|
Sermon: De soevereiniteit van God (Deel 5)
De Bezielde Schepping
#227NL
John W. Ritenbaugh
Given 30-Mar-96
summary: In dit vijfde deel van de serie over de soevereiniteit van God richt John Ritenbaugh zich op Gods nauwgezette leiding van alle levende schepselen, inclusief insecten, dieren, mensen, engelen en demonen. Allen voegen zich naar Zijn uiteindelijke geestelijke doel, dat alle andere belangen te boven gaat. Een bekeerd iemand die Gods soevereiniteit aanvaardt, en die aanvaardt dat God speciale zorg aan Zijn verwekte kinderen besteedt, beseft dat zowel zegen als vloek, zowel voorspoed als tegenspoed, beschouwd moeten worden als hulpmiddelen in de werkplaats van de Schepper, waardoor een groots geestelijk doel tot stand kan worden gebracht. Dit inzicht dat niet iedereen ter beschikking staat, zou ons moeten doordringen van een diepgaande vrede en een diepgaand vertrouwen en geloof.
transcript:
We gaan weer verder met de serie over Gods soevereiniteit over Zijn schepping.
De laatste keer hadden we het over het principe, dat Zijn handelen binnen Zijn
schepping heel erg precies is getimed. We kunnen van de bewegingen van de
hemellichamen, zoals de sterren, de maan en de planeten, inclusief de aarde,
leren appreciëren dat dit zo is. Ik bedoel dat Hij in Zijn fysieke schepping
een manier van werken laat zien, die Hij ook toepast in Zijn geestelijke
schepping. Op dezelfde manier laat de Bijbel zien dat God Zichzelf uiterste
tijdslimieten stelt in Zijn handelen met ons en Hij zorgt ervoor dat die precies
op tijd worden bereikt, in overeenstemming met Zijn agenda, alhoewel dat niet
noodzakelijk in overeenstemming is met die van ons. Wegens dat verschil moeten
we heel vaak ons vertrouwen in Hem tot uiting laten komen.
We zagen in de vorige preek ook dat de aarde beheer nodig heeft, daarom gaf
God de mens in beperkte mate heerschappij om dat uit te voeren. We zagen ook,
dat terwijl er natuurwetten zijn die het leven [in grote mate] beheersen, dat
wegens het over 't algemeen genomen menselijke wanbeheer, met daaraan
toegevoegd de geestelijke zonden God heel direct betrokken is in het
gadeslaan van de mensheid en regelmatig ingrijpt in het belang van Zijn doel.
Aan het einde van die preek waren we bezig om te onderzoeken wat de Bijbel
laat zien over Gods betrokkenheid in de onbezielde elementen van Zijn schepping,
zaken zoals het weer en aardbevingen. Vandaag gaan we daarmee verder, maar we
gaan het ook uitbreiden om uiteindelijk uit te komen bij Zijn soevereiniteit
over de bezielde elementen.
Wilt u Psalm 147 opslaan? Met die psalm gaan we beginnen. Het gaat met name
om de verzen 15 tot 20, maar laten we beginnen in vers 12, daar dit vers een
regel bevat die u zich wel zult herinneren vanuit een van de welbekende gezangen.
Psalm 147:12-14 - Jeruzalem, roem de HERE, Sion, loof uw God. 13 Want
Hij maakt de grendels van uw poorten sterk, Hij zegent uw kinderen in uw
midden; 14 Hij geeft uw gebied vrede, Hij verzadigt u met het vette der
tarwe.
Dat zou reeds moeten laten zien dat God erbij betrokken is. Dit staat in de
eerste persoon enkelvoud Hij doet dit, Hij doet dat. Nu verder met vers 15.
Psalm 147:15-20a - Hij zendt zijn bevel op de aarde, zijn woord loopt
zeer snel; 16 Hij geeft sneeuw als wol, Hij strooit de rijp als as, 17 Hij
werpt zijn ijs als stukken; wie kan bestaan voor zijn koude? 18 Hij zendt
zijn woord en doet ze smelten, Hij doet zijn wind waaien; daar vloeien de
wateren. 19 Hij heeft Jakob zijn woorden bekendgemaakt, Israël zijn
inzettingen en zijn verordeningen. 20 Aldus heeft Hij aan geen enkel volk
gedaan.
Probeer alstublieft de betekenis te begrijpen, omdat de psalmist zegt dat God
heel intens en actief betrokken is bij Israël. " Aldus heeft Hij aan geen
enkel volk gedaan." U herinnert zich nog wel wat er in het derde hoofdstuk
van Amos staat. Hij zegt: "U alleen heb ik uit alle geslachten op aarde
gekend." Hij kent al die andere naties zeer zeker wel, maar dat woord
"kennen" duidt op een bepaalde mate van intimiteit. "Alleen met u
ben ik intiem geweest." We zijn erg betrokken bij iets of iemand waarmee we
intiem zijn. We kunnen niet zeggen intiem met iets te zijn als we er
afstandelijk tegenover staan, of het slechts vanuit de verte bekijken.
Psalm 147:20 - Aldus heeft Hij aan geen enkel volk gedaan, en zijn
verordeningen kennen zij niet. Halleluja.
Als dat al werd gezegd met betrekking tot het volk Israël, hoeveel te meer
is Hij betrokken bij Zijn kerk, die bestaat uit de door Zijn Geest verwekte
kinderen? We zien in deze verzen Zijn betrokkenheid in termen van
weersomstandigheden, iets onbezields. Als we de gehele psalm lezen, zien we dat
wat we zojuist in de verzen 15 tot 20 hebben gelezen alleen maar een microkosmos
was, een voorbeeld, van wat er in de rest van de psalm staat beschreven. De
gehele psalm laat God zien in het uitoefenen van Zijn soevereiniteit en wel op
een manier die de indruk geeft dat het een dagelijkse bezigheid is. Adam Clark
zei het volgende over de laatste vijf verzen, de verzen die we zojuist hebben
gelezen:
"Gods Woord wordt gepersonificeerd en blijkt heel actief rond te gaan in
de uitvoering van de doelstellingen van Zijn wil."
Dat is de essentie waarover deze preken over de soevereiniteit van God gaan.
Als we binnen de context van deze psalm naar Gods soevereiniteit kijken, zien we
dat God niet alleen betrokken is bij de grote rampen, gebeurtenissen die we
"een ingrijpen van God" noemen, alhoewel God daarbij zeer zeker
betrokken is. Deze psalm geeft de indruk dat elementen, zoals het weer, een zaak
zijn van enerzijds vaste wetten en anderzijds God Die de zaak in de gaten
houdt en waar Hij nodig vindt ingrijpt. Laten we naar het boek Amos gaan, dat ik
enkele minuten geleden reeds noemde. We gaan lezen in hoofdstuk 4 en we gaan
daar beginnen, waar staat: "Bereid u om uw God te ontmoeten."
Amos 4:6 - Ik echter, Ik heb u gegeven reinheid van tanden [duidend
op hongersnood] in al uw steden en broodgebrek in al uw woonplaatsen. Toch
hebt gij u niet tot Mij bekeerd, luidt het woord des HEREN.
Wat staat daar? Laat het niet zien dat God actief betrokken is om de houding
van de mensen te veranderen, om hun aandacht te vestigen op Hem en wat Hij doet?
