die woelende naties die zich in slagorde scharen tegen hun
Schepper. En wat doet die Schepper? Hij lacht ze vierkant uit en bespot ze. De
gehele mensheid moet deze les leren, dat Hij de allerbeste Baas is Die iemand
maar kan hebben, de allerbeste Heerser, de meest groothartige Vader, het meest
gevende Wezen, het meest genadige en barmhartige Wezen, dat ooit heeft geleefd.
Maar het punt vanaf het begin bij Adam en Eva, ja, reeds eerder bij Satan, is
dat wij verantwoordelijk zijn te kiezen of we onder Zijn soevereiniteit willen
leven in wat Hij heeft geschapen. Als we daarvoor kiezen, dan slaan we met ons
leven de juiste richting in.
Sla nu Psalm 135 op, de verzen 3 tot 6. Gemeente, het is erg moeilijk ons
hieraan aan te passen; daarom geeft God ons zoveel tijd. Laten we beginnen in
vers 1.
Psalm 135:1-6 - Halleluja. Looft de naam des HEREN, looft, gij
knechten des HEREN, 2 gij, die staat in het huis des HEREN, in de voorhoven
van het huis van onze God. 3 Looft de HERE, want de HERE is goed, psalmzingt
zijn naam, want die is liefelijk, 4 want de Here heeft Zich Jakob verkoren,
Israël tot zijn eigendom. 5 Ja, ik weet, dat de HERE groot is, dat onze
Here boven alle goden is. 6 De HERE doet al wat Hem behaagt in de hemel en
op de aarde, in de zeeën en alle waterdiepten.
Wie is de Baas? Wie kan God uitdagen in Zijn voorrecht te doen zoals Hij zegt?
Is er iemand die het beter kan dan Hij? Een van de redenen dat we zo kritisch
zijn jegens andere mensen, een van de redenen dat we mopperen, is iets dat bijna
ingesleten schijnt te zijn in ons Israëlieten. We kunnen duizenden redenen
vinden om te klagen. Weet u dat een van de hoofdredenen dat we klagen, is, omdat
we God van ons denken uitsluiten Hij is niet in beeld. Beseffen we dat
werkelijk alles onder Zijn controle staat? Jezus ging zo ver te zeggen dat zelfs
geen mus ter aarde valt, tenzij God dit laat gebeuren. Dat vind ik nu echt een
oplettende zorg! Ik bedoel dat dat verbazingwekkend is! Mijn armzalige hersenen
kunnen dat niet bevatten, maar ik moet dat geloven. Denkt u dus dat Hij niet op
de hoogte is van uw problemen? Hij is dat zeer zeker. Ze zijn niet aan Zijn
aandacht ontsnapt. Daarom beschouwt de Bijbel mopperen als regelrechte rebellie,
omdat wat we dan doen is, God uitdagen in Zijn voorzienige zorg voor Zijn
schepping, alsof Hij op de een of andere manier niet weet wat er aan de hand
was. Er is niets mis mee om God te vragen 'waarom'. Het verschil zit hem in de
houding. Als de houding kritisch is, betwist die Zijn wijsheid en Zijn regering
over Zijn schepping. We willen nooit vergeten wat Jesaja in hoofdstuk 40, de
verzen 17 en 18 schreef, waar Hij zei: "Met wie wilt u Mij vergelijken?"
Er is niemand waarmee Hij vergeleken kan worden.
Nu is het eenvoudig te zien, dat God alles in de natuur in grote
verscheidenheid heeft geschapen, maar zijn er ook niet wat we gewoonlijk de
wetten der natuur noemen, die van kracht zijn en alles onder controle houden? Is
het voor God werkelijk nodig om Zijn schepping actief te managen en te regeren?
Dit is een vraag waar ik u tot de volgende keer mee laat zitten. Het is
inderdaad iets wat grondig in overweging moet worden genomen. Overigens ben ik
in mijn notities op een punt aangeland, dat als ik doorga, ik veel meer tijd zal
nodig hebben dan die er nog is. We hebben dus een geschikt punt gevonden om er
mee op te houden, maar u kunt over die vraag nadenken: "Is het voor God
werkelijk nodig om Zijn schepping actief te managen en te regeren, daar Hij toch
wetten in werking heeft gesteld, waarvan we denken dat die alles laten voortgaan
te draaien zoals dat is bedoeld." Doen ze dat echt? We zullen dat de
volgende keer dat ik spreek, proberen te beantwoorden.
|