|
Sermon: De soevereiniteit van God (Deel 8)
Gebed
#237NL
John W. Ritenbaugh
Given 11-May-96
summary: In dit achtste deel van de serie over de soevereiniteit van God benadrukt John Ritenbaugh dat gebed misschien het belangrijkste is dat we kunnen doen om ons behoud veilig te stellen. Het doel van gebed is niet Gods tegenzin te overwinnen, maar veeleer ons te voegen naar en te onderwerpen aan Zijn wil. De vaak aangehaalde leus "Gebed verandert dingen" is alleen waar als het gebed in overeenstemming is met Gods wil (Jacobus 4:13-15). In tegenstelling tot toegeeflijke, tolerante ouders geeft God niet toe aan de nukken van Zijn kinderen, maar geeft gehoor aan verzoeken die leiden tot grotere geestelijke groei en meer overeenstemming met Zijn beeld.
transcript:
Wilt u alstublieft in uw Bijbel opslaan 2 Petrus 3, de verzen 17 en 18. Deze
laatste twee verzen van wat Petrus in zijn brieven schreef, zeggen:
2 Petrus 3:17-18 - Geliefden, daar gij het nu van tevoren weet
[Vooraf, zo van: "een gewaarschuwd man telt voor twee."], weest op
uw hoede, dat gij niet, door de dwaling der zedelozen medegesleept, afvalt
van uw eigen standvastigheid; 18 maar wast op in de genade en in de kennis
van onze Here en Heiland, Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, zowel nu
als tot de dag der eeuwigheid.
In de preek die ik twee weken geleden gaf, zagen wij duidelijk, dat God op
dit moment niet iedereen roept. Op dit moment is er een klein overblijfsel [zoals
wij door Paulus vermeld zagen in het boek Romeinen], een kleine kudde die Hij
voor eeuwig leven heeft voorbestemd en de overige mensen heeft Hij voorbestemd
tot dwaling. Soms is dat voor mensen nogal een schok. Voor ons echter, die
vooraf gewaarschuwd zijn, brengt dit de verantwoordelijkheid mee ons in te
spannen voor deze zaak waarbij wij betrokken zijn, omdat dit onze enige kans is.
Er is slechts één kans om te grijpen. Eén per klant om zo te zeggen. Wij
hebben onze kans nu. Wij zijn geroepen. God heeft ons verstand geopend. Hij
heeft ons toegang tot Hem gegeven. Hij heeft onze zonden vergeven. Hij heeft ons
Zijn geest gegeven waardoor wij de mogelijkheid hebben in de kennis en genade
van Jezus Christus te groeien.
Wij dienen daarom de waarschuwingen, de aansporingen, de instructies, het
onderwijs door Gods woord, zeer serieus te nemen. We kunnen ons niet
veroorloven ons deze kans te laten ontglippen. Er zijn ongetwijfeld momenten dat
we goed bezig zijn, dat we ons meer betrokken voelen, dat we meer enthousiasme
tentoonspreiden en ijveriger zijn, dan op andere momenten. Maar er is altijd de
gelegenheid om even op adem te komen en er opnieuw tegenaan te gaan. We hoeven
niet te blijven steken in een soort geestelijke depressie omdat de zaken
tijdelijk slecht gaan. Aan de andere kant betekent dit niet, dat de mensen die
God heeft voorbestemd tot dwaling, worden prijsgegeven aan de poel des vuurs en
voor altijd verloren zijn, omdat Hij niet wil dat iemand verloren gaat (2 Petrus 3:9). Dat maakt Zijn wens heel duidelijk. Ik denk dat u vanuit uw kennis van Hem
begrijpt, dat Hij om te bereiken wat Hij verlangt, zo hard werkt als niemand
anders dat kan. Gemeente, hieruit putten wij onze hoop op behoud. Omdat God iets
wenst [ons behoud] en niemand Hem kan tegenhouden, daarom kan ons behoud alleen
maar het resultaat zijn van het werk van God in ons leven.
Sla het boek Psalmen op: Psalm 68, de verzen 20 en 21.
Psalm 68:20 - Geprezen zij de Here. Dag aan dag draagt Hij ons; die
God is ons heil. Sela.
Denk hier eens over na. Denk na over Hem Die ons dag aan dag draagt. Denk na
over waaróm Hij ons dag aan dag draagt. Denk hierover na in relatie tot het
behoud dat Hij voor een ieder van ons wenst.
Psalm 68:21 - Die God is ons een God van uitreddingen, bij de Here
Here zijn uitkomsten tegen de dood.
"Uitkomsten" duidt hier op ontsnappen. Dat gaat over behoud. Deze
twee verzen stellen op een sterk vereenvoudigde manier het hoofdpunt van de
gehele Bijbel aan de orde. Alles hierin is bedoeld om ons uiteindelijk naar dit
punt te leiden, naar dit hoofdpunt. Dat hoofdpunt is: God is in staat te
behouden. Houd dat vast. Daarop probeert Hij onze aandacht te richten, van
het begin tot het eind. God kan dat bewerken. Toen Adam en Eva zondigden,
introduceerden zij de grootste vijand voor de mens op aarde en dat is de dood.
Sinds de zonde van Adam en Eva, heeft een ieder van ons gedaan wat Adam en Eva
deden en dat is: zondigen. De centrale vraag voor ons is dus: hoe kunnen wij
bevrijd worden van zonde en dood? God laat even duidelijk zien, dat de oplossing
voor dit vraagstuk afhankelijk is van wie wij kiezen onze God te zijn. Daarom is
afgodendienst zo'n belangrijk thema in de Bijbel. Of wij kiezen ervoor ons te
onderwerpen aan de God Die in staat is te behouden, óf wij kiezen goden die we
naar ons eigen beeld maken. We kiezen dan andere dingen aan wie wij ons
leven wijden dan de Schepper God. Sommige mensen maken geld tot hun god. Zij
wijden hun leven daaraan. Sommige mensen jagen macht na. Sommige mensen willen
sociaal aanzien. Daarom wijden zij hun tijd, hun energie, daaraan. Waar wij
onszelf aan toewijden, dat wordt of is onze god. Zijn die dingen in staat ons
van de dood te redden? Daar gaat het om. Maar al te vaak is de god die wij
dienen, in werkelijkheid onszelf. Wij dienen onze eigen grillen, onze eigen
verlangens, onze eigen dromen, onze eigen lusten. Kunnen deze dingen ons
behouden? Kunnen deze dingen ons vrijwaren van de dood?