Als ze al zouden gaan denken: "Waarom hebben we deze afschuwelijke
weersomstandigheden?", zouden ze misschien ook gaan denken: "O, God is
soeverein en God zei, dat Hij ons zou zegenen, maar we worden niet gezegend.
Misschien is er iets mis met ons." Hier zien we echter dat het zo niet
uitwerkte.
Amos 4:7a - En Ik, Ik heb u de regen onthouden, toen het nog drie
maanden vóór de oogst was; en Ik liet het regenen op de ene stad, maar op
de andere stad liet Ik het niet regenen.
We kunnen natuurlijk heel menselijk denken: het is maar net hoe de
dobbelsteen valt. De wolken trokken daar over, maar ze kwamen niet hier; daarom
kregen zij de regen. Zij kregen toevallig dat weer en wij niet. Maar God zegt
dat we Hem niet buiten ons denken moeten houden. Er kan een reden zijn waarom
het daar regent en niet hier.
Amos 4:7b-13 - De ene akker werd beregend, en de andere, waarop geen
regen viel, droogde uit. 8 En twee, drie steden wankelden naar één stad om
water te drinken, maar zij werden niet verzadigd. Toch hebt gij u niet tot
Mij bekeerd, luidt het woord des HEREN. 9 Ik heb u geslagen met brandkoren
en met honigdauw, uw hoven en wijngaarden heb Ik doen verdorren; uw
vijgebomen en olijfbomen vrat de sprinkhaan op. Toch hebt gij u niet tot Mij
bekeerd, luidt het woord des HEREN. 10 Ik heb onder u de pest gezonden,
zoals in Egypte. [Was God betrokken bij het vernietigen van Egypte?] Ik heb
uw jonge manschappen met het zwaard gedood bij het buitmaken van uw paarden.
En de stank van uw legerplaats deed Ik opstijgen in uw neus. Toch hebt gij u
niet tot Mij bekeerd, luidt het woord des HEREN. [Ik denk dat de stank hier
verwijst naar de geur van stervende en verterende mensen.] 11 Ik heb onder u
een omkering aangericht, gelijk God Sodom en Gomorra omgekeerd heeft, zodat
gij gelijk zijt geworden aan een brandhout uit het vuur gerukt. [Met andere
woorden, ze stonden in brand! Dat is er aan de hand met een stuk hout dat
uit het vuur wordt gegrepen. Het staat in brand!] Toch hebt gij u niet tot
Mij bekeerd, luidt het woord des HEREN. 12 Daarom zal Ik aldus met u doen, o
Israel. Omdat Ik dan dit met u doen zal, bereid u om uw God te
ontmoeten, o Israël. 13 Want zie, Hij, die de bergen formeert en de
wind schept, en de mens te kennen geeft wat zijn overleg is, die de dageraad
tot donkerheid maakt [als het eigenlijk licht moet worden], en voortschrijdt
over de hoogten der aarde; HERE, God der heerscharen, is zijn naam.
Gemeente, wat denkt u? Is God erbij betrokken of niet? Hij doet deze dingen
om de aandacht van Zijn volk te trekken. Omdat Hij Zich aan Zijn volk heeft
geopenbaard, vindt Hij dat zij verantwoordelijk zijn om de juiste relatie te
leggen tussen wat er in hun leven gebeurt en de mogelijkheid dat Hij hen met
zegen of vloek treft.
Laten we dit scenario nog wat verder uitwerken. Daarvoor gaan we naar het
boek Genesis en wel hoofdstuk 27, vers 28; daarna gaan we naar het boek
Deuteronomium. Hier volgt dan de zegen die Isaak over Jacob uitspreekt.
Genesis 27:28 - God zal u geven van de dauw des hemels [duidend op
regen] en van de vette streken der aarde [duidend op minerale en agrarische
rijkdom], en overvloed van koren en most.
Daar staat "God zal u geven". Ons begrip van de zegen die Jacob
verkreeg, is dat God Jacob boven Ezau verkoos en dat God daarna verkoos
Jacob te zegenen. Met andere woorden, Hij zou ervoor zorgen dat Jacob
gezegend zou worden. Nu naar Deuteronomium, hoofdstuk 28, de verzen 7 tot 13.
Dit is het "zegen en vloek" hoofdstuk. We gaan de verzen 7 tot 13
lezen. Daarna gaan we naar het begin van het hoofdstuk.
Deuteronomium 28:7-13 - De HERE zal uw vijanden, die tegen u opstaan,
verslagen aan u overleveren. Langs één enkele weg zullen zij tegen u
optrekken, maar langs zeven wegen voor u vluchten. 8 De HERE zal over u de
zegen gebieden in uw schuren en in alles wat gij onderneemt; Hij zal u
zegenen in het land dat de HERE, uw God, u geven zal. 9 De HERE zal u als
zijn heilig volk bevestigen, zoals Hij u gezworen heeft, indien gij de
geboden van de HERE, uw God, onderhoudt en in zijn wegen wandelt. 10 Dan
zullen alle volken der aarde zien, dat de naam des HEREN over u uitgeroepen
is, en zij zullen voor u vrezen. 11 Ook zal de HERE u overvloedig het goede
schenken, in de vrucht van uw schoot, de vrucht van uw vee en de vrucht van
uw bodem; in het land, waarvan de HERE aan uw vaderen gezworen heeft, dat
Hij het u geven zou. 12 De HERE zal zijn rijke schatkamer, de hemel, voor u
openen om op zijn tijd de regen voor uw land te geven en al het werk uwer
handen te zegenen, zodat gij aan vele volken zult uitlenen zonder zelf te
leen te ontvangen. 13 De HERE zal u stellen tot een hoofd en niet tot een
staart, gij zult enkel opgaan en niet neergaan, wanneer gij luistert naar de
geboden van de HERE, uw God, die ik u heden opleg om die naarstig te
onderhouden.
Laten deze verzen niet zien hoe nauw God betrokken is bij de onbezielde
aspecten van Zijn schepping? De strekking van die verzen laat zeker niet zien
dat de natuur gewoon automatisch grote zegeningen voortbrengt gebaseerd op
natuurwetten. Denk over dat principe na. Als dat zo was, als de natuurwetten
deze grote zegeningen voortbrachten, dan zouden vaste wetten "soeverein"
zijn en niet de Schepper God. God zou dan ook tegen ons liegen als Hij zegt dat
"Hij dit deed" of "Hij dat deed". Laten we nog eens kijken,
in nog meer detail, hoe God laat zien dat Hij de "actieve" oorzaak is
van Israëls zegeningen. Daarvoor lezen we de verzen 1 en 2.
Deuteronomium 28:1-2 - Indien gij dan aandachtig luistert naar de
stem van de HERE, uw God, en al zijn geboden, die ik u heden opleg, naarstig
onderhoudt, dan zal de HERE, uw God, u verheffen boven alle volken der aarde.
2 De volgende zegeningen zullen alle over u komen en uw deel worden, indien
gij luistert naar de stem van de HERE, uw God:
Het is een feit, dat de zegeningen waarover we het hier hebben, conditioneel
zijn. Dit feit, dat die zegeningen conditioneel zijn, laat zien dat God
wat er gebeurt gadeslaat, dat Hij waakt en dat Zijn reactie hierop
die zegeningen voortbrengt. Nu weer naar de verzen 7 en volgende.
