|
Sermon: De soevereiniteit van God (Deel 11)
Waarde van de soevereiniteitsdoctrine
#244NL
John W. Ritenbaugh
Given 22-Jun-96
summary: In dit elfde deel van de serie over de soevereiniteit van God benadrukt John Ritenbaugh de waarde van een begrip van soevereiniteit als een basisleerstelling, die voorziet in een schakel tussen kennis en praktijk, en ook voorziet in een motivatie om zich over te geven en zich aan te passen aan Gods doel met ons. Het begrijpen van soevereiniteit (1) vergroot de superioriteit van God en onze verering van Hem, (2) vernietigt elke mogelijkheid tot behoud door werken, (3) geeft ons een diep gevoel van nederigheid, (4) voorziet in een stevige basis voor ware religie, (5) voorziet in absolute zekerheid, en (6) helpt ons in sterke mate om ons te voegen naar Gods wil.
transcript:
We gaan deze preek beginnen in 2 Kronieken, hoofdstuk 7. Dit speelt zich af
na de inwijding van de tempel. Nadat die inwijding had plaatsgevonden, verscheen
God aan Salomo. In 2 Kronieken, hoofdstuk 7, vers 12, staat dan ook:
2 Kronieken 7:12 - De HERE verscheen aan Salomo des nachts en zeide
tot hem: Ik heb uw gebed gehoord en deze plaats voor Mij tot een huis der
offeranden verkoren.
Ik denk dat het in het bijzonder nuttig is dit op de kerk toe te passen. Dat
is dan ook de echte reden dat ik dit vers aanhaal. Ik ben op dit moment niet
geïnteresseerd in de tempel, die oude tempel, die als fysiek gebouw de plaats
was waar God woonde. Ik denk in dit opzicht meer in termen van de kerk als de
tempel waarin God woont.
2 Kronieken 7:13 - Wanneer Ik de hemel toesluit, zodat er geen regen
is, wanneer Ik de sprinkhanen gebied het land kaal te vreten, indien Ik pest
onder mijn volk zend.
Dat behoort ons al een aanduiding te geven, dat Hij het heeft over "indien
Zijn volk gaat zondigen" en de dingen de verkeerde beginnen kant uit te
gaan, dat God dan begint hun aandacht te trekken om zich te bekeren. Hij zegt
verder:
2 Kronieken 7:14 - En mijn volk waarover mijn naam is uitgeroepen,
verootmoedigt zich en zij bidden en zoeken mijn aangezicht en bekeren zich
van hun boze wegen, dan zal Ik uit de hemel horen, en hun zonde vergeven en
hun land herstellen.
Ik koos ervoor hier te beginnen, omdat twee weken geleden mijn preek was
toegespitst op de houdingen die ontwikkeld dienden te worden als gevolg van een
erkenning van Gods soevereiniteit. De vijf punten die ik u in de loop van die
preek gaf, waren:
De vreze des Heren.
Onvoorwaardelijke gehoorzaamheid.
Algehele overgave.
Dankbaarheid en verheerlijking.
Een vererende aanbidding van God.
Elk van deze punten is een facet van nederigheid; in ieder geval hebben ze
een sterke tendens het bestaan van nederigheid te versterken. Dit is erg
belangrijk omdat deze verzen, speciaal vers 14, impliceren, dat nederigheid een
heel belangrijke rol speelt in het proces dat leidt tot groei en het veranderen
naar Gods beeld en ook in behoud op zichzelf. Let er eens op hoe nederigheid als
eerste wordt genoemd. Let er ook op dat Zijn mensen Zijn aangezicht dienen te
zoeken. Denk hierbij nog eens aan de twee preken in deze serie over gebed. God
weet al, voordat we ook maar tot Hem komen, wat we nodig hebben. We vertellen
Hem niets nieuws, maar toch verlangt Hij van ons dat we ons bewust worden van
wat we nodig hebben, dat we Zijn aangezicht zoeken voor alles wat we
nodig hebben. Het begint dus met nederigheid. We moeten Zijn aangezicht zoeken,
zelfs terwijl Hij het reeds weet. Hij verlangt dat we ons bewust worden van wat
we nodig hebben en dat we dat bij Hem zoeken. Let er ook op hoe dit vers
gehoorzaamheid in beeld brengt als onderdeel van dat proces. Ik zeg dit omdat ik
in de loop van die preek zei, dat er een proces is, dat erg duidelijk is, dat
het met nederigheid begint, dat het daarna verder gaat met onderwerping als een
volledig bewust aanvaarden van Gods wil, en dan komt gehoorzaamheid als
actie. Tenslotte komt daarna de eer, of op een andere manier gezegd: verhoging.
In deze specifieke context wordt dat uitgedrukt als "herstel van het
land". Zonder een erkenning van Gods soevereiniteit, zal dat proces zelfs
niet eens op gang komen.
Reeds heel vroeg in deze serie over de soevereiniteit van God, zei ik ... [Ik
weet niet meer of het in de eerste of de tweede preek was. Het was in een van
die twee, toen, in ieder geval bij mij, het belang van deze doctrine stapje voor
stapje begon duidelijk te worden en ik me begon te realiseren waar dit op zou
gaan uitdraaien.] Ik zei dat ik dacht dat dit de belangrijkste serie zou worden
die ik als dienaar van God ooit gegeven had. De reden dat ik kan zien, dat deze
doctrine centraal staat in de toepassing van al de andere, is dat de heer
Armstrong placht te zeggen dat als iemand niet door God wordt geregeerd,
hij ook niet in het Koninkrijk van God zal zijn. Het begrijpen van deze
doctrine, de doctrine van Gods soevereiniteit, geeft iemand een veelheid aan
redenen om zich aan God te onderwerpen. Als we ons onderwerpen, zullen er daarna
andere dingen gaan gebeuren. Alles gebeurt in een bepaalde volgorde. Als de
volgorde niet deugt, zal het resultaat niet in die mate en van die kwaliteit
zijn als God wil.
Laten we een erg bekend schriftgedeelte opslaan en wel 2 Timotheüs 3, de
verzen 16 en 17.
2 Timotheüs 3:16-17 - Elk van God ingegeven schriftwoord is ook
nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in
de gerechtigheid, 17 opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk
volkomen toegerust.
N.B.: De Statenvertaling zegt dit duidelijker: "Al de Schrift is van
God ingegeven, ..."
De soevereiniteit van God is een doctrine. Doctrine betekent onderricht. In
de manier waarop deze dingen staan beschreven, geeft Paulus een sterke
aanwijzing dat onderricht (doctrine) als eerste komt. Onderricht staat als
eerste omdat het de basis is van alles wat daarop volgt. Als er geen
fundament is van het onderwijzen van doctrine, waar moet je dan mee werken?