God is de God van behoud en Hij probeert ons duidelijk te maken dat Hij ons
leven kan behouden. Hij kan ons een route aangeven om aan de dood, aan het graf,
te ontsnappen. Vol overtuiging verkondigt Hij dit te kunnen doen. Hij houdt ons
het leven, de dood en de opstanding van Jezus Christus voor als Zijn
belangrijkste bewijs. Het leven van Jezus Christus laat zien dat het mogelijk is
voor iemand met de geest van God de geboden van God te onderhouden. Dat is
mogelijk. Jezus deed het vlekkeloos. Op die manier kunnen wij het waarschijnlijk
niet, omdat wij reeds gefaald hebben, maar we kunnen het zeer zeker beter dan we
nu doen. Wij kunnen zeer zeker de God van de Bijbel tot onze God maken, vanaf
het moment dat God Zichzelf aan ons openbaart. Om het gegeven voorbeeld door
Jezus Christus flink te onderbouwen, laat Hij ons steeds opnieuw zien dat Hij
soeverein is over Zijn schepping. Er bestaat niemand, er is niets dat Hem in de
weg kan staan, dat Hem kan overwinnen en Hem kan weerhouden van wat Hij wenst te
doen, van wat Hij wil doen. De kwestie is daarom niet of God werkelijk
kan doen wat Hij zegt, maar of wij er voor willen kiezen Hem toe te staan ons te
leiden. Ik denk dat het voor ons die in Zijn dienst geroepen zijn, zeer
duidelijk te zien is dat de overgrote meerderheid van de mensheid ten aanzien
van Hem in een poel van onwetendheid ronddoolt. Als gevolg daarvan besmeuren zij
tezelfdertijd deze aarde met hun omvangrijke, morele verloedering. Hieruit
moeten wij worden uitgeleid, omdat deze wereld een geweldige aantrekkingskracht
op ons uitoefent en ons van alle kanten beïnvloedt. Intussen kunnen we ook
vanuit Zijn woord zien dat Hij nog niet klaar is met deze mensen die Hij op dit
moment voorbestemd heeft tot dwaling. Nu echter is het onze dag van behoud, onze
enige mogelijkheid tot behoud, en wij doen er maar beter aan daar gebruik van te
maken.
We gaan opnieuw naar het Nieuwe Testament, naar Romeinen, het 11e
hoofdstuk, beginnend in vers 11 en doorgaand tot vers 13. Paulus zegt daar:
Romeinen 11:11-13 - Ik vraag dan: zij zijn toch niet zo gestruikeld,
dat zij wel vallen moesten? [Zij in dit geval is Israël, naar het vlees.]
Volstrekt niet! Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen, om hen tot
naijver op te wekken. 12 Betekent nu hun val rijkdom voor de wereld en hun
tekort rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid! 13 Ik spreek
tot u, heidenen. Juist omdat ik apostel der heidenen ben, acht ik dit de
heerlijkheid van mijn bediening.
De zinsnede: "Zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen
moesten?", kunnen we denk ik parafraseren door te zeggen: "Zijn zij zo
erg gestruikeld dat zij definitief zijn gevallen?" Zijn zij voor Gods
programma uit de boot gevallen? Het vervolg van hoofdstuk 11 laat zien dat zij
voor Gods programma niet uit de boot zijn gevallen. Ofschoon Israël gestruikeld
is, ligt hun behoud nog in de toekomst en heeft Hij hen alleen maar op dit
moment tot struikelen bestemd. De bedoeling hiervan is dat het ten gunste van
ons werkt, van ons die nu geroepen zijn. Paulus gebruikt hier twee verschillende
woorden die vertaald zijn met "vallen". Het woord "struikelen"
dat hier verschijnt is een woord waarmee u bekend bent, omdat het heel vaak
vertaald wordt met "zonde". Het is het Griekse woord paratoma
en ik zou zeggen dat het meestal vertaald wordt met "overtreding".
Letterlijk betekent het "uitglijden", of "zich afwenden", of
"afdwalen". Dus: Zijn zij gestruikeld zodat zij wel vallen moesten?
Hebben zij zich afgewend, zijn zij uitgegleden, zijn zij afgedwaald, zodat zij
wel geheel buiten de boot van Gods programma moesten vallen? Dan zegt hij:
"Volstrekt niet!" Nee. Ofschoon Hij hun verstand niet heeft geopend,
laat Paulus zien, stelt hij vast, dat hun behoud nog in de toekomst ligt.
Ofschoon God hen heeft voorbestemd op dit moment te struikelen, heeft Hij hen
ook voorbestemd voor behoud in de toekomst. Dat wordt zeer duidelijk. In vers 14
zegt hij:
Romeinen 11:14 - Dat ik zo mogelijk de naijver van mijn vlees (en
bloed) mocht opwekken, en enigen uit hen behouden.
Dit verwijst naar de Israëlieten die leefden in de tijd dat Paulus leefde en
predikte.
Romeinen 11:15 - Want, indien hun verwerping de verzoening der wereld
is, wat zal hun aanneming anders wezen dan leven uit de doden?
In vers 15 begint Paulus in feite de aandacht op Israëls behoud in de
toekomst te richten, iets dat gaat gebeuren op een, voor deze gemeente te Rome,
niet nader toegelicht tijdstip. Hij legt alleen maar de basis voor wanneer
Israël met God verzoend zal worden. Zij zijn nu verworpen, maar zij zullen
later door God tot Hem getrokken worden.
Romeinen 11:16 - Zijn de eerstelingen heilig, dan ook het deeg, en is
de wortel heilig, dan ook de takken.
Bedenk dat wij de eerstelingen zijn en dat wij heilig zijn. Ik wil graag dat
u zich vanuit mijn laatste preek herinnert dat Paulus zei, dat wij van dezelfde
klomp klei zijn genomen als diegenen die nu struikelen. Het feit dat wij hebben
wat wij hebben, is geen reden ons méér te voelen, want wij zijn van hetzelfde
maaksel als de mensen die Hij bestemd heeft in deze tijd te struikelen. Wij
hebben niets om over op te scheppen; er is zelfs geen enkele ruimte voor enige
vorm van trots. Dat hamert hij er stevig bij ons in via 1 Corinthiërs,
hoofdstuk 1, de verzen 26 tot 29. God wil juist dat wij nederig zijn, dat wij
begrijpen hoe bevoorrecht wij zijn deze gave in deze tijd te bezitten. Het is
iets dat ons in de schoot geworpen is. Het is niet iets dat wij verdiend hebben.
Het is iets op basis waarvan Hij wil dat wij gemotiveerd worden ervoor te kiezen
nederig te zijn. Nederigheid is een keuze. Dat is zeer duidelijk in zowel 1 Petrus als in Jacobus. Daarom is het Zijn bedoeling dat wij aan Hem gehoor geven,
gemotiveerd worden tot onderwerping en dezelfde soort vriendelijkheid,
zachtmoedigheid en mededogen aan anderen tonen aangaande datgene wat wij hebben
ontvangen, omdat het vroeg of laat ook hun ten deel zal vallen.
Romeinen 11:18-20a - Beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u
ertegen beroemt; niet gíj draagt de wortel, maar de wortel ú. 19 Gij zult
dan zeggen: er zijn takken weggebroken, opdat ik als loot geënt zou worden.
20 Goed! [Kijk naar deze waarschuwing.] Zij zijn om hun ongeloof weggebroken
en gij staat door het geloof.
U herinnert zich uit de preek van twee weken geleden, dat ik u liet zien, dat
de enige reden dat wij geloven is, omdat God ons deze gave gaf. Wij bezitten dus
geloof omdat Hij het ons gaf. Indien Hij het hun niet gegeven heeft, kunnen zij
er geen gehoor aan geven. Van welke kant wij het ook bekijken, wij kunnen er
niet aan voorbij. Er is geen reden tot opscheppen, er is geen reden tot pochen.
Hun behoud komt nog en wij kunnen ons maar beter serieus opstellen, omdat dat
van ons nu op het spel staat. Ik bedoel hiermee niet te zeggen, dat elke
futiliteit in ons handelen ons gaat kwalificeren of diskwalificeren. Geenszins.
Ik spreek in zijn algemeenheid. Wij dienen bemoediging te putten uit het feit,
dat God zo hard als Hij kan naar dat doel toewerkt, omdat Hij ons liefheeft en
ons behoud wil geven. Dat is Zijn wil. Daarom zegt Paulus ons vervolgens:
Romeinen 11:20b-22 - Wees niet hoogmoedig, maar vrees! 21 Want indien
God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, Hij zal ook u niet sparen. 22
Let dan op de goedertierenheid Gods en zijn gestrengheid: over de gevallenen
gestrengheid, maar over u goedertierenheid Gods, indien gij bij de
goedertierenheid blijft; anders zult ook gij weggekapt worden.