Deuteronomium 28:7 - De HERE zal overleveren.
Deuteronomium 28:8 - De HERE zal gebieden.
Deuteronomium 28:9 - De HERE zal bevestigen.
Deuteronomium 28:11 - De HERE zal u overvloedig schenken.
Deuteronomium 28:12 - De HERE zal zijn rijke schatkamer voor u openen.
Voor de numerologen onder ons, er staat vijf keer (het getal dat met genade
samenhangt) dat Hij zegt dat de Here dit of dat zal doen. Vijf verschillende
keren en vijf is het Bijbelse getal voor genade, dat duidt op iets dat is "gegeven".
Dat is dus nogal duidelijk. Hij is actief betrokken bij het geven van zegeningen;
zij komen niet voort uit natuurwetten. Er zijn inderdaad natuurwetten en vaste
wetten, maar God is de Baas en grijpt in waar Hij dat nodig vindt. Hij gaf
Israël voordelen en zegeningen die de resultaten van die natuurwetten, die
vaste wetten, verre te boven gingen. Laten wij nog een tekst bekijken die ons
allemaal bekend is, daar wij kennis en begrip hebben van het Loofhuttenfeest. In
het boek Zacharia zien we dit in verband met een vloek.
Zacharia 14:16 - Allen, die zijn overgebleven van al de volken, die
tegen Jeruzalem zijn opgerukt, zullen van jaar tot jaar heentrekken om zich
neer te buigen voor de Koning, de HERE der heerscharen, en het
Loofhuttenfeest te vieren.
Iedereen weet, iedereen binnen het bereik van mijn stem, dat we het hebben
over iets dat zal gaan gebeuren tijdens het millennium. De naties zullen het
Loofhuttenfeest gaan houden, of anders!
Zacharia 14:17-18 - Maar wie uit de geslachten der aarde niet
naar Jeruzalem zal heentrekken om zich voor de Koning, de HERE der
heerscharen, neder te buigen, op hem zal geen regen vallen, 18 en
indien het geslacht der Egyptenaren niet zal heentrekken en komen, op wie
geen [regen] valt, dan zal toch komen de plaag waarmee de HERE de volken zal
treffen, die niet heentrekken om het Loofhuttenfeest te vieren.
Is dat selectief, of niet? Dat gebeurt niet in overeenstemming met vaste
wetten, dat de ene natie wordt afgezonderd van alle andere naties om een plaag
te ondergaan vanwege hun ongehoorzaamheid. Deze verzen laten dus duidelijk zien,
dat een plaag wordt uitgekozen die ongehoorzame naties moeten ondergaan. We gaan
nog ergens anders kijken over iets aangaande het millennium en wel in Ezechiël,
hoofdstuk 34, de verzen 23 en 26. Ik wil vers 23 hier ook bij betrekken, opdat u
de strekking van de context zult begrijpen.
Ezechiël 34:23 - Dan zal Ik één herder over hen aanstellen, die
hen weiden zal: mijn knecht David. Die zal hen weiden, die zal hun herder
zijn.
David is dood. Hij ligt in zijn graf. Hij moet worden opgewekt om deze
positie te kunnen vervullen. We hebben het hier dus over een tijd nadat David is
opgewekt. Hij zal worden opgewekt bij de wederkomst van Christus, bij de zevende
trompet. We weten dat hij koning zal zijn over de natie Israël. Dit is die
tijdsperiode, waarover we het hier hebben. Nu verder in vers 26.
Ezechiël 34:26 - Ik zal die, ja al wat rondom mijn heuvel ligt, tot
een zegen stellen; Ik zal de regen doen neerdalen op zijn tijd,
zegenbrengende regens zullen het zijn.
Hij laat hier God ook zien als selectief kiezend om de naties die zich aan
Hem onderwerpen te zegenen. Dat wil niet zeggen dat de natuurwetten zijn
uitgeschakeld, maar de Bijbel laat veeleer zien dat het een zaak is van vaste
wetten in combinatie met de toestand van een relatie, die in grote mate bepaalt
of Hij [God] zegeningen of vloeken zal teweegbrengen. Zelfs dit is niet het
gehele plaatje [begrijp dat alstublieft] vanwege Gods geestelijke doel. Gods
geestelijke doel schuift zonodig alles aan de kant. Daar is Hij op
gericht. Het schuift zonodig alles terzijde omdat Hij de Soeverein is over alles;
daar [op dat doel] is Zijn aandacht gevestigd. Daarom, om deze reden, Gods
geestelijke doel, is het heel goed mogelijk dat iemand gehoorzaam is aan Gods
wil, een goede relatie heeft met God en toch lijden moet ondergaan of dat
het ogenschijnlijk toch niet zo goed met hem gaat als men normaal zou
verwachten.
Misschien is een van de meest in het oog springende voorbeelden in de gehele
Bijbel wel het voorbeeld van Job. Zelfs God gaf toe dat Job een rechtvaardig man
was. Bijna niemand is ooit door zoveel pijn en lijden heengegaan als hij, maar
God was bezig iets in Jobs leven tot stand te brengen, zodat wij allemaal ons
voordeel zouden kunnen doen met het voorbeeld van Job.
Het uiterste geval van dit is wel Jezus Christus, daar Hij hier op aarde een
zondeloos leven leidde. Hij verdiende het niet te sterven. Hij was volmaakt in
geheel Zijn doen en laten en toch werd dat allemaal door Gods geestelijke doel
aan de kant geschoven, daardoor stierf Hij voor ons allemaal. Men zou hieruit
kunnen concluderen dat God gehoorzamen niet beloont. Let er eens op hoe goed
Jezus was, toch stierf Hij. Hij stierf niet alleen, maar Hij leed ook
verschrikkelijk voordat Hij stierf. Er staat geschreven dat Hij meer kapot werd
gemaakt dan enig ander mens. Hij moest veel pijn lijden, veel martelingen
ondergaan, in de korte tijd voorafgaande aan Zijn dood.
Het is dus goed om deze dingen eens goed te doordenken en niet al te haastig
te zijn in ons oordeel over iemands geestelijke conditie, omdat iemand inderdaad
in een goede geestelijke conditie kan zijn, maar dat God aan iets bezig is,
waarvan het einde [ik bedoel niet de conclusie, maar als het over zal zijn],
geheel verschillend zal zijn van wat we zouden verwachten. Het komt vaak voor,
gemeente, dat iemand anders moet lijden voor ons bestwil.
Een ander goed voorbeeld hiervan is de apostel Paulus. Drie keer deed hij een
beroep op God om hem van zijn kwaal te genezen, maar hij begon te begrijpen dat
hij niet werd genezen om hem nederig te houden. Maar bleef hij trouw aan God?
Zeer zeker! Was er iemand in de nieuwtestamentische kerk die meer moeilijkheden
onderging dan de apostel Paulus? Misschien gingen ze allemaal [de originele
twaalf] wel door dezelfde soort problemen heen als Paulus, maar alleen die van
Paulus zijn opgeschreven en die van de anderen niet. Het is dus goed om Jezus'
aansporing om traag te zijn om een ander te oordelen ter harte te nemen, omdat
Gods geestelijke doel belangrijker kan zijn. Het is niet verkeerd te vragen. Het
is niet verkeerd te begrijpen dat iemand geestelijke problemen kan hebben en dat
het hem daarom niet goed gaat. Maar aan de andere kant moeten we ook begrijpen
dat Gods geestelijke doel dat allemaal te boven gaat. Daarom is iemand die het
slecht gaat niet noodzakelijkerwijs in slechte geestelijke conditie.