Natuurlijk gaan we er op dit punt van uit dat we het hebben over ware
doctrine. Als we geen ware doctrine hebben, hebben we niets om in relatie
met God mee te werken. Wat ik hier wil zeggen is dat speciaal de doctrine van de
soevereiniteit van God zelfs de basis is van al het andere. Deze doctrine is
fundamenteel voor alle andere. Door het onderricht, ofwel de doctrines, van de
Bijbel worden alle aspecten van de werkelijkheid van God bekendgemaakt; dit zijn:
onze relatie met Hem, onze bestemming, Christus, genade, rechtvaardiging,
heiliging, behoud, de Heilige Geest. Doctrine [onderricht], in samenwerking met
de Heilige Geest, stelt ons in staat te groeien, te overwinnen, opgebouwd te
worden.
Laten we hier nog een andere factor aan toevoegen, een belangrijk principe.
Hiervoor gebruiken we een vers uit het boek Spreuken, hoofdstuk 23, de verzen 6
tot 8. Het vers waar het om draait is vers 7, maar om de context mee te krijgen
is het goed de verzen er omheen mee te lezen.
Spreuken 23:6-8 - Eet niet het brood van wie boos van oog is, begeer
zijn lekkernijen niet; 7 want als iemand die zijn eigen plannen maakt, zo is
hij; 'eet en drink!' zegt hij tot u, maar zijn hart is niet met u; 8 de
bete die gij gegeten hebt, zult gij uitspuwen, en uw vriendelijke woorden
hebt gij verspild.
Deze woorden "als iemand die zijn eigen plannen maakt, zo is hij",
is zowel van toepassing op de rechtvaardige als de onrechtvaardige. Ze staan
toevallig in een context waarvan boosheid [kwaad] het onderwerp is. In deze
context doen de woorden "zijn eigen plannen maken" denken aan een
zekere mate van bedrog, dat die persoon een dubbel spel speelt. De waarschuwing
van alle drie de verzen samen is tegen mensen die gebruik van anderen maken. Het
is een waarschuwing tegen mensen die aan de touwtjes willen trekken en dat op
een slinkse manier doen. Ze manipuleren je door op een aangename manier met je
om te gaan; ze spreken aangename woorden. God zegt ons hier dat we beter maar
voldoende onderscheidingsvermogen kunnen hebben om te zien wat er achter zit.
Mij gaat het momenteel om die woorden "als iemand die zijn eigen plannen
maakt, zo is hij." Deze woorden zijn belangrijk voor deze preek.
Er is een onlosmakelijk verband tussen onderricht en praktijk. We kunnen niet
echt iets in praktijk gaan brengen totdat we er onderricht in hebben
gekregen. Er zijn dingen die we vanuit onze cultuur kunnen opdoen, omdat de
mensheid niet alles verkeerd doet. De mensheid weet, het lijkt wel stom
toeval, af en toe toch wel iets goed te doen. Daarom heeft Paulus het in
Romeinen 2 over het geweten van hen die niet bekeerd zijn. Er is toch nog wel
iets, hoe weinig ook, in een cultuur dat in harmonie is met God en Zijn weg. Dus,
zoals iemand die zijn eigen plannen maakt, zoals hij is opgevoed te denken, zo
is hij werkelijk.
Doctrine wordt hier belangrijk, omdat we niet echt Gods weg kunnen gaan,
binnen het kader van Zijn doel, totdat we de waarheid onderwezen krijgen.
Vergeet alstublieft niet de gedachte aan de soevereiniteit van God, omdat er
iets moet zijn dat ons in beweging brengt. Er is iets dat de toepassing
praktisch moet maken en ons in beweging brengt. Hoe je 't ook wendt of keert,
ons denken moet met de juiste kennis worden gevuld, zodat ons denken het juiste
zal voortbrengen als levenswijze. Daar is God op uit en daarom is doctrine zo
belangrijk. Daarom is ware doctrine zo belangrijk. Daarom zegt God:
"Oefen de knaap volgens de eis van zijn weg, ook wanneer hij oud
geworden is, zal hij daarvan niet afwijken." Dat betekent niet dat zo'n
kind niets verkeerds zal doen, maar Hij zegt dat zo'n kind de basistraining
nooit helemaal kwijt zal raken. Als een kind vanaf het begin in de juiste
richting wordt gestuurd, dan geldt "zoals de twijg gebogen wordt, zo groeit
de boom" (een Amerikaanse uitdrukking). Het is een algemeenheid, maar een ware
algemeenheid. We hebben de waarheid nodig. We hebben de doctrines nodig, maar op
de juiste wijze met elkaar in verband gebracht, zodat ze ons in de juiste
richting leiden, de richting die samenhangt met Gods doel. Het komt erop neer
dat het draait om het gedachtenmateriaal waar iemand mee werkt; de middelen, het
voedsel, het materiaal waar iemand zijn eigen plannen mee maakt en op
baseert. Als iemand geen waarheid heeft, zal hij niet de juiste dingen
voortbrengen.
Laten we naar het Nieuwe Testament gaan, naar een ander heel bekend
schriftgedeelte, in Johannes 8, vers 32. We namen dit vers, hier in Charlotte,
ook al door in de korte preek.
Johannes 8:32 - en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal
u vrijmaken.
Maar wat als iemand de waarheid nooit ontvangt? We moeten op basis van dit
vers dan concluderen dat ze nooit de vrijheid zullen ervaren waar Jezus hier
over spreekt. De waarheid hier is het woord van God. Het betekent niet dat het
specifieke onderwerp waar Jezus over sprak alle waarheid bevat, maar alweer het
algemene principe is van toepassing. Hier heeft Hij het specifiek over het woord
van God. Het gaat hier om dat wat in de Bijbel staat. De gehele schrift, elk
schriftgedeelte, is door God geïnspireerd. Het vindt zijn oorsprong in
God. Ook Jezus, zoals gezegd, was waarheid. "Ik ben de weg, de waarheid
en het leven." De Bijbel, de waarheid die daarin staat, heeft voornamelijk
van doen met de relaties in het leven. Als iemand op een of andere manier de
waarheid wordt ontzegd, zal hij nooit van een leven zonder vooroordelen kunnen
genieten, vrij van de listen van Satan, vrij van de macht van het kwaad en vrij
van de onwetendheid over Gods doel. God begint dit proces door middel van Zijn
roeping. De macht om ons vrij te maken zit in de combinatie van twee
hoofdfactoren: geloof en bekering. Maar toch zal er zonder de
andere doctrines geen vrijheid worden bereikt, omdat de waarheden van de Bijbel
gevat zijn in de doctrines; ze fungeren als halteplaatsen langs de weg. Denk nog
eens aan 2 Timotheüs 3:16 "Elk van God ingegeven schriftwoord [Statenvertaling:
"Al de Schrift is van God ingegeven." Dus het gehele woord van God.]
is ook nuttig om te onderrichten, [daarmee begint een proces] te weerleggen, te
verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid." Ziet u het doel? Opdat de
mens Gods volkomen zij toegerust.
Wat is het eerste dat God ons moet leren? Dat Hij bestaat, omdat
geloof de basis is van alles. Waar komt geloof vandaan? Geloof komt door het
horen en horen door het woord van God. Geloof vindt zijn oorsprong in de
openbaring van God, van Zijn woord over Zichzelf. Het staat allemaal in het Boek.