Dit betekent voor u en mij een krachtige waarschuwing. Dit maakt de cirkel
rond. Ik begon met de waarschuwing van Petrus: "Nu is het onze tijd van
behoud. Wij zijn van tevoren gewaarschuwd. Laten we daar ons voordeel mee doen."
In de context van Romeinen 11 laat Paulus ons zien dat het behoud van Israël
nog in het verschiet ligt. Wij zijn in de boom geënt omdat God besloten heeft
ons geloof te geven. Hij heeft besloten hun geen geloof te schenken. Binnen
hetzelfde onderwerp zegt Paulus [net als Petrus] dat het nu onze tijd is en dat
we daar maar beter ons voordeel mee kunnen doen. Wij kunnen maar beter niet
pochen tegen de natuurlijke takken, omdat wij anders net zo afgesneden kunnen
worden als zij, in deze tijd. Dus als ik ook maar iets kan doen om allen die nu
luisteren te vermanen, dan is het met: laat deze gave u alstublieft niet
ontglippen door veronachtzaming. Ik zei veronachtzaming, omdat
Hebreeën (Statenvertaling) daar op wijst ..."geen acht nemen op [veronachtzamen]
zo grote zaligheid?" Laodiceanisme [Laodicea is de laatste van de zeven
gemeenten in Openbaring 2 en 3] is een vorm van veronachtzaming, omdat deze
mensen aandacht schenken aan dingen waaraan zij geen aandacht zouden moeten
schenken. Ze geven hun leven, hun toewijding, aan die dingen in plaats van aan
God. Veronachtzaming sluipt waarschijnlijk in vanuit houdingen waarin we geraken
en die we onszelf toestaan.
Gemeente, dit leven is soms vermoeiend en soms gaat het gepaard met veel
stress, zoals de tijd waar we nu doorheen gaan. Er zijn dingen gebeurd, die
bijna niemand van ons heeft verwacht, namelijk dat de Wereldwijde Kerk van God
uiteengedreven zou worden zoals nu is gebeurd. Mogelijk hadden we verwacht dat
we uiteengedreven zouden worden door druk van buitenaf, dat de schapen op die
manier verstrooid zouden worden. Niet velen van ons hebben gezocht naar het
bewijs dat juist in de Bijbel staat, namelijk dat de kerk in de eerste eeuw van
binnenuit uiteengedreven werd. In zekere zin was de geschiedenis al van te voren
geschreven. De geschiedenis heeft zich herhaald en we zijn nu naar alle kanten
verstrooid. Diegenen van ons die misschien dachten dat we rechtstreeks vanuit de
Wereldwijde Kerk van God het koninkrijk zouden binnentreden, zoeken nu wanhopig
naar een plaats waar ze onderwezen kunnen worden, waar ze kunnen samenkomen met
mensen die op dezelfde wijze denken. Het is een zeer moeilijke situatie voor ons
geworden, omdat er als gevolg van de verstrooiing vele ideeën en opvattingen de
ronde doen. God is nog steeds in staat ons te behouden. Hij is nog steeds in
staat ons samen te brengen en ik denk, dat Hij dat in de toekomst zal doen. Maar
op dit ogenblik denk ik dat één van de dingen waarin Hij ons test is, dat Hij
wil zien of wij staande blijven, in wezen alleen Hij en wij. Hij wil zien
hoe het met ons geloof staat en of wij trouw zullen blijven ondanks de
verstrooiing die heeft plaats gevonden. God vraagt niet iets van ons, dat
onmogelijk is. Wat Hij van ons verlangt mag dan moeilijk zijn, maar wat Hij [ik
denk boven alles] van ons verlangt is, dat wij op Hem blijven vertrouwen, dat we
centimeter voor centimeter, stap voor stap, blijven voortploeteren op weg naar
Zijn koninkrijk, dat we Hem zorg laten dragen voor de andere zaken die buiten
ons bereik liggen.
Ik denk dat het moeilijkste voor ons is: op het juiste spoor te blijven. Ik
denk dat de ervaringen van God met Israël dit duidelijk openbaren, omdat er een
hele generatie in de woestijn het leven liet. Zij moesten alleen maar Mozes
volgen. Zij deden dat niet, omdat zij door andere interesses werden afgeleid en
aldus leidden hun verlangens naar hun vernietiging en hun dood in de woestijn.
Ik zeg u, gemeente, dat is een ongelofelijk getuigenis. Werkelijk ongelofelijk!
U kunt dat lezen in Hebreeën 3, de verzen 16 en 17. Paulus gebruikt daar een
Griekse uitdrukking, die aangeeft dat hun lichamen verstrooid lagen van het ene
naar het andere einde van de woestijn, precies zoals u op plaatjes uit het Oude
Westen ziet waar u ergens het karkas van een koe aantreft of verbleekte
beenderen waarvan misschien niets anders over is dan een doodskop. Dat is het
soort plaatje dat Paulus gebruikte van menselijke beenderen, verbleekt door de
zon, daar in de woestijn langs de gehele weg van Egypte naar Kanaän. Dat waren
de Israëlieten die langs de kant van de weg neervielen, die niet bleven
voortploeteren, die hun vertrouwen in God verloren, die hun vertrouwen in Gods
dienaar Mozes verloren en het resultaat was rebellie, zonde. Zij bleven niet
trouw aan het doel en de reden waaróm zij werden uitgeleid dus stierven zij.
Dat is een krachtig getuigenis. Het behoort dan ook een krachtige waarschuwing
te zijn voor ons die God heeft uitgeroepen, om Gods woord serieus te nemen.
In die zin is er nog iets anders om over na te denken. Ik denk niet dat we er
noodzakelijkerwijs een aparte studie aan behoeven te besteden, maar we kunnen
een krachtige waarschuwing baseren op verzen in het Nieuwe Testament die
schijnen aan te geven dat misschien niet velen van ons het zullen volbrengen,
omdat ook wij het zullen laten wegglippen. Zei Jezus bijvoorbeeld niet Zelf, dat
"Diegene die volhardt tot het einde behouden zal worden"? Als men
daaraan denkt is dat voldoende om iemand ineen te doen krimpen, omdat Hij
aangeeft dat de weg moeilijk zal zijn. Volharden geeft ons zeker het idee
dat het niet gemakkelijk zal worden. Zei Petrus niet in 1 Petrus 4:18 dat de
rechtvaardige ternauwernood behouden wordt? Waar blijven dan de zondaar en de
goddeloze? Waarschuwde Jezus niet dat de brede weg naar vernietiging leidt en
dat velen die weg kiezen? Niet weinigen. Velen gaan die weg. Het is niet
mijn bedoeling ons angst aan te jagen. Het is mijn bedoeling ons tot bezinning
te brengen. Denk er aan hoe ik begon. Het centrale hoofdpunt in de Bijbel is:
God is in staat te doen wat Hij vol overtuiging zegt te zullen doen. Hij zal
ons behouden. Hij heeft ons niet in de steek gelaten, omdat Hij ook heel
duidelijk laat zien dat Hij, Die ons van onze slavernij verlost en ons op de weg
naar Zijn Koninkrijk plaatst, ons ook in staat stelt het te volbrengen door ons
gaven te geven, door ons toegang tot Hem te geven, zodat wij in tijd van nood
hulp mogen ontvangen. Eén van die hulpmiddelen is gebed. Daarom gaan wij
vandaag, voor de rest van de preek, kijken naar de soevereiniteit van God in
samenhang met gebed, omdat gebed, gemeente, [misschien kan ik wel zover gaan te
zeggen] echt het belangrijkste middel is dat wij hebben in termen van het
zeker stellen van ons behoud.