Wij moeten daarbij ook het volgende begrijpen. [Laat ik dat in de vorm van
een vraag stellen.] Zijn we bereid te accepteren dat wat ik zojuist heb
uitgelegd: dat we in feite een goede geestelijke conditie kunnen hebben, terwijl
er ogenschijnlijk een vloek op ons rust? Zijn we bereid dat te accepteren, in
het vertrouwen dat de trouwe God er weet van heeft en dat Zijn doel, om
toe te laten dat wij door die moeilijkheden heen moeten, zal resulteren in een
veel beter iets dan als wij onze zin hadden gekregen en die moeilijkheden waren
weggenomen? We zouden kunnen zeggen, dat dat de kern is van de zaak in geloof.
Paulus zei, naar ik dacht: "De gehele dag lijden we omwille van Zijn zaak
[Gods zaak, Gods doel]." Als we dat maar echt kunnen accepteren. Als we
Gods soevereiniteit echt kunnen accepteren dan kunnen we een leven leiden dat
vervuld is van grote vrede. Dat bedoelde Jezus, toen Hij zei: "Mijn vrede
geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik die u." Ziet u, een echt
bekeerd iemand zal accepteren dat God betrokken is bij zijn leven, hij
weet precies wat er in zijn leven omgaat en dat alles onder controle is.
Vorige week lazen we dat vers, of die serie verzen, uit Marcus, waar Zijn
discipelen samen met Hem in de boot waren. De boot stampte zwaar in de storm,
vulde zich met water. Sommigen van hen die aan boord waren, waren als visser
vertrouwd met het meer van Galilea, zij kenden dat type hevige storm dat op dat
meer kon opsteken. En wat deed Jezus? Hij sliep! Zo veilig voelde Hij Zich. Hij
wist dat God Hem niet zou laten sterven voordat Zijn taak was volbracht. Jezus
verzocht God niet, maar Hij wist dat Zijn leven in de hand van Zijn Vader was;
Zijn leven was vervuld van vrede omdat God soeverein is. Nu, gemeente, komen we
langzamerhand echt aan bij waar het bij geloof om gaat en waarom we moeten
begrijpen dat God soeverein is over alles. Hij regeert niet alleen maar, maar
Hij regeert met grote, specifieke bewogenheid met letterlijk elk van Zijn
kinderen. We zullen straks ook Zijn betrokkenheid met de niet-bekeerden gaan
zien; het wordt echt verbazingwekkend.
De Bijbel openbaart ook dat God soeverein is over de dieren. We gaan nu over
naar de bezielde wereld. Laten we opnieuw het boek Genesis opslaan en wel
hoofdstuk 2. De mens is in staat dieren te gebruiken. Dieren, zoals paarden,
muilezels en honden, voegen zich naar zijn wil. Is het dan niet logisch, dat de
Bijbel laat zien dat de Schepper ze ook gebruikte, zelfs in veel grotere mate,
en zeker met een veel groter doel erachter; op die manier Zijn vermogen
illustrerend om zelfs een dier te gebruiken voor de uitvoering van Zijn doel?
Genesis 2:19 - En de HERE God formeerde uit de aardbodem al het
gedierte des velds en al het gevogelte des hemels. Ook bracht Hij het tot de
mens, om te zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens elk levend wezen
noemen zou, zo zou het heten.
We zien Adam hier de heerschappij toepassen die God hem gaf. We zien ook dat
God de dieren tot hem bracht. God stuurde ze daarheen. Adam ging er niet
met een lasso op uit om ze een voor een te vangen; nee, God liet ze allemaal
langs hem trekken. Hij plaatste een klein "computervirus" in hun hoofd
dat hen zei langs Adam te trekken. Ze kwamen plichtsgetrouw en vormden een lange
rij, zodat Adam ze kon zien en een naam kon geven. Nu verder in hoofdstuk 6,
vers 19.
Genesis 6:19-20 - En van al wat leeft, van alle vlees, van alles zult
gij één paar in de ark brengen om het met u in het leven te behouden;
mannetje en wijfje zullen zij zijn. 20 Van het gevogelte naar zijn aard en
van het vee naar zijn aard, van al het kruipend gedierte van de aardbodem
naar zijn aard, van alles zal één paar tot u komen om het in het
leven te behouden.
Ook Noach behoefde er niet op uit te gaan om ze allemaal een voor een te gaan
vangen. God bracht ze daar. Hij gaf aan de dieren die Hij in de ark wilde
hebben, het bevel naar Noach te gaan.
Verder in hoofdstuk 9, vers 2. Dat is een belangwekkende tekst. De vloed is
voorbij en God zegt Noach de ark te verlaten en de aarde te vervullen.
Genesis 9:2 - En de vrees en de schrik voor u zij over al het
gedierte der aarde en over al het gevogelte des hemels, al wat zich op de
aardbodem roert en alle vissen der zee; in uw hand zijn zij gegeven.
"De schrik voor u." Ik denk dat hierin besloten ligt dat God iets
in hun kleine hersenen veranderde, zodat er nu een vijandschap heerste
tussen mens en dier. God deed dat, niet Satan. God deed het. We zien hier dus
een aanduiding van een verandering in de relatie tussen mens en dier. God deed
in hen iets ontstaan om de relatie die voorheen bestond te veranderen. Maar dit
betekent niet dat de houding van Satan, of de houding van de mens die schrik
niet kan versterken, of in het geval van een demon, een dier kan bezitten om het
voor zijn eigen doeleinden te gebruiken. Maar de oorspronkelijke schrik, de
oorspronkelijke vrees, was iets dat God deed ontstaan.
Een van Gods hoofddoeleinden met Zijn vernietiging van Egypte was aan alle
betrokkenen te laten zien dat Hij de Soevereine Heer is. Laten we Exodus 7
opslaan, te beginnen in vers 4.
Exodus 7:4-5 - Doch Farao zal naar u niet luisteren. Daarom zal Ik
mijn hand op Egypte leggen en mijn legerscharen, mijn volk, de Israelieten,
uit het land Egypte leiden onder zware gerichten. 5 En de Egyptenaren zullen
weten, dat Ik de HERE ben.
Hij bedoelt dat zij zullen weten dat God soeverein is over de aarde.
"Ik ben de Baas", is een botte manier om het te zeggen. Israël zou op
deze manier natuurlijk ook een en ander daarover te weten komen.
Exodus 10:2 - En gij aan uw kind en kleinkind kunt vertellen, wat Ik
de Egyptenaren heb aangedaan en welke tekenen Ik onder hen verricht heb,
opdat gij weet, dat Ik de HERE ben.