De soevereiniteit van God is ook een aspect van geloof, maar het is meer dan dat,
omdat het naast geloof ook de andere stappen in het proces van behoud ermee in
verband brengt. Een erkenning van Gods soevereiniteit is die kwaliteit
die gewoon geloof, een alleen maar accepteren of een intellectueel instemmen,
verandert in praktisch, levend geloof. Hoe dieper het begrip [ik bedoel
het begrip van Gods soevereiniteit], hoe groter de motivatie om iemands
begrip om te zetten in praktisch handelen. Beide aspecten zijn nodig. Ik
bedoel de intellectuele kennis en een erkenning van en onderwerping aan
de soevereiniteit van God. De een zonder de ander laat iemand verzwakt achter.
Wat doet kennis met iemand als er geen motivatie is om die toe te passen? Dat is
dood geloof. Zo iemand gelooft, maar er is geen motivatie verder te gaan dan dat.
Erkenning van Gods soevereiniteit, zonder een gebalanceerd begrip van doctrine,
laat iemand in grote verwarring achter; al zijn acties worden gedaan zonder een
daarmee samengaand begrip van het waarom. Ik kan u een groep mensen
noemen die zo functioneren: de Pinkstermensen. Ze zijn allemaal geweldig
enthousiast en uiten dat met vele woorden, maar ze hebben geen daarmee
samengaand begrip van het "waarom" van hun religie. Gebaseerd op [dat
is mijn mening] wat er gebeurde toen de WCG zoveel van haar doctrines zo
drastisch veranderde, denk ik dat ook velen van onze mensen de neiging hebben
onder die categorie te vallen. Heel veel mensen schenen de doctrinaire
veranderingen niet te begrijpen, evenals waarheen degenen die die doctrines
volgen, op weg zijn. Als we vandaag de dag dus rondkijken op het toneel buiten [ik
bedoel het toneel van de kerk van God], dan zijn er nog steeds heel veel mensen
die in grote verwarring verkeren over wat ze verondersteld worden te geloven.
Dit maakt de kerk [ik heb het over het grotere geheel van de kerken van God] tot
een lichaam dat praktisch hulpeloos is om tegenstand te bieden aan het
toenemende tij van immoraliteit, omdat er zo weinig diepgaande overtuiging is.
We waren in 2 Timotheüs 3. Laten we nu naar 2 Timotheüs 4 gaan, de verzen 1
tot 5.
2 Timotheüs 4:1-5 - Ik betuig u nadrukkelijk voor God en Christus
Jezus, die levenden en doden zal oordelen, met beroep zowel op zijn
verschijning als op zijn koningschap: 2 verkondig het woord, dring erop aan,
gelegen of ongelegen, wederleg, bestraf en bemoedig met alle lankmoedigheid
en onderrichting. 3 Want er komt een tijd, dat (de mensen) de gezonde leer
niet (meer) zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun
eigen begeerte zich (tal van) leraars zullen bijeenhalen, 4 dat zij hun oor
van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels keren. 5 Blijf
gij echter nuchter onder alles, aanvaard het lijden, doe het werk van een
evangelist, verricht uw dienst ten volle.
Ik denk dat we in een van die tijden leven waarin de mensen geen gezonde leer
willen verdragen. Heel velen zoeken naar wat in feite niet meer is dan een
geestelijke en morele rust, waarin zij zich comfortabel voelen en niet
uitgedaagd; ze voelen zich daarbij alsof ze thuis komen in plaats van op een
zware, veeleisende reis te zijn op weg naar volmaaktheid en het Koninkrijk van
God. Het punt van de soevereiniteit van God is daarbij superbelangrijk.
Ik gebruikte die woorden al eerder: het brengt dat wat alleen maar intellectueel
is "in verband met" de praktische toepassing daarvan. Weet u waarom
dat zo is? Omdat het een onderwijs is dat het hart raakt, het zet onze emoties
aan het werk naar dezelfde conclusie die God heeft getrokken.
Een auteur, Arthur Pink, werd nogal bloemrijk in zijn beschrijving toen hij
het belang van deze doctrine samenvatte. Ik ga een redelijk lange paragraaf
voorlezen, waarin hij schrijft wat hij over deze doctrine denkt.
"De doctrine van Gods soevereiniteit ligt aan de basis van de
Christelijke theologie en in belangrijkheid staat deze alleen maar onder de
goddelijke inspiratie van de Schrift. Het is het centrum van de
zwaartekracht in het systeem van Christelijke waarheid, de zon waaromheen de
minder belangrijke hemellichamen zijn gegroepeerd. Het is de gouden mijlpaal
waarheen elke hoofdweg van kennis leidt en van waaruit ze alle uitwaaieren.
Het is het koord waarop alle andere doctrines zijn bevestigd als even zovele
parels; het houdt ze op hun plaats en geeft hun eenheid. Het is het paslood
waarmee iedere geloofsbelijdenis dient te worden gemeten, de balans waarmee
elk menselijk dogma moet worden gewogen. Het is ontworpen als het werpanker
voor onze zielen temidden van de levensstormen. Het is ontworpen en
aangepast om de affecties van het hart te vormen en de juiste richting te
geven aan ons gedrag. Het brengt dankbaarheid in welvaart voort en geduld in
tegenspoed. Het verschaft comfort voor het heden en een gevoel van
veiligheid in samenhang met de onbekende toekomst. Het is, doet alles en nog
veel meer dan we hebben gezegd, omdat het God de eer geeft die Hem toekomt
en het schepsel op de juiste plaats voor Hem neerzet, in het stof."
Vandaag gaan we specifieker kijken naar de waarde van deze doctrine.
De vorige preek ging over de houdingen die jegens deze doctrine dienen te
worden voortgebracht, maar deze zal gaan over de waarde die we aan deze
doctrine hechten. In de loop van deze preek zal ik diverse punten aanstippen die
in vorige preken werden behandeld. Ik ga mondeling een variëteit aan punten de
revue laten passeren, door voor elk van hen een kernachtige beschrijving te
geven, gevolgd door enkele schriftgedeelten en misschien een korte verdere
uitweiding. Ik wil hiermee bereiken dat u iets heeft waarop u in de toekomst
kunt terugvallen en dat u misschien als basis kunt gebruiken om er in eigen
studie veel dieper op in te gaan dan ik in dit korte overzicht kan doen.
Waarde van de doctrine over de soevereiniteit van God
I. De doctrine over de soevereiniteit van God is van waarde omdat deze de
absolute suprematie van God ten hoogste verheft en daarmee onze verering van
Hem.
A. God staat boven alles omdat Hij de Schepper is en op basis daarvan alle
rechten heeft.
We slaan nu 1 Corinthiërs 8, vers 6, op voor een bondige uitspraak over God.
Paulus schrijft daar:
1 Corinthiërs 8:6 - Voor ons nochtans is er maar één God, de
Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus
Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem.
God is de Schepper en niemand kan Hem in die positie uitdagen. We gaan nu
naar Handelingen, hoofdstuk 17. Dit gaat over Paulus' toespraak in Athene. We
lezen de verzen 23 tot 31.
Handelingen 17:23 - Want toen ik door uw stad liep en de voorwerpen
uwer verering aanschouwde, heb ik ook een altaar gevonden met het opschrift:
Aan een onbekende god. Wat gij dan, zonder het te kennen, vereert, dat
verkondig ik u.