We gaan naar 1 Johannes, hoofdstuk 5, vers 14.
1 Johannes 5:14 En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover
Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort.
Er bestaat een zeer algemene opvatting omtrent gebed, dat het doel van gebed
is, iets van God te krijgen en Zijn denken te veranderen met betrekking tot de
loop der gebeurtenissen. Die opvatting is maar ten dele correct. Dit vers laat
zien dat, als wij naar Zijn wil vragen, Hij ons verhoort. Houd die
gedachte vast. Merk op dat er niet staat dat wij het zullen ontvangen, ofschoon
dat sterk wordt gesuggereerd. Als ik zeg "ontvangen", heb ik het over
in dit leven ontvangen. Daar hebben we het hier hoofdzakelijk over. Bijvoorbeeld,
Paulus smeekte God drie keer om verlossing van zijn aandoening en hij ontving
die niet. Toch weet een ieder van ons dat het Gods wil is te genezen; dus was
Paulus zo goed als genezen. Hij zal in de eerste opstanding opstaan en ontvangen
waarom hij gevraagd heeft; maar hij ontving het niet in dit leven. Wat hij wél
ontving was de kracht om door te gaan, ondanks het feit dat hij die aandoening
had. God liet hem dus met die doorn in het vlees door het leven gaan. God
antwoordde hem dus anders dan Paulus graag had gewild. Maar toch heeft Paulus
nog steeds niet precies ontvangen waar hij om vroeg, ofschoon het Gods wil is.
Het misverstand ligt in het andere gedeelte van de opvatting die hier tot
uitdrukking is gebracht.
Beantwoord nu eens deze vraag: is uw begrip van God werkelijk niets meer dan
dat van een menselijke ouder met wat meer mogelijkheden? God doet Zichzelf
ongetwijfeld aan ons voor als een ouder. Ons wordt opgedragen aan Hem als aan
een "Vader" te denken en wij dienen Hem als "Vader" aan te
spreken. Tot zover klopt dit. Maar wat is uw begrip van wat een vader zou moeten
zijn? Hoe werd dat ontwikkeld? Werd het ontwikkeld op basis van uw vader in uw
gezin? Een buurman? Een grootvader? Een dienaar? Ligt uw begrip wel echt in lijn
met wat de werkelijke Vader God is? Hier beginnen we in moeilijkheden
te komen, omdat alle menselijke vaders in veel opzichten tekort schieten. Wij
hebben hier te maken met een Vader zonder tekortkomingen. In elk opzicht
absoluut perfect. Hij is eeuwig. Hij is perfect in wijsheid. Hij weet vanaf het
begin het einde. Hij heeft onvoorstelbare macht. Hij doet alles, absoluut alles,
uit liefde. Niet één keer doet Hij iets uit wrok, verbolgenheid, bitterheid of
pessimisme. In deze Vader waar wij een beroep op doen, sluipt nooit een slechte
houding in. Alles wordt uit liefde gedaan. Alles wordt gedaan ten goede van Zijn
doel, of het nu voor ons individueel is of voor de algehele perfectie en
vervulling van het doel waar Hij naar toe werkt.
We gaan naar Romeinen, het 11e hoofdstuk. Hetzelfde hoofdstuk waar
wij hiervoor ook al waren.
Romeinen 11:3436 - Want: wie heeft de zin des Heren gekend? Of wie
is Hem tot raadsman geweest? 35 Of wie heeft Hem eerst iets gegeven,
waarvoor hij vergoeding ontvangen moet? 36 Want uit Hem en door Hem en tot
Hem zijn alle dingen: Hem zij de heerlijkheid tot in eeuwigheid! Amen.
Denk speciaal aan wat er in vers 34 staat: "Wie was ooit Gods raadsman?"
We gaan naar Jesaja, hoofdstuk 40, om er een oudtestamentisch getuigenis aan
toe te voegen.
Jesaja 40:13-14 - Wie bestuurde de Geest des Heren en onderrichtte
Hem als zijn raadsman? 14 Wie raadpleegde Hij, dat deze Hem inzicht zou
geven, het rechte pad zou leren, kennis bijbrengen en de weg des verstands
doen kennen?
Laten we wat we zojuist in deze vijf verzen lazen, relateren aan wat er staat
in Psalm 139. In Psalm 139 laat David zien dat God alles over David weet.
Hij zegt: "Waarheen zou ik gaan voor Uw Geest? Of het nu is van de bodem
van de oceaan [ik parafraseer] of tot in de hemelen, God kent onze gedachten."
Hij is op de hoogte, nietwaar? Hij is van alles op de hoogte en niemand kan Hem
raad geven. Denkt u dat er iets is wat Hij niet reeds van ons weet? Is er iets
dat u in gebed voor Zijn aangezicht kunt brengen en waar u Hem over kunt
adviseren? Laten we dat nog eens wat ruimer nemen. Aangezien Hij weet wat er in
ons leven gebeurt en Hij duidelijk maakt al van verre onze gedachten te kennen,
kent Hij ons doen en laten. Hij weet alles over ons. Is het dan mogelijk, dat
Hij al heeft gezien wat er zich in ons leven heeft afgespeeld en beslisingen
heeft genomen nog vóór we zelfs maar denken aan bidden, dat Hij alreeds
besloten heeft wat Hij voor ons bestwil in die situatie tot stand wil brengen?
Wat kunnen wij dan voor nieuwe dingen in onze gebeden bij Hem introduceren,
wanneer Hij reeds Zijn gedachten heeft gevormd en weet wat Hij ons in deze
situatie binnen het kader van Zijn wil wil geven? Ik zeg u, dit begint een ander
licht te werpen op gebed en op hoe onze houding dient te zijn wanneer wij voor
Hem verschijnen.
We gaan nu naar de bergrede in Mattheüs, hoofdstuk 6, de verzen 7 en 8.
Mattheüs 6:7 - En gebruikt bij uw bidden geen omhaal van woorden,
zoals de heidenen; want zij menen door hun veelheid van woorden verhoord te
zullen worden.
Let op het vers dat direct daarna volgt, omdat het een instructie is die
volgt op de gedachte die in vers 7 begon.
Mattheüs 6:8 - Wordt hun dan niet gelijk, want (God) uw Vader weet,
wat gij van node hebt, eer gij Hem bidt.