Hij doet die uitspraak [voordat Israël uiteindelijk Egypte verliet] minstens
nog twee keer. Hij deed dit bij enkele van de plagen toen Hij sommige van de
Egyptische goden in een vloek veranderde. Ik denk dat de meesten van u voldoende
op de hoogte zijn met de Egyptische geschiedenis. U hebt wel afbeeldingen gezien
van Egyptische goden; in diverse opzichten leken deze op elkaar. Gewoonlijk was
er het torso en de benen van een mens en het hoofd van een dier. Een van de
eerste goden van Egypte die God "afbrak", was de "kikvors"god.
Tussen twee haakjes, de kikvorsgod was een vrouw, vrouwelijk. In de geschiedenis
wordt zij Heket genoemd en volgens de Egyptische religieuze traditie, was ze de
vrouw van een god die Khnum heette. Heket wordt afgebeeld met een vrouwenlichaam
en de kop van een kikvors. [Tsjonge! Zou u een kikvors willen kussen?] Het
interessante is echter dat die Khnum wordt afgebeeld als een pottenbakker en we
zien hem dan ook zitten achter een pottenbakkerswiel terwijl hij schepselen
vormt vanuit het stof der aarde. Terwijl hij schepselen op zijn
pottenbakkerswiel vormde uit het stof der aarde, blies zij [Heket] hun de adem
des levens in. Zij gaf dus leven aan de schepping van Khnum. Welke Egyptische
god pakte God dus als eerste aan? Wie is Degene Die echt leven geeft? Hij geeft
dat! Hij is niet alleen de Gever van leven, Hij is ook de Pottenbakker. Hij liet
dus miljarden kikvorsen uit de rivieren komen en hun huizen binnendringen.
Overal moesten ze dus door die beesten heen baggeren op hun god stappen! Hun
god werd een vloek.
Als u het verhaal leest, is het interessant te lezen, dat Mozes Farao de keus
gaf hoe lang die plaag zou duren. Uiteindelijk maakte Farao er een eind aan door
te zeggen "genoeg is genoeg" misschien wel toen de kikvorsen uit
zijn beker sprongen. Later, in hoofdstuk 8, de verzen 21 en 22, komen we een
plaag van vliegen tegen. Mozes zegt daar:
Exodus 8:21-22 - Want indien gij mijn volk niet laat gaan, dan zal Ik
tegen u, uw dienaren, uw volk en uw huizen steekvliegen loslaten, zodat de
huizen der Egyptenaren, ja zelfs de bodem, waarop zij zich bevinden, vol
steekvliegen zijn. 22 Maar op die dag zal Ik het land Gosen, waar mijn volk
verblijf houdt, uitzonderen, dat daar geen steekvliegen voorkomen; opdat gij
weet, dat Ik, de HERE, in het land ben.
Het belangrijke element hier is dat God Zijn heerschappij toepaste door niet
toe te laten dat Gosen door deze zwermen vliegen werd geplaagd. Hetzelfde
gebeurde met de veepest [dit doet denken aan de gevreesde "gekke
koeienziekte" die nu in Engeland heerst]. In dit geval sloeg de veepest wel
toe in Egypte, maar niet in Gosen. Het vee der Israëlieten bleef gezond. God
paste Zijn heerschappij toe. Hij had de macht deze pest tegen te houden en te
zeggen "tot hier toe en niet verder". Ziet u, Hij koos er voor om het
ene volk te plagen en het andere niet terwijl beide volken pal naast elkaar
leefden! Kunt u zich voorstellen dat God die vliegen onder controle had? En toch
was het zo.
Er zijn diverse van deze gebeurtenissen. Een van de meer opmerkelijke is het
voorval in Numeri 22, waar de ezel van Bileam tot zijn meester sprak en Bileam
hem antwoordde. Het drong blijkbaar niet tot hem door dat ezels niet kunnen
spreken! Maar deze ezel wel en zij hadden een aanvaring. Maar er zijn er nog
meer die interessant zijn om Gods aanwezigheid te laten zien met betrekking tot
dieren. Herinnert u zich de periode waarin de Filistijnen last hadden van builen
en muizen, omdat zij de ark des verbonds in bezit hadden? De waarzeggers en de
priesters, de wijze mannen der Filistijnen, kwamen er uiteindelijk achter dat
dit hen trof omdat de ark daar was; daarom zetten ze een test op voor God. De
test was dat ze twee melkkoeien namen, ze voor een nieuwe kar spanden, de ark op
die kar zetten met vijf gouden muizen en de builen erin. Daarna lieten ze die
melkkoeien hun gang gaan om te zien of ze naar Bethshemesh zouden gaan. Als de
koeien daar direct heen zouden gaan zonder naar links of rechts af te buigen,
dan zouden ze weten dat deze plagen hen troffen omdat de ark in hun bezit was.
Ze deden alzo en God stuurde de ark rechtstreeks naar Bethshemesh. Er staat in
die geschiedenis ook vermeld dat de koeien noch naar rechts, noch naar links
afbogen. Ze gingen regelrecht op Bethshemesh af. We weten allemaal, dat koeien
niet de slimste dieren zijn en er was geen mens die hun iets in het oor
fluisterde. Er waren geen Israëlieten in de buurt. Het was God die hun iets in
het oor fluisterde en Hij zei: "Ga die weg en wijk daarvan niet af."
En zij deden dat; ze gingen precies daarheen waar God hen wilde hebben.
In 1 Koningen 17, de verzen 2 tot 6, lezen we dat Elia door raven werd gevoed.
In 2 Koningen 2 lezen we dat God twee berinnen stuurde om tweeënveertig
belagers van Gods profeet Elisa te verscheuren. In Daniël 6 sloot God de muil
van de leeuwen toen Daniël in de leeuwenkuil werd geworpen. Hij zorgde voor een
grote vis om Jona op te slokken, hem op de kust uit te spuwen, zodat hij naar
Ninevé zou gaan. In Mattheüs 17, waar we straks naar toe zullen gaan, liet God
een vis een muntstuk naar Petrus brengen, zodat daarvan de belasting voor zowel
Jezus als Petrus betaald kon worden.
Laten we dit deel afsluiten met Maleachi 3. Daar staat een doctrine die de
mensen vandaag de dag echt op de proef stelt, die gaat over tienden. Voor veel
mensen is het erg moeilijk om God echt te vertrouwen, daarom hebben we deze
belofte van God met betrekking tot het geven van tienden.
Maleachi 3:10 - Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer, opdat
er spijze zij in mijn huis; beproeft Mij toch daarmede, zegt de HERE der
heerscharen, of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en
zegen in overvloed over u uitgieten.
Ik heb artikelen gelezen van mensen met een Kerk van God achtergrond, die
beweren dat dit niet waar is.
Maleachi 3:11 - Dan zal Ik, u ten goede, de afvreter dreigen, opdat
hij de vrucht van uw land niet verderve en opdat de wijnstok op het veld
voor u niet zonder vrucht zij, zegt de HERE der heerscharen.
We moeten dat begrijpen binnen een agrarische context, begrijpen dat het op
deze manier is opgeschreven omdat hun economie totaal agrarisch was
geörienteerd. Voor de meesten van ons is dit niet langer het geval. We werken
in een industriële maatschappij, die snel aan het veranderen is in een
informatie-maatschappij; desalniettemin werken we voor een salaris voor anderen
die geen rechtstreekse band met de landbouw hebben en het principe blijft waar.