Let nu op deze uitspraak:
Handelingen 17:24a - De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat
daarin is, ...
Hij is de Schepper. Alles behoort Hem toe en daar Hij alles heeft geschapen,
kan Hij alles doen wat Hij maar wil doen, met iedereen en dat ook nog
eens te allen tijde. Dat slaat ook op gehele naties of de gehele schepping. Zo
is het, de schepping is van Hem.
Handelingen 17:24-25 - De God, die de wereld gemaakt heeft en al wat
daarin is, die een Heer is van hemel en aarde, woont niet in tempels met
handen gemaakt, 25 en laat Zich ook niet door mensenhanden dienen, alsof Hij
nog iets nodig had, daar Hij zelf aan allen leven en adem en alles geeft.
Hij schept niet alleen alles, Hij houdt ook alles gaande. Alles!
Handelingen 17:26 - Hij heeft uit één enkele het gehele menselijke
geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen en Hij heeft
de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald.
Hij plaatst naties en volken waar Hij ze wil hebben en wanneer Hij ze daar
wil hebben. We moeten begrijpen dat niemand Hem kan uitdagen in wat Hij
Zich voorneemt te doen. Het probleem is echter, dat de mens altijd met God wil
gaan argumenteren.
Handelingen 17:27-31 - Opdat zij God zouden zoeken, of zij Hem al
tastende vinden mochten, hoewel Hij niet ver is van een ieder van ons. 28
Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, gelijk ook enige van uw
dichters hebben gezegd : Want wij zijn ook van zijn geslacht. 29 Daar wij
dan van Gods geslacht zijn, moeten wij niet menen, dat de godheid gelijk is
aan goud of zilver of steen door menselijke kunstvaardigheid gesneden of
bedacht. 30 God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der
onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten
komen; 31 omdat Hij een dag heeft bepaald, waarop Hij de aardbodem
rechtvaardig zal oordelen door een man, die Hij aangewezen heeft, waarvan
Hij voor allen het bewijs geleverd heeft door Hem uit de doden op te wekken.
Ik vind deze tweede referentie in het bijzonder belangwekkend, omdat deze is
gericht tot niet bekeerde heidenen die niet vertrouwd waren met het Oude
Testament. Paulus richt zich tot hen met het uitgangspunt dat God de Schepper is
en soeverein betrokken is bij alle menselijke aangelegenheden, zelfs bij die van
hen met wie Hij geen verbond heeft gesloten. Als we ooit het idee krijgen dat
God niet betrokken is in ons leven, of dat Hij niet weet wat er zich in afspeelt,
of dat Hij niet op de hoogte is van de problemen waar we doorheen gaan, dan
moeten we dat op zeer korte termijn maar eens opnieuw gaan overdenken. Hij weet
wat er gaande is, zelfs tot op het niveau van een mus die ter aarde valt.
B. De soevereiniteit van God is van waarde omdat het Gods rechten tot
uitdrukking brengt op basis van het feit dat Hij de Pottenbakker is.
Hij is de Pottenbakker, niet alleen maar de Schepper. Hij is de Pottenbakker
Die alles vorm geeft.
Laten we nu Openbaring 4, vers 11, opslaan.
Openbaring 4:11 - Gij, onze Here en God, zijt waardig te ontvangen de
heerlijkheid, de eer en de macht; want Gij hebt alles geschapen, en om uw
wil was het en werd het geschapen.
De Pottenbakker kan alles doen wat Hij maar wil. Ziet u nu in wat de
strekking van deze doctrine is? Deze plaatst alles in de relatie tussen God en
mens in het juiste perspectief, zodat wij een gezonde basis hebben om de
dingen die Hij van ons verlangt, de dingen waar we verantwoordelijk voor zijn,
ook te gaan doen.
Nu naar het bekende schriftgedeelte in Romeinen 9, waar Paulus hier nog wat
dieper op ingaat.
Romeinen 9:15 - Want Hij zegt tot Mozes: Over wie Ik Mij ontferm, zal
Ik Mij ontfermen, en jegens wie Ik barmhartig ben, zal Ik barmhartig zijn.
Alles gebeurt in overeenstemming met Zijn wil.
Romeinen 9:16-17a - 16 Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil,
dan wel of iemand loopt, maar van God, die Zich ontfermt. 17 Want het
schriftwoord zegt tot Farao: Daartoe heb Ik u doen opstaan, opdat Ik in u
mijn kracht zou tonen ...
Dat was Zijn wil.
Romeinen 9:17b - ... en mijn naam verbreid zou worden over de gehele
aarde.
Alweer dat is Zijn wil. Daarom ontfermt Hij Zich over wie Hij Zich wil
ontfermen, en verhardt Hij die Hij wil verharden. Dat laatste is iets
waar we niet graag aan denken.
Romeinen 9:19-21 - Gij zult nu tot mij zeggen: Wat heeft Hij dan nog
aan te merken? Want wie wederstaat zijn wil? 20 Maar gij, o mens! wie zijt
gij, dat gij God zoudt tegenspreken? Zal het geboetseerde soms tot zijn
boetseerder zeggen: Waarom hebt gij mij zo gemaakt ? 21 Of heeft de
pottebakker niet de vrije beschikking over het leem om uit dezelfde klomp
het ene voorwerp te vervaardigen tot eervol, het andere tot alledaags
gebruik?
Ik vraag me af of Hij hier Jacob en Ezau in gedachten had. Van dezelfde klomp.
Zelfs voor hun geboorte had Hij reeds de een boven de ander verkozen. Wie kan
een argument met God aangaan?
Romeinen 9:22 - En als God nu, zijn toorn willende tonen en zijn
kracht bekend maken, de voorwerpen des toorns, die ten verderve toebereid
waren, met veel lankmoedigheid verdragen heeft;
Dat is nog iets waar we in relatie met God niet graag aan denken, dat Hij
echt mensen ten verderve toebereid.
Romeinen 9:23-26 - juist om de rijkdom zijner heerlijkheid bekend te
maken over de voorwerpen van ontferming, die Hij tot heerlijkheid heeft
voorbereid? 24 En dat zijn wij, die Hij geroepen heeft, niet alleen uit de
Joden, maar ook uit de heidenen, 25 gelijk Hij ook bij Hosea zegt: Ik zal
niet-mijn-volk noemen: mijn-volk, en de niet-geliefde: geliefde. 26 En het
zal geschieden ter plaatse, waar [tot hen] gezegd was: gij zijt mijn volk
niet, daar zullen zij genoemd worden : zonen van de levende God.
Dit is van speciaal belang voor ons, omdat, tenzij we begrijpen dat we geen
enkel recht hebben om Hem ter verantwoording te roepen voor wat Hij doet of
toelaat en tenzij we ons eerbiedig aan Hem onderwerpen, we nooit Zijn
soevereiniteit zullen accepteren en Hem nooit echt zullen vereren en nooit in
vrede met Hem zullen leven. We zullen altijd op een of andere manier ontevreden
zijn. We zullen bijna voortdurend windmolens bevechten, evenals Don Quichotte;
we zullen ongeduldig zijn, kritisch jegens anderen, bij woordenwisselingen
betrokken raken, beledigd zijn, klagen en ons gelijk zoeken. De wereld om ons
heen en alles wat daarmee samenhangt, zal heel belangrijk schijnen, omdat de
mens niet echt denkt dat God soeverein is in alles en dat werkelijk alles
onder Zijn controle staat. Denk daar eens goed over na.