En ik kan hier nog aan toevoegen, dat Hij beter weet wat wij nodig hebben dan
wij het zelf weten. Hij is ons ver vooruit. Ik weet niet of u zich dit
bewust bent, maar dit vers [vers 8] is de brug tussen het onderwijs in de verzen
5 tot 7 over gebed en het modelgebed. We komen in het modelgebed met in
gedachten dat God het reeds weet. Dat geeft al meteen een andere kijk op
de dingen. Dus ik denk dat wij hier meteen al in positieve zin kunnen beginnen
te denken dat, wanneer wij tot God bidden, wij niets nieuws tot Hem brengen. Hij
weet het reeds. Verder denk ik dat er nogal sterke aanwijzingen zijn en die zal
ik u tonen, dat Hij, zelfs nog vóór wij bidden, zelfs nog vóór wij denken
aan bidden, reeds besloten heeft wat Hij wil doen. Hij heeft het reeds allemaal
uitgedacht. Bedenk dat Hij het einde weet vanaf het begin. De situatie die ons
aanzet tot bidden, lag misschien niet in Zijn bedoeling, maar het is gebeurd,
God heeft het gezien en heeft reeds besloten hoe Hij deze situatie gaat
gebruiken. Daarom, wanneer wij Hem in gebed vragen, is dan wat wij gaan zeggen
in lijn met wat Hij reeds volgens Zijn wil heeft besloten? Dat is interessant om
over na te denken. Ik denk dat wij al een beetje gaan zien, dat het doel van
gebed niet is om tegen de zin van God in te gaan, maar in plaats daarvan juist
tot doel heeft meer begrip van Gods wil te gaan krijgen, omdat daar de
werkelijke hulp uit zal komen, zodat wij ons kunnen voegen naar Zijn wil. Goed,
de nadruk in gebed moet dus op Zijn doel liggen. Onthoud, Zijn doel is
ons in Zijn koninkrijk te brengen en dat gebeurt op basis van Zijn wil.
Misschien hebt u de pakkende uitdrukking gehoord, die men in de religieuze
wereld gebruikt om mensen te bemoedigen. Die luidt als volgt: "Gebed
verandert de dingen". Ik kan me herinneren dat toen ik nog een jongen was,
ik soms naar mijn grootmoeder ging en daar bleef slapen. Zij had twee
fluorescerende platen ter grootte van een briefkaart aan haar muur hangen. Als
je die in het licht hield voordat je het licht uitdeed bij het naar bed gaan en
ze daarna weer aan de muur hing, gloeiden ze nog een lange tijd na. Op de ene
plaat stond: "Jezus redt" en op de andere: "Gebed verandert de
dingen." Ik was dan gewend om in bed naar die lichtgevende platen te kijken.
Zo bleef het in mijn geheugen gegrift dat gebed de dingen verandert. Ik denk dat
ons begrip hiervan dient te worden aangepast, omdat die uitdrukking slechts waar
is, als ons gebed overeenstemt met Gods wil. Ik wil graag dat u luistert naar
deze aanhaling over gebed vanuit een publicatie genaamd The Christian Worker,
met als titel: Gebed of noodlot.
"God heeft in Zijn soevereiniteit bepaald dat de menselijke
bestemming veranderd kan worden op basis van de menselijke wil. Dit is de
kern van de waarheid dat gebed de dingen verandert. Het betekent dus dat God
de dingen verandert wanneer de mens bidt. Iemand heeft het heel treffend op
deze manier tot uitdrukking gebracht. Er zijn bepaalde dingen die in iemands
leven zullen gebeuren of hij nu bidt of niet. Er zijn andere dingen die
zullen gebeuren als hij bidt en niet zullen gebeuren als hij niet bidt."
Dat is ook een bewering die dient te worden aangepast. Ik was het meest
geïnteresseerd in de eerste zin: "God heeft in Zijn soevereiniteit bepaald
dat de menselijke bestemming veranderd kan worden op basis van de menselijke wil."
Gedeeltelijk is dat waar, maar niet helemaal.
We gaan naar Jacobus, hoofdstuk 4, de verzen 13 tot 15.
Jacobus 4:13-15 - Welaan dan, gij, die zegt: Vandaag of morgen gaan
wij op reis naar die en die stad, wij zullen er een jaar doorbrengen, zaken
doen en winst maken; 14 gij, die niet (eens) weet, hoe morgen uw leven zijn
zal! Want gij zijt een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna
verdwijnt; 15 in plaats van te zeggen: Indien de Here wil, zullen wij
leven en dit of dat doen.
Deze verzen gaan niet direct over gebed, maar hebben wel direct betrekking op
Gods wil en dat is veel belangrijker dan enig gebed dat wij gedurende ons gehele
leven zouden kunnen uitspreken. Let eens op deze aanhaling uit mijn Studiebijbel.
Deze Bijbel gebruik ik op dit moment en er staat een commentaar in op deze
verzen.
"Dit is een zot, want hij denkt dat hij iets weet dat hij niet weet. Hij
veronderstelt dat hij de mogelijkheden heeft om zijn bestemming te bepalen."
Iemand zit hier fout. Hier is een persoon die dit artikel in The Christian
Worker schreef; deze zegt dat een mens zijn bestemming kan bepalen. De
mensen die deze Studiebijbel schreven, zeggen daarentegen dat deze
persoon een zot is, als hij denkt dat hij zijn bestemming kan bepalen. Iemand
zit er fout. We gaan naar Spreuken, hoofdstuk 27, vers 1.
Spreuken 27:1 - Beroem u niet op de dag van morgen, want gij weet
niet wat een dag kan baren.
Hier dus oudtestamentische wijsheid. Nu weer terug naar het Nieuwe Testament.
Wij gaan kijken naar het onderwijs van Jezus in Lukas 12, de verzen 13 tot 21.
Lukas 12:13-15 - Iemand uit de schare zeide tot Hem: Meester, zeg tot
mijn broeder, dat hij de erfenis met mij dele. 14 Hij echter zeide tot hem:
Mens, wie heeft Mij tot rechter of scheidsman over u aangesteld? 15 Hij
zeide tot hen: Ziet toe, dat gij u wacht voor alle hebzucht, want ook als
iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit.
Meteen hierop volgt een gelijkenis die te maken heeft met een mens die zijn
bestemming bepaalt.
Lukas 12:16-17 - En Hij sprak tot hen een gelijkenis en zeide: Het
land van een rijk man had veel opgebracht. 17 En hij overlegde bij zichzelf
en zeide: Wat moet ik doen, want ik heb geen ruimte om mijn vruchten te
bergen.
Dan volgt wat die man van plan is.
Lukas 12:18-21 - En hij zeide: Dit zal ik doen: ik zal mijn schuren
afbreken en grotere bouwen en ik zal daarin al het koren en al mijn goederen
bergen. 19 En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, gij hebt vele goederen
liggen, opgetast voor vele jaren, houd rust, eet, drink en wees vrolijk. 20
Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u
afgeëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn? 21 Zó
vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in
God.
Hoe hebben deze dingen met gebed te maken? Kan een gebed werkelijk iemands
bestemming veranderen? Het antwoord hierop luidt: "ja", maar alleen
als wij begrijpen waar gebed voor bedoeld is. Het basisbegrip in elk van deze
verzen is, beginnend met die in Jacobus 4, dan Spreuken 27 en dit onderwijs hier
door Jezus, dat het voor een Christen dwaas is om God in zijn denken buiten te
sluiten, daar Gods plan, Zijn wil, Zijn wensen voor ons, in zowel elke gegeven
situatie als het algehele doel van het leven, verschillend kan zijn van dat wat
wij denken. Onze gedachten zijn niet Gods gedachten. Zijn gedachten zijn zoveel
hoger, zegt Jesaja, zoveel hoger als het oosten van het westen is en wij kunnen
Hem echt op geen enkele wijze raad geven. Wij kunnen dingen aan Hem voorleggen,
maar door gebed gaat alleen iets veranderen als het in overeenstemming is
met wat God reeds gewild heeft.
Soms sluiten we God in ons denken door onwetendheid buiten, dat wil zeggen
dat we eenvoudig niet beter weten. Soms gebeurt het uit onachtzaamheid, omdat we
nogal ver van God verwijderd zijn, waardoor Zijn realiteit in ons leven zwak is.