Er staat: "Ik zal de afvreter dreigen [dat is datgene dat al het geld, het
inkomen zou verslinden] u ten goede." Hij zal persoonlijk tussenbeide komen
ten gunste van ieder mens die Hem ook in dit opzicht vertrouwt. Aan de ene kant
kunnen we dit zien als het selectief toepassen van Zijn autoriteit om het een
gehele natie, of ook individuele mensen, wel te doen gaan, en anderen juist weer
niet, als er in een bepaald gebied een algemene noodtoestand heerst. Dat is in
zekere zin echt een uitdaging voor God. Maar niets is Hem te moeilijk.
Er is veel in de relatie tussen God en Zijn schepping wat we maar al te
gemakkelijk geneigd zijn als vanzelfsprekend aan te nemen. Er zijn dingen die we
accepteren, maar waarschijnlijk slechts hoogst zelden in Zijn woord onderzoeken.
Eén ervan zou de relatie met Zijn engelen kunnen zijn. Denk eens aan de relatie
van de mens met God en hoe de mens zich in allerlei mentale bochten wringt om
zich maar niet aan God te hoeven onderwerpen. We hebben de subtiele neiging te
denken dat het bij de engelen allemaal vanzelf gaat. Dat komt gedeeltelijk, denk
ik, door het feit dat de tijd van hun grote test reeds achter hen ligt, maar het
zijn nog steeds schepselen met een vrije keuze. Het zijn niet alleen schepselen
met een vrije keuze, het zijn ook wezens met veel meer macht dan wij, met veel
grotere mentale capaciteiten, met veel meer kennis van Gods wetten en hoe die te
gebruiken of te manipuleren. Daarnaast zijn ze onsterfelijk. De Bijbel zegt in
Hebreeën 2 dat wij lager zijn dan engelen; zij zijn dus groter dan wij.
In het verleden begon éénderde van hen een oorlog tegen God, toen ze voor de
keus stonden hoe ze verder zouden gaan met hun leven. De Bijbel laat consequent
zien dat God engelen beveelt, of ze gebruikt om bepaalde taken te
vervullen binnen Zijn beheer van het project aarde.
De reden dat ik dit als inleiding gebruik is, omdat ik heb gehoord, ja echt,
dat zij werden vergeleken met tot huisdier gemaakte beesten, maar dan in de
geestelijke wereld. Dat is nogal een kleinering van die machtige wezens. Toen
Daniël Gabriël zag, viel hij onmiddellijk flauw! Zo'n ontzag had hij voor wat
hij zag, voor slechts "een engel". Deze machtige engel verklaarde
Daniël dat hij had moeten vechten om bij hem te kunnen komen. Hij had moeten
vechten met de prins van Perzië om er te kunnen komen, ook had hij Michaël te
hulp moeten roepen om deze prins van Perzië te kunnen overwinnen om naar
Daniël te kunnen gaan. Hier is Daniël dan, blijkbaar al drie weken vastend,
wachtend op een antwoord. Gabriël zat niet lekker op zijn achterste duimen te
draaien, en gras te kauwen zoals een of ander huisdier. Hij moest een zware
koninklijke strijd voeren om daar [bij Daniël] te komen.
Hij (de engel) is in nederigheid onderworpen aan God en hij voert taken uit
die God hem wil laten uitvoeren binnen Zijn bestuur van de aarde. Het woord
engel, u weet dat wel, betekent letterlijk "boodschapper". Een
boodschapper is iemand die wordt gezonden om een taak uit te voeren; het
sleutelwoord hier is "gezonden". De meerdere heerst en zendt en
gebruikt de mindere. Laten we naar het Oude Testament gaan, 1 Kronieken,
hoofdstuk 21, de verzen 15 en 27. Ik wil eerst vers 15 lezen zodat u de
betekenis kunt begrijpen.
1 Kronieken 21:15 - Ook zond God een engel naar Jeruzalem om dat te
verdelgen [Blijkbaar één engel. Let eens op de macht die hier wordt
ontplooid.], maar zodra hij daarmee begon, zag de HERE het, en het onheil
berouwde Hem; Hij zeide tot de verderfengel: Genoeg! Laat nu uw hand zinken.
De engel des HEREN stond toen bij de dorsvloer van de Jebusiet Ornan.
Dit gebeurde nadat David had gezondigd door een volkstelling in Israël te
houden. Ik geloof niet dat het voor David verkeerd was een volkstelling te
houden. De reden dat het hier zonde was, moet wel zijn dat David die
volkstelling om de verkeerde reden liet uitvoeren. Op andere plaatsen geeft God
Zelf opdracht het volk te tellen, een volkstelling te houden. David had
blijkbaar opdracht gegeven tot een volkstelling omdat hij weer een oorlog wilde
gaan voeren; hij wilde dus weten over hoeveel mankracht hij zou kunnen
beschikken. God had reeds beslist: David, zo is het genoeg. De grenzen van
Israël zijn zo als Ik ze wil hebben. Ik wil niet dat je opnieuw ten oorlog
trekt. Het houden van een volkstelling deugt daarom niet.
1 Kronieken 21:27 - Toen gaf de HERE de engel bevel, zijn zwaard in
de schede te steken.
Maar ondertussen waren er 70.000 mensen gestorven omdat God er één engel op
uit had gestuurd om Zijn opdracht uit te voeren. Dat was nog eens kracht, om
één engel zoveel mensen in zo korte tijd te laten doden. Dat was het soort
kracht dat de mensheid niet heeft gezien tot de kernenergie. We vinden in het
Nieuwe Testament, Marcus 13, een voorbeeld, dat op de "tijd van het einde"
Jezus een heel leger engelen zal uitzenden om Zijn volk van de uiteinden der
aarde bijeen te verzamelen. Dat is de eindtijd. Maar het laat alweer zien dat
God het leger der heerscharen leidt en ze bevelen geeft om uit te voeren. Over
de manier waarop God de goede engelen gebruikt, valt nog veel meer te vertellen.
Maar laten we eens kijken hoe Hij de slechte engelen, de demonen, gebruikt.
Daarvoor gaan we naar Richteren 9. De context is vlak na de dood van Gideon en
nadat Abimelek (één van de zeventig zonen van Gideon) al zijn broers en
stiefbroers, op één na, had gedood. Eén ontsnapte er, de jongste, een jongen
met de naam Jotham.We zien hier dat God begint om wraak te nemen.
Richteren 9:22-24 - Toen Abimelek drie jaar over Israël had geheerst,
23 zond God een boze geest tussen Abimelek en de burgers van Sichem, zodat
de burgers van Sichem ontrouw werden aan Abimelek, 24 opdat de misdaad,
begaan aan de zeventig zonen van Jerubbaäl [Gideon], het vergieten van hun
bloed, vergelding zou vinden, doordat Hij dit deed neerkomen op hun broeder
Abimelek, die hen had gedood, en op de burgers van Sichem, die hem gesteund
hadden bij het doden van zijn broeders.
God veroorzaakte een rivaliteit, een naijver tussen de mensen van Sichem en
Abimelek. Die twee groepen waren voordien verenigd, maar "dieven en
moordenaars kennen geen eer". God zond een boze geest en stookte de een
tegen de ander op; binnen de kortste keren waren ze druk bezig om elkaar te
doden.