C. De soevereiniteit van God is van waarde omdat het de onomkeerbaarheid van
Zijn wil duidelijk maakt.
Laten we Handelingen 15, vers 14, opslaan. Dit is een opmerkelijke
uitspraak. Deze werd gedaan toen Jacobus alles nog eens samenvatte en de
conclusie weergaf van de discussies die daar op die conferentie in Handelingen
hadden plaatsgevonden. In vers 14 zegt Jacobus:
Handelingen 15:14-18 - Simeon heeft uiteengezet, hoe God van meet aan
erop bedacht geweest is een volk voor zijn naam uit de heidenen te
vergaderen. 15 En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk
geschreven staat: 16 Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David
weder opbouwen, en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik
zal haar weder oprichten, 17 opdat het overige deel der mensen de Here zoeke,
en alle heidenen, over welke mijn naam is uitgeroepen, spreekt de Here, die
deze dingen doet, 18 welke van eeuwigheid bekend zijn.
Statenvertaling: 18 Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend.
Laat dat eens bezinken. "Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid
bekend." Gemeente, dat is een concept dat ons versteld doet staan.
Het is voor mijn beperkte verstand niet te bevatten. Ik kan niet beschrijven hoe
Hij ook maar kon weten wat Hij allemaal zou willen doen in een tijdsbestek van
7000 jaar menselijke geschiedenis, daarbij lettend op de miljarden mensen die in
die periode hebben geleefd. We kunnen hier alleen maar een heel klein beetje van
bevatten. Als wij iets gaan maken iets gaan bouwen dan maken we van te
voren plannen. We maken bouwtekeningen en we proberen de dingen op een rijtje te
krijgen, zodat we het proces dat we willen doorlopen om ons project tot een goed
einde te brengen, stapje voor stapje gaan begrijpen. Op die manier hopen we het
product te kunnen maken dat we willen maken. Dat is allemaal nog maar een nietig
gebeuren in vergelijking met Gods handelen met misschien wel 40 tot 50 miljard
mensen. Dat geeft ons misschien enig idee; dat is de enige manier waarop ik in
staat ben er iets van te begrijpen. Als ik het wat meer concreet kan maken, kan
ik het een beetje begrijpen. Maar ik heb het erg moeilijk als de aantallen zo
groot gaan worden en de interacties tussen al die mensen zo complex. Laten we
het daar maar bij laten. Ik schreef een notitie voor mezelf, misschien is die
wel juist. Ik schreef dat als ik hier ook maar iets van wil begrijpen, dat ik
dan moet gaan redeneren dat de Bijbel niet echt bedoelt wat er geschreven staat.
Maar als ik dat doe, ben ik niet trouw aan Gods woord. Hoe kunnen wij het denken
van iets dat zo groot is, veranderen? Dat bestaat niet!
Nu naar Efeziërs 1, we beginnen te lezen in vers 3.
Efeziërs 1:3-5, 9-11 - Gezegend zij de God en Vader van onze Here
Jezus Christus, die ons met allerlei geestelijke zegen in de hemelse
gewesten gezegend heeft in Christus. 4 Hij heeft ons immers in Hem
uitverkoren vóór de grondlegging der wereld, opdat wij heilig en
onberispelijk zouden zijn voor zijn aangezicht. 5 In liefde heeft Hij ons
tevoren ertoe bestemd als zonen van Hem te worden aangenomen door Jezus
Christus, naar het welbehagen van zijn wil. ... 9 Door ons het geheimenis
van zijn wil te doen kennen, in overeenstemming met het welbehagen, dat Hij
Zich in Hem had voorgenomen, 10 om, ter voorbereiding van de volheid der
tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder een hoofd, dat is
Christus, samen te vatten, 11 in Hem, in wie wij ook het erfdeel ontvangen
hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens het voornemen van Hem,
die in alles werkt naar de raad van zijn wil.
Dat geeft ons in ieder geval een beetje zicht op de dingen; dat Hij de wereld
voor dit doel heeft geschapen. Hij vormde de mens en wist dat de mens zou
zondigen, omdat er in een van de brieven van Petrus staat dat Christus reeds
vóór de grondlegging der wereld was voorbestemd. Ze hadden dat samen reeds
uitgewerkt. We laten dit onderwerp nu maar vallen, want het begint te groot en
te complex te worden.
Nu punt D. Dit punt gaat hand in hand met punt C.
D. De doctrine over de soevereiniteit van God is van waarde omdat het de
onnaspeurlijkheid van Gods wijsheid openbaart.
Jesaja 55, de verzen 8 en 9, geven hier wat meer inzicht in.
Jesaja 55:8-9 - Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw
wegen zijn niet mijn wegen luidt het woord des HEREN. 9 Want zoals de
hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en
mijn gedachten dan uw gedachten.
Laten we nu weer naar Romeinen gaan en wel hoofdstuk 11, vers 33.
Romeinen 11:33 - O diepte van rijkdom, van wijsheid en van kennis
Gods, hoe ondoorgrondelijk zijn zijn beschikkingen en hoe onnaspeurlijk zijn
wegen!
Onnaspeurlijk betekent "ondoordringbaar". Het betekent "onbegrijpelijk",
"onpeilbaar". Hier zegt de Bijbel, geïnspireerd door God, dat Zijn
wegen onnaspeurlijk zijn. Ze gaan ons boven de pet. Het betekent dat er facetten
verbonden zijn aan de manier waarop Hij de dingen doet die we met ons beperkte
verstand op een slechts ontoereikende manier kunnen beantwoorden. Terwijl de
Bijbel laat zien dat God onberisplijk is in Zijn heiligheid, liet Hij desondanks
toe dat het kwaad Zijn schepping binnendrong. We moeten ons dan ook afvragen:
"Waarom?" Waarom denkt Hij op die manier?
Zelfs alhoewel God almachtig is, laat Hij toe dat Satan oorlog voert tegen
Zijn doel. Alhoewel Hij de God is van alle genade en barmhartigheid, perfect is
in liefde, spaarde Hij toch niet Zijn enige Zoon. Alhoewel Hij zegt dat Hij niet
wil dat er iemand omkomt, laat de Bijbel toch zien dat er mensen zullen worden
verbrand in de poel des vuurs. Er zijn dingen die ons boven de pet gaan; dit
soort dingen die hun invloed hebben op ons persoonlijk leven. En als we over dit
soort zaken gaan nadenken, blijft ons niets over dan te vragen "Waarom?"
en ons te verbazen. Dat is het beste dat we gewoonlijk kunnen doen. Dat kan op
zo'n moment echter nogal onbevredigend zijn en de specifieke redenen worden
misschien wel nooit geopenbaard tot ver na onze dood. Misschien zullen we veel
van wat ons overkwam gewoon niet weten en begrijpen totdat de tweede opstanding
plaatsvindt dan pas zullen we weten. Maar er is genoeg geopenbaard dat we
ervan verzekerd kunnen zijn dat op Gods manier veel meer goeds wordt bereikt dan
er ooit bereikt zou worden als het op de manier zou gebeuren waarvan wij
denken dat die goed is. Als het op onze manier zou gaan, volgens onze wil,
zouden de dingen niet op de juiste manier uitwerken. Als we Gods soevereiniteit
begrijpen, dan zullen we dat accepteren, doorgaan en tevreden zijn.