Ongelukkigerwijs gebeurt het soms vanuit arrogantie, hetgeen nog veel erger is,
omdat het ijdelheid in ons denken openbaart. Wij vinden ons zo belangrijk, dat
wij reeds denken te weten wat in bepaalde situaties voor ons het beste is. We
geven niet graag toe dat wij dan in feite net als teenagers worden, die denken
dat hun ouders ouderwets zijn, in het verleden zijn blijven hangen en niet weten
wat er gaande is.
Ik wil graag dat wij begrijpen dat wij niet verder moeten leven in het alleen
maar weten van deze dingen. Wij kunnen zeggen: Ja, ik wil dat Gods wil wordt
gedaan.", maar willen we in geloof volgens Gods wil leven, waarbij
we niet precies weten wat Zijn wil in een bepaalde situatie is? Hier komt geloof
in beeld. Maar al te vaak brengen wij iets in gebed voor God terwijl wij reeds
bedacht hebben wat wij willen en dat is dan het doel waar wij naar toewerken,
terwijl het misschien helemaal Gods wil niet is. God staat ons dergelijke dingen
toe. God is niet als een ouder die toegeeflijk is. Hij is niet als een ouder die
zijn kinderen toestaat in Zijn huis op te groeien, of anders gezegd "ouder
te worden", terwijl zij thuis wonen. Een toegeeflijke ouder is soepel, is
tolerant, verwent zijn kinderen. Een toegeeflijke ouder is iemand die heel
gemakkelijk toegeeft aan de grillen en wensen van de kinderen en veelal behoeven
de kinderen alleen maar te zeuren en te zaniken, waarna mama of papa toegeeft.
Er kunnen vele redenen zijn waarom een ouder dit doet. Misschien is een van de
krachtigste en meest geldende reden wel, dat zij eenvoudigweg hun
verantwoordelijkheid niet kennen. Vanaf dat punt gaat het bergafwaarts. Zij
maken zich misschien niet bezorgd over het welzijn van het kind of nog
erger, zij hebben geen doel in gedachten voor het leven van dat kind. Ik
zeg u: een dergelijke ouder is dwaas, kortzichtig, zelfgericht en niet zorgzaam.
Ik zal u iets zeggen. God, als Vader, heeft niet één van Zijn kinderen in
enig opzicht vrijuit laten gaan. Hij doet dat niet, gemeente, omdat Hij
hartstochtelijk verlangt ons te behouden, ons voor onszelf te behoeden. Als wij
met een verzoek tot Hem komen waarvan Hij reeds ziet dat het, als Hij het
toestaat, ons geen goed zal doen, denkt u dan dat Hij dat verzoek inwilligt? Dat
zou geen liefdevolle handeling zijn, maar we kunnen nog wel op eigen houtje
trachten te bereiken wat wij willen, door Hem te omzeilen op basis van onze
wil. We kunnen ook tot Hem komen met iets dat werkelijk en waarachtig in
overeenstemming is met Zijn wil en dan zal Hij handelen. Dat kan de dingen
drastisch veranderen, omdat Hij er reeds mee akkoord gaat. Het kan aangeven
hoever wij van God verwijderd zijn, als wij ons in een bepaalde situatie niet
bewust zijn wat Gods wil is. Dat kan op velerlei manieren het geval zijn. Ik
denk niet dat dit een situatie is die heel uitzonderlijk is, maar zulke
situaties geven God de mogelijkheid ons zeer waardevolle dingen te leren en ons
geloof in die perioden op de proef te stellen. Alleen omdat u tot God bidt en
een ijzige stilte hoort, wil nog niet zeggen dat Hij niet hoort. Laten we ons
geloof gebruiken en beseffen dat Hij betrokken is. Maar weet ook dat Hij ons
doelbewust en specifiek heeft geroepen om naar Zijn beeld te worden
gevormd. Dat staat bij Hem altijd voorop, dát is de drijvende kracht achter
elke beslissing over ons. Dat is Zijn wil met ons. Hij heeft ons tot dit
doel voorbestemd. Hij is soeverein en bezit alle macht, wijsheid en liefde. Wie
kan Zijn wil weerstaan? Wij kunnen dat! Máár gemeente, wie van ons, die God
kennen zoals wij, zou dat willen? We behoren dat niet te doen. Als iemand op de
een of andere manier met deze gedachten om Zijn wil te weerstaan rondloopt, dan
heb ik twijfels over zijn bekering.
Hier is nog een aanhaling uit datzelfde artikel. De schrijver zegt:
"De gebeden van Gods heiligen zijn het aandelenkapitaal in de hemel,
waardoor Christus Zijn grote werk hier op aarde uitvoert. De heftige pijnen
en de geweldige krampen op aarde zijn het resultaat van deze gebeden. De
aarde wordt veranderd, totaal omgekeerd. Engelen komen krachtiger in actie,
vliegen sneller en het beleid van God krijgt duidelijker vorm als de
gebeden overvloediger en efficiënter zijn."
Ik geef u hierop een Bijbels antwoord. We gaan naar Efeziërs, hoofdstuk 3,
vers 11.
Efeziërs 3:11 Naar het eeuwige voornemen, dat Hij in Christus
Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd.
"Naar het eeuwige voornemen." Hoe kunnen we in het licht van dit
vers denken dat het beleid van God vorm krijgt door onze gebeden, daar dit vers
duidelijk zegt dat Gods voornemen eeuwig is? Als het eeuwig is, dan heeft het
voornemen vanaf het begin bestaan en Zijn beleid is op basis van dat plan
gevormd. Als gebeden tegenwoordig Gods beleid vormgeven, dan is de Schrift niet
correct. Ik denk dat ik toch maar de Schrift geloof.
We gaan naar een ander vers in Efeziërs, hoofdstuk 1.
Efeziërs 1:11 In Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen
hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem,
die in alles werkt naar de raad van zijn wil.
Kijk eens? Alles werkt naar Zijn wil. Dat sluit mijn gebeden en uw gebeden
in, alsmede de zaken waarover wij bidden. God werkt alles volgens de raad van Zijn
eigen wil, niet die van iemand anders. Daarom kan ik vol overtuiging zeggen
dat Hij nooit een gebed zal verhoren dat tegen Zijn wil is. Verandert gebed de
dingen? Alleen als dat Gods wil is. Ons gebed doet dat niet. Het is
gewoon dat ons gebed in overeenstemming met Gods wil dient te zijn. Die twee
harmonieerden dus perfect. Ik begin hier naar iets toe te werken. Denkt u niet,
dat onze gebeden veel effectiever zullen zijn als wij overeenkomstig Gods wil
bidden? Ik zeg u dat er werkelijk dingen zullen gaan gebeuren als onze wil
overeenstemt met Zijn wil. Dat is de sleutel tot al deze dingen. Het doel van
gebed is niet om iets van God te krijgen, maar veelmeer is het doel van gebed
ons toegang tot Hem te verschaffen, opdat wij in Zijn tegenwoordigheid
mogen zijn en daardoor gestimuleerd worden ons naar Zijn wil te laten vormen.