Nu naar 1 Koningen 22. Dit voorbeeld is bijna humoristisch. De context is een
ontmoeting tussen de rechtvaardige Josafat, koning van Juda, en de heel
onrechtvaardige Achab van Israël. Ze bespraken zaken van gemeenschappelijk
belang; namelijk de oorlog tegen Syrië. God kwam tussenbeide om Achab in die
oorlog te betrekken, zodat hij zou worden gedood, maar Hij liet Josafat ontkomen.
1 Koningen 22:19 - [Micha] zeide: Daarom, hoor het woord des HEREN.
Ik zag de HERE op zijn troon zitten, terwijl het ganse heer des hemels [de
engelen] aan zijn rechterhand en aan zijn linkerhand stond.
Degene die hier spreekt is een echte profeet van God, met de naam Micha. De
reden dat hij spreekt is, omdat Josafat (nadat hij het getuigenis van
vierhonderd Baälsprofeten had gehoord, dat ze rustig de strijd konden aangaan)
enige wijsheid toonde en zei: "Wacht eens even. Je hebt hier vierhonderd
Baälsprofeten. Is er niet ergens in Israël een ware profeet van God?"
Achab zei: Ja, er is er hier één, maar ik ben niet enthousiast over hem. Hij
profeteert altijd kwaad over mij, maar als je erop staat, laat ik hem hierkomen."
Aldus werd Micha gehaald en hij luisterde naar het getuigenis van de
Baälsprofeten en zag wat deden. Daarna werd hem de vraag gesteld: "Moeten
we de strijd aanbinden?" Dat is dus deze situatie. We weten precies wat
Micha zei, maar we weten niet precies met welke stembuiging of nadruk hij dat
zei. Ik kan alleen maar concluderen, dat wat hij zei zo sarcastisch werd gezegd,
dat Achab onmiddellijk wist dat Micha de draak met hem stak, omdat Micha zei:
"Zeker, u moet optrekken." [Ik parafraseer dit.] Daarna kwam hij met
de waarheid naar voren, in de verzen 17 en 18. Nu dan vers 20. Na de inleiding
om het beeld duidelijk te maken door het visoen te vertellen dat God hem had
laten zien, zei Micha:
1 Koningen 22:20-23 - En de HERE zeide [tot het ganse heer des hemels]:
wie zal Achab verleiden, zodat hij optrekt en sneuvelt te Ramot in Gilead?
De een zeide dit en de ander dat. [God vroeg advies aan engelen] 21 Toen
trad er een geest naar voren en stelde zich voor de HERE en zeide: ik zal
hem verleiden. De HERE vroeg hem: waarmede? [Hoe? Op welke manier?] 22 Hij
antwoordde: ik zal heengaan en een leugengeest worden in de mond van al zijn
profeten. Toen zeide Hij: gij moet hem verleiden, en gij zult er ook toe in
staat zijn; ga heen en doe het. 23 Nu dan, zie, de HERE heeft een
leugengeest gegeven in de mond van al deze profeten van u, en de HERE heeft
onheil over u besloten.
Op die manier gebruikt God slechte engelen. We weten natuurlijk, dat Satan
zelf, de heerser over alle slechte engelen, volledig onder controle van God
staat. In de hof van Eden moest hij daar staan luisteren naar zijn vonnis en hij
deed zijn mond niet open. In het boek Job kon hij Job niet meer aandoen dan God
toestond. Ook toen kon hij niet verder gaan dan de grenzen die God hem had
gesteld; hij kon Job dus niet doden. In Mattheüs, hoofdstuk 4, vers 11, zegt
Jezus tijdens Zijn confrontatie met Satan, het volgende tegen Satan: "Ga
weg vanhier!" [Maak dat je wegkomt!] Wie ging er weg? Satan, natuurlijk.
Bij het einde is hij het, die in de poel des vuurs wordt geworpen.
De Bijbel laat heel duidelijk Gods soevereiniteit zien over de onbezielde
aspecten van Zijn schepping, de bezielde aspecten in termen van dieren, in
termen van goede engelen en in termen van slechte engelen.
Hoe staat het dan met de mens? We moeten hieraan denken in samenhang met onze
vrije wil. Hoe staat het dan met de mensheid in het algemeen? Er zijn tijden dat
wij denken dat alles volledig uit de hand loopt. Is de mens zo pervers, zo
machtig, zo oncontroleerbaar dat hij niet onder Gods controle staat? Heeft de
zonde de geest van de mens zo vervreemd, zo vervreemd van God, dat we nu buiten
de jurisdictie van God vallen? Overweeg dit eens. Als wat ik zojuist heb gezegd
waar is, dan is de mens soeverein en niet God. Of God regeert, of Hij is
buitenspel gezet. Dat zijn de alternatieven. Zijn we, gelet op onze vrije wil,
volledig vrij te doen wat we willen? Is de mens zo'n rebel tegen Gods
heerschappij dat God Zijn doel niet via hem kan vervullen? Hiermee bedoel ik
niet dat God alleen maar het menselijk handelen ontkracht, omdat de Bijbel,
zelfs voordat u in het tiende hoofdstuk bent aangekomen, reeds duidelijk laat
zien dat God dat soms doet. Kijk maar wat Hij deed ten tijde van de toren van
Babel. Wat ik bedoel is, dat God echt door iemand kan werken en iemand zover kan
krijgen dat hij Zijn wil uitvoert, zonder dat die persoon daar weet van heeft.
Wat denkt u van Farao? Er staat dat God zijn hart verhardde. Er staat nergens in
Gods woord dat Farao zei, dat God zijn hart had verhard en dat hij daarom deed
wat hij deed. Nee, hij wist in die situaties niet dat God door hem werkte. Toch
werkte God in dat geval Zijn wil door hem uit. Hier hebt u iets om over na te
denken! Wat denkt u van Judas Iscariot? Denk daar eens even over na. Laat de
schrift zien dat Judas van het begin af aan met het idee in zijn hoofd rondliep
om Jezus te verraden? De schrift duidt daar in het geheel niet op. Toch staat er
in Johannes 6, aan het eind van het hoofdstuk, dat Jezus van den beginne reeds wist
wie Hem verraden zou. Hij zei in feite zelfs: "Eén van u is een
demon." Daarvoor moest ik toch even op mijn hoofd krabben. Dat is toch wel
interessant. U weet wie de demon was. Het was Judas. Hij zei niet: "Eén
van u heeft een demon." Dat maakt het zo interessant. Hij zei: "Eén
van u is een demon." Ik denk niet dat Judas het zelf wist, omdat de
schrift daar niets over zegt. U ziet dus, dat God soeverein is om iedereen op
wat voor manier dan ook te gebruiken. God werkte Zijn doel uit door Judas,
ondanks Judas. Ik zal u een tekst laten zien die in dit opzicht verbazingwekkend
is. Dit is een vers uit Handelingen 17. Het gaat niet over Judas. Het gaat hier
over een algemener onderwerp. Paulus is de spreker en hij spreekt tot de mensen
op de Areopagus.
Handelingen 17:26 - Hij heeft uit een enkele het gehele menselijke
geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen en Hij heeft
de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald.
Dat is iets dat heel duidelijk in het boek Deuteronomium wordt gezegd, dat de
naties een plaats op aarde kregen toegewezen naar het aantal van de kinderen
Israëls.