E. De doctrine over de soevereiniteit van God is van waarde omdat het Gods
genade verheerlijkt.
Er kan veel worden gezegd om genade veel specifieker te definiëren dan de
Bijbel eigenlijk bedoelt, maar ik denk dat een toereikende korte definitie erop
neer komt dat het "onverdiend" betekent, "onverdiende gunst".
Deze doctrine leert ons dat we bij God nergens aanspraak op kunnen maken. Een
simpele manier om dat te zeggen is: "Hij is ons niets schuldig." Het
juiste begrip is eigenlijk dat wij Hem alles schuldig zijn. Hij kan bij ons
aanspraak maken op alles. Omdat het zo in elkaar zit, dit de werkelijkheid is,
daarom is genade gratis. Omdat genade gegeven wordt aan hen die het
totaal niet waard zijn, is genade soeverein. Wat leert genade ons dan?
Deze doctrine over genade leert ons dat God die geeft aan wie Hij wil. Daarom is
alles wat Hem ertoe beperkt, alles wat Hem ertoe aanzet, alles wat Hem [we
zullen deze term gebruiken] ertoe dwingt, Hem ertoe motiveert om die ene
persoon te kiezen en niet die andere alles dat Hem beperkt om die
onverdiende genade uit te storten ligt geheel en al besloten in Hemzelf. Met
andere woorden we kunnen er niet naar kijken alsof Hij ons riep omdat Hij ons
nodig had. Wie van ons dan ook. Het interesseert me niet wie. Hij had
Petrus niet nodig. Er kunnen wel miljarden Petrussen en Paulussen hebben
rondgelopen. Snapt u hoe het in elkaar zit? Hij heeft niemand nodig en openbaart
nooit waarom Hij iemand roept. Hij laat alleen maar weten dat wij nodig hebben
wat alleen Hij in staat is te geven. Dat is het enige dat Hij ons openbaart en
dus geeft Hij het op vrijwillige basis. Dat maakt genade gratis. Het wordt
vrijwillig gegeven. In dit opzicht ligt alles geheel bij Hem. Hij heeft
vastgesteld dat is duidelijk doordat er een poel des vuurs is en doordat de
Bijbel laat zien dat er mensen in verbrand zullen worden dat sommigen bestemd
zijn tot dat lot. Dat is moeilijk te aanvaarden. God geeft genade en trekt
mensen tot een relatie met Hem en tot Zijn Koninkrijk als een gedenkteken voor
Zijn [ik zal dit woord nogmaals gebruiken] ondoorgrondelijk gunst. Het is
onbegrijpelijk. Soevereiniteit openbaart dus dat God de tegenwerking van onze
natuur verbreekt en onze vijandschap onderwerpt, omdat Hij ons eerst liefhad.
Dat moeten we in gedachten houden. De enige reden dat wij Hem liefhebben, is dat
Hij ons eerst liefhad.
II. De doctrine over de soevereiniteit van God is van waarde omdat deze elke
mogelijkheid van behoud door werken vernietigt.
Dit is het gevolg van het vorige punt, maar hierin wordt tot uitdrukking
gebracht dat de soevereiniteit door het gehele proces heen werkt, waar tegenover
staat dat onverdiende genade kan gezien worden in termen als dat Hij Zichzelf
aan ons openbaart en ons op de juiste weg zet. Maar in deze gedachte werkt het
door het gehele proces heen.
Ik geef u een vers dat we waarschijnlijk allemaal wel kennen. Spreuken 14:12,
waar staat: "Soms schijnt een weg iemand recht, maar het einde
daarvan voert naar de dood." De weg die voor wat betreft "behoud"
voor de menselijke natuur recht schijnt, is dat we het door onze inspanningen
verdienen. De menselijke natuur werkt met het idee dat God ons iets schuldig is.
Dit idee staat de menselijke natuur toe zichzelf bij praktisch iedere
gelegenheid te verhogen. We hebben Romeinen 9:16 al gelezen. Ik heb dit in mijn
aantekeningen staan, maar we gaan het niet opnieuw opslaan. In dat vers zegt
Paulus: "Het hangt dus niet daarvan af, of iemand wil, dan wel of iemand
loopt." Ik wil het hier hebben over dat woord "lopen", omdat
"lopen" de gedachte wegtrekt van alleen maar een roeping door God en
de aandacht vestigt op de rest van het proces als we op weg zijn in onze
pelgrimstocht naar het Koninkrijk van God. Werken behouden ons niet, maar ze
zijn nodig in de "mix" van dingen, omdat ze een totaal ander doel
dienen. Daar gaan we nu niet dieper op in.
Laat me u een vraag stellen. Waarom denkt u dat God Israël naar het Beloofde
Land bracht door de woestijn? Hij bracht hen in een verlaten gebied dat
verstoken was van alle middelen om op langere termijn in hun onderhoud te
voorzien. Ze zouden daar gestorven zijn, ware het niet dat God met hen was. Wat
deed God dan wel? Hij liet iets in het Boek opschrijven over hun ervaringen,
zodat u en ik, toen wij op het toneel verschenen, toen de kerk werd gevormd,
zouden begrijpen dat Israël nadat ze uit Egypte en hun slavernij waren
bevrijd de gehele weg op weg naar hun erfenis door de woestijn trok en dat
God hun gedurende die gehele tocht genade gaf. Als ze afhankelijk waren
geweest van hun eigen werken, zouden ze daar allemaal gestorven zijn! De
reden dat er in die woestijn niemand leefde, was dat de woestijn geen leven in
stand kan houden. Daarom bracht God hen daar. Hij wil in uw en mijn denken
inprenten dat Hij de mensen die Hij in Zijn kerk roept, niet alleen genade geeft
bij hun bevrijding, maar de gehele weg door tot in Zijn Koninkrijk, tot
in de erfenis. We zouden niet overleven zonder alles waarin Hij voorziet. Hij
gaf hun gedurende hun gehele reis water. Hij gaf hun voedsel: manna. Hij streed
hun veldslagen, is het niet? Hij gaf hun Zijn wet de manier om te leven.
Enzovoort, enzovoort. Schreef Paulus niet in 1 Corinthiërs 10 dat al deze
dingen ons tot voorbeeld dienen, ons over wie het einde der eeuwen gekomen is?
Dat is de les voor ons. Begrijpt u dat dit in het Oude Testament de grote
les is voor het Loofhuttenfeest? Lees het voor uzelf. Ondanks de geestelijke
conditie waarin zij verkeerden, bleef God in hun behoeften voorzien. De
loofhutten [de tenten] stelden hun verzwakte positie voor. Ze hadden niets dat
hen kon beschermen en ze zouden weldra gestorven zijn.