Is het niet Zijn wil dat wij naar Zijn beeld worden gevormd? Daarom nodigt
Hij ons uit in Zijn tegenwoordigheid te vertoeven om naar Zijn wil gevormd te
kunnen worden, naar Zijn beeld gevormd te kunnen worden, hetgeen op die manier
veel gemakkelijker is dan wanneer wij ver van Hem verwijderd zouden zijn. Hij
nodigt ons in Zijn directe tegenwoordigheid uit. Als dan onze wil overeenstemt
met Zijn wil, zullen we ontvangen wat wij vragen. Maar stemt die niet overeen,
dan heeft ons verzoek geen schijn van kans. Zo'n verzoek verhoren ligt buiten de
grenzen van Gods liefde en buiten de grenzen van Zijn wijsheid. Hij zal nooit
iets verhoren waarvan Hij heeft vastgesteld dat het buiten Zijn doel ligt en
buiten datgene waartoe Hij u en mij voorbereidt. Weet u waarom? Op de eerste
plaats zou het geen handeling van liefde zijn, ten opzichte van ons. Tevens zou
het een toegeven zijn dat Zijn oorspronkelijke intentie ons te roepen een slecht
idee was en daarmee zou Hij Zijn eigen wil en doel verwerpen. Daarom als men
beweert dat de menselijke bestemming kan worden veranderd en worden vorm gegeven
door de wil van de mens en dat gebed de dingen verandert, heeft dat amper iets
met waarheid te maken. Hoeveel mensen in deze wereld, die God als Vader
aanspreken, weten werkelijk wat Zijn wil is? Zij lachen u uit, beschuldigen u
van godslastering als u hun vertelt dat u geroepen bent om naar Zijn beeld te
worden gevormd en God te worden genoemd. We komen nu bij wat de bestemming van
de mens bepaalt. We gaan naar een zeer bekend vers, naar Johannes 3, vers
3: "U moet wedergeboren worden."
Johannes 3:3 Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar,
voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het
Koninkrijk Gods niet zien.
Dit markeert het begin van de nieuwe schepping. Hebt u ooit gehoord van een
baby die zijn eigen verwekking wilde? Dat is duidelijk een domme vraag. Wie
wilde uw verwekking? Wie wilde dat u tot berouw zou komen? Wie wilde
dat u in staat zou worden gesteld voor Hem te komen in berouwvol gebed? Wie wilde
dat u Zijn geest zou hebben? Wie wilde dat u in Zijn kerk zou zijn, in
het lichaam van Jezus Christus? Wie wilde dat u in Zijn koninkrijk zou
zijn? De bestemming van de mens ligt in ZIJN handen en deels in onze
handen in de zin, dat wij, individueel, de mogelijkheid hebben te weigeren Hem
als God over ons leven te accepteren. We gaan naar Johannes 1, vers 12, om dit
een klein beetje in te leiden.
Johannes 1:12 Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij
macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven.
Zoals wij in de laatste preek zagen, is Hij Degene Die ons in staat stelde te
geloven.
Johannes 1:13 - Die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch
uit de wil eens mans, doch uit God geboren [verwekt] zijn.
Daar staat het. Dat bepaalt de bestemming van de mens. We kunnen daar
bijvoorbeeld Romeinen 8:29 aan toevoegen: "Het is God Die ons tevoren
gekend heeft." In die context zei God, dat Hij ons tot heerlijkheid zal
brengen.
In het Oude Testament staat een interessant gebed van een vrouw. We gaan daar
naar kijken in 1 Samuël, hoofdstuk 2. Hanna bad om een zoon. In vers 8 staat [Kijk
naar het begrip van deze vrouw.]:
1 Samuël 2:6a - De Here doodt en doet herleven.
Denk hierbij aan wie de bestemming van de mens bepaalt.
1 Samuël 2:6 - De Here doodt en doet herleven, Hij doet naar het
dodenrijk neerdalen en daaruit opkomen.
Zien we dat? Zij spreekt in het Oude Testament, al in het boek Samuël, over
de opstanding uit de doden, zelfs nog vóór David geboren was. Zij wist dat de
opstanding zou komen. "Hij doet in het graf neerdalen. Hij doet mensen uit
het graf opstaan".
1 Samuël 2:7-8 - De Here maakt arm en maakt rijk; Hij vernedert, ook
verhoogt Hij. 8 Hij heft de geringe op uit het stof, Hij heft de arme omhoog
uit het slijk, om hem te doen zitten bij edelen [en wie regeert de naties?],
en een erezetel te doen verwerven. Want de grondvesten der aarde zijn des
Heren; Hij heeft daarop het aardrijk gesteld.
Wat Hanna hier in poëtische taal tot uitdrukking brengt is, dat God op
soevereine wijze de geschiedkundige gebeurtenissen onder controle heeft en
daarom de bestemming van de mens. Gemeente, voor God bestaat er absoluut geen
noodzaak om Zijn ontwerp te veranderen of Zijn plan voor ons te wijzigen, omdat
zij vorm gekregen hebben onder invloed van perfecte goedheid en perfecte,
niet-falende wijsheid. Mensen moeten regelmatig hun plannen, hun ontwerpen en
doelstellingen veranderen, omdat zij kortzichtig zijn. Wij kennen niet het einde
vanaf het begin. Wij kennen alle feiten niet, dus beginnen wij maar ergens en
elke lijn die we uitzetten, gaat zigzag heen en weer, omdat wij altijd maar
bezig zijn met het aanbrengen van correcties. God kent het einde vanaf het begin
en beweren dat God Zijn plan verandert, is Zijn goedheid in twijfel trekken en
Zijn wijsheid ontkennen. Sommigen zeggen misschien: "Verandert God niet van
gedachten wanneer wij berouw hebben?" Nee! Wat zegt Romeinen 2, vers 4? Het
is Gods goedheid die u tot berouw leidt. Vanaf het moment dat Adam en Eva
zondigden, was Zijn denken gericht op ons behoud, om ons in Zijn koninkrijk op
te nemen. Sindsdien heeft Hij steeds naar dat doel toegewerkt. Ik wil hier een
vraag aan verbinden. Dat doe ik aan de hand van Jacobus, hoofdstuk 1, vers 16.
Jacobus 1:16-18 - Dwaalt niet, mijn geliefde broeders. 17 Iedere
gave, die goed, en elk geschenk, dat volmaakt is, daalt van boven neder, van
de Vader der lichten, bij wie geen verandering is of zweem van
ommekeer. 18 Naar zijn raadsbesluit heeft Hij ons voortgebracht door het
woord der waarheid, om in zekere zin eerstelingen te zijn onder zijn
schepselen.
Wij veranderen Gods denken niet met onze gebeden. Hij overziet de situatie.
Hij heeft reeds bedacht waarop Hij deze zal laten uitlopen. Hoe zou het zijn tot
een god te bidden die op een kameleon lijkt? De ene dag verhoort hij en de
volgende dag niet. In Maleachi 3 zegt Hij: "Ik ben God. Ik verander niet."
Zijn doel is een eeuwig doel. Begrijpt u dat Zijn onveranderlijkheid ons in
staat stelt geloof te hebben en dat behoud is op basis van genade door geloof?
Waarom dan bidden? Aangezien Hij het einde vanaf het begin kent en aangezien
Hij onze behoeften kent nog voor wij bidden, wat is dan het doel daarvan? Het
moet langzamerhand duidelijk worden dat het doel van gebed niet is om God over
iets te informeren. Het is in het geheel niet voor Gods bestwil. Gebed is voor ons
bestwil. Het is iets dat wij nodig hebben voor behoud. Het is iets dat wij nodig
hebben voor groei. Het is iets dat wij nodig hebben ter motivatie om onszelf aan
Hem over te geven. Het is iets dat wij nodig hebben voor iets anders dat echt
interessant is. Gebed staat op één lijn met gehoorzaamheid en studie als
middel tot onze deelname in het vervullen van ons deel in Gods plan met ons.