Handelingen 17:27-28 - Opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem al
tastende vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons. 28
Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw
dichters hebben gezegd: Want wij zijn ook van zijn geslacht.
Let speciaal op "leven wij, bewegen wij ons en zijn wij".
Let er ten eerste op tegen wie dit wordt gezegd. Tegen Israëlieten? Nee. Tegen
bekeerde Christenen? Nee. Het werd gezegd tegen onbekeerde heidenen. Sinds de
schepping van Adam hebben er, in de zesduizend jaar menselijke geschiedenis,
miljarden van die heidenen geleefd. Gemeente, wat voor God is dat, Die wij dienen?
Dit betekent niet dat de mens alleen maar zijn leven te danken heeft aan Gods
scheppend handelen, maar ook dat al zijn handelen in zijn leven, ja, van ieder
mens individueel en persoonlijk, door God wordt bestuurd, zoals Hij dat nodig
vindt. Deze mensen worden door dezelfde almachtige God gestuurd om Hem te zoeken
en uiteindelijk eeuwig leven te hebben; dat allemaal natuurlijk in de volgorde
die God heeft bepaalt. Ziet u wat Paulus hier laat doorschemeren? Dat God hun
leven manipuleert, dat God bepaalt op welke tijd hun behoud zal worden
aangeboden en dat alles waar ze doorheen gaan in hun leven een rol zal spelen in
hun bekering; in heel veel gevallen zelfs een heel belangrijke rol.
Voor mij is dit veel wonderbaarlijker dan de uitspraak van Jezus, dat zelfs
geen musje valt zonder dat God daar weet van heeft, omdat we hier niet te maken
hebben met redeloze wezens, maar met mensen die met rede zijn begiftigd, gemaakt
zijn naar het beeld van God, die voldoende macht hebben om hun eigen conclusies
te trekken en te proberen hun eigen gang te gaan. Ik zal u daar één
individueel voorbeeld van geven. Daarvoor gaan we naar het boek Daniël,
hoofdstuk 5, vers 23. Weet u wat daar in Daniël 5 gebeurde? "MENE, MENE,
TEKEL, UPHARSIN." Het handschrift op de muur toen Belsassar zijn grote
feest hield en daarbij de heilige vaten uit de tempel gebruikte. Nu dan vers 23.
Daniël, om zo te zeggen, spreekt Gods oordeel uit.
Daniël 5:23 - Maar gij [Belsassar] hebt u tegen de Heer des hemels
verheven: men heeft het gerei uit zijn tempel voor u gebracht, en gij en uw
machthebbers, uw gemalinnen en uw bijvrouwen hebben daaruit wijn gedronken;
gij hebt de goden geroemd van zilver en goud, koper, ijzer, hout en steen,
die niet zien of horen of kennis hebben, maar de God, in wiens hand uw adem
is en die al uw paden beschikt, Hem hebt gij niet verheerlijkt.
Ziet u dat? De koning van Babel en toch al uw paden, allemaal. Laat me
dit heel duidelijk maken. God manipuleerde de geschiedenis van Babel! Hij
beïnvloedde het denken van de koning, zodat door de koning bepaalde dingen
gebeurden. We moeten, als we dit allemaal met elkaar in verband brengen,
begrijpen dat dat niet de enige persoon was die God manipuleerde en stuurde. God
manipuleerde en stuurde hun leraren, de mensen die de economie bestuurden, de
mensen die het onderwijssysteem controleerden, omdat Gods doel uitgewerkt wordt
en omdat Hij de gehele mensheid uiteindelijk tot een bepaalde conclusie laat
komen en omdat Hij dingen voorbereidt, zodat deze mensen tot bekering kunnen
komen en deel kunnen gaan uitmaken van Zijn gezin. Met andere woorden, ze waren
niet vrij om te doen wat ze maar wilden. Waarom denkt u dat Hij in het boek
Jesaja zegt dat Assyrië de roede is van Zijn toorn? Hij zei dat het niet uit
zijn (dat van de Assyriërs) hart kwam, maar dat hij het toch zal doen! Hij zal
het doen, omdat God aan een groot doel werkt en wil dat Zijn mensen binnen dat
doel zullen leven. Hij wil dat Zijn mensen begrijpen dat er een groot en
ontzagwekkend iets onderhanden is en dat wij onze keus, onze vrije wil, moeten
gebruiken om in de juiste richting te gaan, de juiste keuzes te maken, wijsheid
te gebruiken, dit allemaal te doen in het geloof dat Hij naar een groot doel
toewerkt. Ik zal u laten zien dat dit nog veel verder gaat. Laten we daarvoor
het boek Spreuken opslaan, hoofdstuk 21. Daarmee zullen we voor vandaag eindigen.
Spreuken 21:1a - Het hart van de koning is in de hand des HEREN.
Denk aan wat Paulus daar in Handelingen zei en wat Daniël tegen Belsassar
zei. "Al de paden van de koning."
Spreuken 21:1 - Het hart van de koning is in de hand des HEREN als
waterbeken, Hij leidt het overal heen, waar het Hem behaagt.
Wie regeert de aarde, gemeente? Wie is de Soeverein over Zijn schepping? Wie
manipuleert gebeurtenissen om de omstandigheden te creëren waarin Zijn mensen
hun vrije wil kunnen oefenen om voor het juiste en het goede te kiezen? Heel
interessant. Het denken van God is zo ontzagwekkend, zo fantastisch, zo groot
in wat het tot stand brengt [in weet ik hoeveel miljarden jaren], in wat het
allemaal van te voren heeft doordacht. Wij weten alleen maar iets over
zesduizend jaar. Maar vanuit Gods woord kunnen we deze principes halen en zien
dat Hij naar een doel toewerkt, waardoor de mens deel zal gaan uitmaken van Zijn
gezin, naar Zijn beeld wordt gevormd. Wie trekt aan alle touwtjes? Wie stuurt
het hart van de koning? Dat betekent allemaal, dat God het denken kan
manipuleren van allen die aan de macht zijn, die de leiding vormen. De meesten
van ons gaan al in die richting. De meesten van ons, die de waarheid kennen,
behoeven niet de richting van het kwade uit te gaan. Wij kunnen in geloof naar
de waarheid leven, omdat we de hand en het denken van God zien. U kunt ook nog
Spreuken 23:7 neerschrijven; daar staat wat de zaken van het leven, wat het
karakter van iemands leven, bepaalt: "Want als iemand die zijn eigen
plannen maakt, zo is hij." Verbind dit dan met Spreuken 4:23. Als we deze
drie gedachten met elkaar in verband brengen, Spreuken 21:1, 4:23 en 23:7, dan
zien we dat God de mens stuurt om bepaalde dingen te laten gebeuren. De
regeerders van de mens staan volledig onder controle van de Almachtige.
Spreuken 21:1 - Het hart van de koning is in de hand des HEREN als
waterbeken, Hij leidt het overal heen, waar het Hem behaagt.
Spreuken 4:23 - Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want
daaruit zijn de oorsprongen des levens.
Spreuken 23:7 - Want als iemand die zijn eigen plannen maakt, zo is
hij.
Hier stoppen we voor vandaag en, als God het wil, zullen we na de dagen der
ongezuurde broden, als ik weer op een gewone sabbat spreek, met dit onderwerp
verder gaan.
|