Er is een gezegde dat God helpt die zichzelf helpen. Maar dat gezegde slaat
de plank volkomen mis met betrekking tot behoud. God helpt ongetwijfeld hen die
verantwoordelijk genoeg zijn om hun gave te gebruiken Hem te gehoorzamen, maar
in termen van behoud helpt God hen die niet in staat zijn zichzelf te helpen. Ik
wil dat u hier eens ernstig over nadenkt. Konden zo'n 2,5 miljoen mensen het in
die woestijn hebben overleefd? Ik bedoel ongeacht hoe hard ze werkten? Als ze in
de woestijn waren, zou die hen dan in leven hebben kunnen houden? Gemeente, al
na drie dagen schreeuwden ze om water! Valt het kwartje? Er is geen
enkele weg, er is niets dat wij kunnen doen om behoud te verdienen, omdat
wij, gemeente, nu in de woestijn vertoeven. Tenzij Hij doet wat we nodig hebben,
zullen we niet overleven. En Hij zal doen wat we nodig hebben. Ik zal u
zeggen wat dit is. In zekere zin drijft het de menselijke natuur tot wanhoop,
omdat het erg oncomfortabel is om geheel en al overgeleverd te zijn aan de
genade van een ander. Voor de menselijke natuur is dit gewoon een andere vorm
van slavernij waaraan ze niet onderworpen wil zijn. Dat is precies het punt waar
het om gaat. Pas als de Heilige Geest ons er totaal van overtuigt dat er geen
hulp bij onszelf te vinden is, pas dan keren we ons tot God om te onderzoeken
wat Hij ons kan geven. We kunnen er dus beslist niet zelf uitkomen en als we
erkennen dat we totaal verloren zijn, dan zullen we ons onvoorwaardelijk
overgeven. En Hij zal hen helpen die zichzelf niet kunnen helpen. Als we ons in
Zijn armen werpen, ons aan Zijn soevereine barmhartigheid overgeven, dan zullen
de dingen inwendig, in het hart, in ons denken, op de juiste manier gaan
verlopen. Als iemand dat doet zal het schuldgevoel gaan verdampen, het gevoel
van hopeloosheid zal oplossen en het wordt vervangen door een door God
geïnspireerde visie. Angst wordt vervangen door vertrouwen. Een rusteloos,
ontevreden, kritisch, negatief denken wordt vervangen door vrede en blijdschap.
Hoe weet ik dit allemaal? Omdat Psalm 23 dit zegt: "De HERE is mijn herder.
Ik heb me aan Hem overgegeven. Mij zal niets ontbreken [ongeacht waar ik ben].
Hij leidt mij, Hij voert mij ..." We moeten dus leren dat niet onze werken
als volgeling van de Herder, maar datgene waarin de Herder voorziet, ons die
zekerheid en veiligheid geeft.
Nu het derde punt. Dit is een punt waar we al vaker doorheen zijn gegaan. Het
is één van de grootste waarden van deze doctrine over de soevereiniteit van
God.
III. De doctrine over de soevereiniteit van God is van waarde omdat deze ons
diep verootmoedigt.
We weten allemaal wat 1 Corinthiërs 1 in de verzen 26 tot 31 zegt, maar aan
het eind staat er dat God dit doet "opdat geen vlees zou roemen voor
God". Roemen bevordert de goede relatie met God niet en als we geen goede
relatie met Hem hebben, kunnen we niet groeien, kunnen we niet overwinnen, omdat
we niet nederig zullen worden. Hij zegt dat Hij naar zulke mensen [nederigen]
kijkt.
De kwestie van Gods soevereiniteit fungeert, als we die goed begrijpen, als
een stormram voor de menselijke trots. De geest van deze tijd is er één als
nooit tevoren, de mens is echt trots op wat hij heeft bereikt. "We zijn in
staat om naar de maan te gaan!" Zulk soort kreten worden geslaakt, kreten
waarin de wetenschap wordt verheerlijkt. De hele wereld staat in aanbidding in
de tempel van de menselijke verworvenheden. Maar deze doctrine laat zien wie er
echt aan de touwtjes trekt, in het bijzonder laat deze zien wie de
touwtjes in handen heeft van het belangrijkste aspect in het leven, in ieders
leven. Laten we Johannes opslaan, hoofdstuk 1.
Johannes 1:12-13 - Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij
macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven; 13
die niet uit bloed, noch uit de wil des vlezes, noch uit de wil eens mans,
doch uit God geboren zijn.
Niets dat samenhangt met de wil van de mens heeft ook maar iets van doen met
deze macht die we hebben gekregen. Maar nogmaals, de menselijke natuur wil, door
haar ijdelheid, het gevoel hebben alsof ze ook iets heeft bijgedragen aan de
prijs der verlossing, zodat ze daar prat op kan gaan. We kunnen dit niet eerlijk
voor God erkennen. Er is een schitterende Psalm en wel Psalm 87. Ik wil de
laatste regel uit vers 7 aanhalen; de gehele Psalm mondt uit in die laatste
regel waar de psalmist zegt:
Psalm 87:7 - Al mijn bronnen zijn in u!
Bronnen is de metafoor die wordt gebruikt voor hulpmiddelen. Een bron is
normaal de oorsprong van water. De psalmist zegt dat al de oorsprongen van leven
en vreugde bij God liggen, zowel fysiek als geestelijk. We kunnen gewoon nemen
van waarin Hij voorziet. Op andere plaatsen verwijst God naar Zichzelf als de
"fontein des levens". Er is ook in het boek Jesaja een kort hoofdstuk,
hoofdstuk 12, de verzen 1 tot 6, waarin Hij ook naar Zichzelf verwijst als een
"bron" waaruit we kracht kunnen putten. Laten we nu Psalm 115, vers 1,
opslaan.
Psalm 115:1 - " Niet ons, o HERE, niet ons [mensen], maar uw
naam geef eer, om uw goedertierenheid, om uw trouw.
Bedenk dit eens. Als we van nature kinderen des toorns zijn [Efeziërs 2:3]
en door ons handelen rebellen tegen Gods bestuur blijken te zijn [Romeinen 8:7],
dan hebben we gewoon de vloek der wet verdiend. Het loon der zonde is de dood.
God heeft geen enkele verplichting ons te redden van wat we verdienen; toch gaf
Hij Zijn Zoon voor ons. Hoe zou dat op ons moeten uitwerken? Het zou als we
werkelijk denken en geleid worden door God en Zijn Geest ons hart moeten
doen smelten en ons moeten dwingen te zeggen: "Door de genade van God ben
ik wat ik ben." Bedenk echter dat de menselijke natuur dit niet eerlijk
onder ogen wil zien. Deze zal te allen tijde op een bedriegelijke manier blijven
vechten.
IV. De doctrine over de soevereiniteit van God is van waarde omdat deze
voorziet in een stevig fundament voor ware religie.