Gebed geeft ons de gelegenheid tot een communicatie waarin we onszelf kunnen
uitdrukken in Zijn tegenwoordigheid. Stierf Jezus niet opdat wij directe
toegang tot God zouden hebben? Niet opdat wij van ver-r-r-r-af tot God zouden
spreken ..., maar opdat wij nader tot Hem zouden komen.
In deze relatie speelt een mystieke kwaliteit een behoorlijk belangrijke rol.
In het licht van de dood van Jezus is het goed eraan te denken, dat toegang tot
God een doel was dat vervuld werd. Zoals duidelijk wordt gemaakt in Gods woord,
is dit in het geheel niet zonder reden gebeurd. Jezus draagt ons op Hem
"Vader" te noemen. Maar op een bepaalde manier, middels de schepping,
is God de Vader van alle mensen, zie Genesis 1:26. Paulus bevestigt dit in feite
in Handelingen 17, vers 28. Toen Paulus op de Areopagus stond, zei hij dat wij
van "Zijn geslacht" zijn. Hij sprak hier tot onbekeerde mensen. Hij
bedoelde niet dat alleen Israël van het geslacht van God was. Hij doelde niet
slechts op zichzelf en de bekeerde mensen. Hij doelde op iedereen. De onbekeerde
heidenen tot wie hij sprak, waren ook van het geslacht van God. Zijn wij ons
bewust van het feit dat in Jesaja 49 God zichzelf "Moeder" voor
Israël noemt? Hij is niet alleen Vader; Hij is eveneens Moeder. Er is dus zeer
beslist een familierelatie. Maar wat Hij hier in dit opzicht aangeeft is, dat we
als kind van God toegang tot Hem hebben om een zeer intieme persoonlijke relatie
tot stand te brengen, waardoor we God kunnen leren kennen. Degenen die
veraf staan van God, zijn in staat van God te weten, maar zij kennen
God niet. Zij hebben geen intieme relatie met Hem. Zij zijn nog niet in het
gezin opgenomen. Het is hetzelfde principe wanneer wij iets weten over beroemde
persoonlijkheden, laten we zeggen de Kennedy's. Wij weten iets over hen omdat er
over geschreven is in kranten, tijdschriften, enz. Maar wij kennen hen
niet als een familielid. Dat zelfde principe werkt ook hier. God trekt
ons als het ware aan Zijn borst, zodat wij dicht bij Hem zijn. Ik geef u een
principe dat hiermee in verband staat. Ga naar het boek Psalmen, Psalm 16, en
laten we eens kijken wat vers 11 zegt.
Psalm 16:11 - Gij maakt mij het pad des levens bekend; overvloed van
vreugde is bij uw aangezicht, liefelijkheid is in uw rechterhand, voor
eeuwig.
Op dit principe kunnen we bouwen. Dicht bij God is altijd vreugde, plezier.
In Psalm17:2 staat rechtvaardiging eerlijk oordeel in Zijn tegenwoordigheid.
Wij kunnen zeggen een genadig oordeel in Zijn tegenwoordigheid. In Psalm 68, de
verzen 2 en 8 in Zijn tegenwoordigheid is rechtvaardigheid. In Zijn
tegenwoordigheid is macht. Hier is het principe. Het punt is, dat in Gods
tegenwoordigheid, in een intieme relatie, elk soort rechtvaardigheid, positieve
houding en handeling aanwezig is. Gebed brengt ons daar dichter naar toe.
Het geeft ons toegang daartoe, zodat God ze kan geven en wij ze kunnen ontvangen.
Ik ga dat op een zeer eenvoudige manier illustreren. Hebt u zich wel eens in de
nabijheid van iemand met een positieve, inspirerende houding bevonden, iemand
bruisend van enthousiasme, ijver, vertrouwen, humor en vastberadenheid? Dat zijn
allemaal kwaliteiten die wij nogal goed vinden. Aan de andere kant, hebt u zich
wel eens in de nabijheid bevonden van iemand met een zuur gezicht, bang, boos,
sloom? Wat gebeurt er met uw houding als u in de nabijheid bent van een
dergelijk iemand? Tenzij u weerstand biedt, wordt u opgetrokken naar het niveau
van de persoon waarin zich blijdschap, vriendelijkheid, zachtmoedigheid,
goedheid, enthousiasme, ijver, warmte en humor bevinden. U begint die
eigenschappen over te nemen en gaat een beetje op hem gelijken. Maar wat gebeurt
er als u in de nabijheid bent van iemand met een tegenovergestelde houding?
Opnieuw, tenzij u weerstand biedt, zal uw houding snel omlaag getrokken worden
en het zal niet lang duren voordat u net zo bent als hem. Dat principe
werkt hier. Weet u hoe dat uitwerkt in deze mensen? Hun geest gaat van hen uit
en maakt contact met uw geest. Dit principe maakt ons als Satan, omdat
zijn geest van hem uitgaat. Wij stemmen daarop af. Wij pakken de boosheid, de
bitterheid, de wrok en de vijandigheid tegen God en Gods wet op. Bij wie wilt u
het liefst in de buurt zijn?
Zoals ik zei, heeft toegang tot Hem een mystieke kwaliteit aan zich verbonden.
Als wij in Gods tegenwoordigheid zijn, stelt dat ons in staat [hier komt opnieuw
een domme analogie, maar ik wil die gebruiken], bijna zo als bij osmose, te
absorberen wat God is. Wij gaan dan in zijn tegenwoordigheid absorberen wat Hij
is. Kennen we een Bijbels voorbeeld waarbij zich dit voordeed? Wat denkt u van
Mozes toen hij van de berg afdaalde? Hij weerspiegelde de heerlijkheid
van God, omdat hij in Zijn tegenwoordigheid was geweest. Dat principe werkt hier.
Daarom hebben we gebed nodig, omdat het zo belangrijk is dat we intiem worden.
Maar wat, als deze mensen die ik zojuist beschreef, zich in een ander gebouw
bevinden dan u? Dan bent u zich niet van hen bewust. Hier komt dan de afstand
tot uiting. Als u zich veraf van God bevindt en niet dichtbij Hem kunt komen,
dan maken deze beelden duidelijk dat u niet kunt worden zoals Hij is. Zonde
scheidt af. Rechtvaardigheid laat ons dichtbij komen.
Er zijn nog vele andere redenen voor gebed. Deze preek is wat dat betreft in
geen enkel opzicht uitputtend geweest. We zouden nog op veel meer zaken kunnen
ingaan, maar ik wilde zeker zijn dat wij de relatie tussen gebed en de wil van
God en onze relatie met God zouden begrijpen. Gebed is niet bedoeld om Gods wil
te veranderen. Het is niet bedoeld om Hem van gedachten te doen veranderen.
Gebed is ons als een grote zegen gegeven opdat wij ons naar Gods wil zouden
kunnen voegen. Vervolgens, als wij ons in gebed tot Hem richten en in
overeenstemming met Zijn wil vragen, dan weten wij dat Hij het gaat geven, omdat
wij weten dat Hij zal doen wat Hij wilde doen, omdat we zullen weten dat het
goed is, dat het liefdevol is, dat het vriendelijk is en dat het het juiste is.
Ik denk dat wij hier gaan stoppen; misschien gaan we de volgende keer nog in
op een aantal andere zaken, die volgens mij ook beantwoord moeten worden.
|