Ik denk dat we dit zouden behoren te begrijpen, omdat als de doctrine van
Gods soevereiniteit zijn rechtmatige plaats in ons denken inneemt, het alle
andere doctrines met elkaar in verband gaat brengen en ze de kracht geeft ons in
beweging te brengen, om uit de dode hoek te komen, omdat we Zijn grootheid
beginnen te erkennen. Niet alleen Zijn grootheid, maar dat we om wat voor reden
dan ook, die geheel bij Hem ligt, door Hem zijn uitverkoren! Waarom? Dat weten
we niet. Dat is onnaspeurlijk. Maar ziet u, als die doctrine eenmaal op de
juiste plaats zit, dan verschaft het het fundament om door te gaan. Wat is onze
bestemming? Dat is om naar het beeld van Zijn Zoon te worden gevormd. Zijn Zoon,
onze oudste Broer, zei dat het Zijn "spijze" was de wil van God te
doen. Dat gaf Hem energie. Dat is wat Hem ondersteunde, evenals voedsel ons
ondersteunt. Religie kan worden gedefinieerd als "een manier van leven"
en Zijn [Jezus'] manier van leven was altijd de dingen te doen die Zijn Vader
behaagden. Wij moeten in Zijn voetstappen willen treden. Daar draait het om. Als
religie een manier van leven is, dan wordt het leven van Jezus het model. Daarom
moet onze religie, onze manier van leven, zijn: doen wat Hij deed. Hij erkende
Gods soevereiniteit door altijd te doen wat de Vader behaagde.
V. De doctrine over de soevereiniteit van God geeft een gevoel van absolute
zekerheid.
Vindt u ook niet dat dit een beangstigende wereld is? Het wordt er almaar
beangstigender. Maar besef dat God oneindige macht vertegenwoordigt! Er is niets,
niemand die Zijn wil of het uitwerken van Zijn wil kan tegenhouden. Laat me een
woord, een voornaamwoord, toevoegen aan die uitspraak dat God oneindige macht
vertegenwoordigt. Probeer zelf maar eens uit te vinden welk. Kunnen we zeggen:
"Mijn God vertegenwoordigt oneindige macht."? We kunnen er nog
meer toevoegen. We kunnen ook zeggen: "Mijn God vertegenwoordigt oneindige
wijsheid." "Hij vertegenwoordigt oneindige gerechtigheid." "Hij
vertegenwoordigt oneindige liefde." "Hij vertegenwoordigt oneindige
barmhartigheid en goedheid." Inderdaad we kunnen Hem oneindig noemen in
alles dat goed is. In Deuteronomium, hoofdstuk 33, vers 26, staat een
prachtige uitspraak van Mozes:
Deuteronomium 33:26-27 - Daar is niemand als God, o Jesurun [Israël];
Hij rijdt langs de hemel als uw helper en in zijn hoogheid over de wolken.
27 De eeuwige God is u een woning en onder u zijn eeuwige armen. Omdat Hij
de vijand vóór u verdreef en zeide: Verdelg!
Absoluut oneindige zekerheid. Dit soort gedachten bracht de psalmist ertoe om
in Psalm 91 al die wonderlijke dingen, die beloften zijn, op te schrijven. U
kunt die Psalm zelf wel opslaan en de verzen 1 tot 9 lezen. Ik denk dat we
kunnen begrijpen dat daar wel enige overdrijving [hyperbool] in zit, zonder ons
geloof te verliezen. De beloften daar moeten beslist niet in absolute zin worden
genomen, omdat het kan zijn dat het niet Gods wil is u op ieder
willekeurig moment te verlossen. Gods wil voor ieder persoonlijk moet hier voor
iedere situatie aan worden gekoppeld. God wil dat wij begrijpen dat Hij met ons
is door dik en dun, dat Zijn belangrijkste zorg is om ons aan het eindpunt van Zijn
voorbereidingen met ons te krijgen, niet het eindpunt dat wij graag willen, of
het eindpunt dat het volgens ons behoort te zijn, maar het eindpunt van Zijn
voorbereidingen met ons. Hier staan we dus, schapen zonder verstand, en toch
zijn we veilig omdat we in handen zijn van de Herder Christus en alle macht in
hemel en op aarde Hem toebehoort. In 2 Timotheüs 1, vers 12, kunt u lezen dat
Hij almachtig is.
Hier is dan het laatste punt, maar ik ga daar niet verder op in. U kunt het
opschrijven.
VI. De doctrine over de soevereiniteit van God is van waarde omdat deze ons
geweldig helpt de wil van God te aanvaarden.
Ik wil dat u begrijpt dat als ik het over aanvaarden heb, ik het niet heb
over een fatalistische berusting, omdat we volgens Romeinen 12, vers 2, moeten
bewijzen wat de goede, welgevallige en volkomen wil van God is. Er staan volop
voorbeelden in de Bijbel. We kunnen de een na de ander vinden. Sommige van de
grote mannen en vrouwen van het verleden hebben de wil van God aanvaard. Zij bewezen
dat het Gods wil was dat een of ander plaatsvond. Als ze eenmaal het plaatje
zagen, dan accepteerden ze het. Ze klaagden in het geheel niet. Een duidelijk
voorbeeld is Aäron in Leviticus 10, toen zijn twee zonen werden gedood. Er
staat: "En Aäron zweeg." Hij wist dat zijn zonen het verdienden. Hij
jammerde, murmureerde en klaagde niet tegen God. Hij aanvaardde het. Hetzelfde
kan worden gezegd van David. In II Samuel 15, toen zijn eigen zoon Absalom tegen
hem in opstand kwam en hem verdreef, kwam Zadok met de ark en vroeg David:
"Wat zal ik hiermee doen?" David zei: "Breng hem terug. De ark
behoort in Jeruzalem." David zei dat, terwijl hij niet wist of hij hem ooit
weer zou zien, of hij ooit weer in Jeruzalem zou terugkeren, of hij ooit de
tabernakel zou weerzien, omdat hij niet wist hoe deze zaak met zijn zoon zou
aflopen. Wij weten hoe het afliep. Op dat moment zei David, blijkbaar zonder
enig voorbehoud: "Breng hem terug. Laat Gods wil geschieden." Als
militair leider en koning had David kunnen zeggen: "Geweldig! Als we de ark
hebben is het voor elkaar! Dan zullen we beslist zegevieren!" Maar
David wist dat dat alleen maar bijgeloof zou zijn, dat als het niet Gods wil was
dat zij zouden winnen, dat het er helemaal niet toe deed of ze die ark daar
zouden hebben. Het begrijpen van Gods wil was belangrijker dan het hebben van de
ark. David zei dus: "Ik weet niet hoe het afloopt, maar de ark behoort in
Jeruzalem te blijven." Hij deed er dus afstand van. Anderen die niet
bekeerd waren hadden kunnen zeggen: "Joepie! We hebben de ark. Laten we die
in ieder geval houden!" Maar David handelde niet zo.
We zouden nog veel meer voorbeelden kunnen aanhalen, maar ik wil tot slot de
genoemde punten van waarde van de doctrine over de soevereiniteit van God nog
eens herhalen:
I. Deze verheft de suprematie van God en daarmee onze verering van Hem.
II. Deze vernietigt elke mogelijkheid van behoud door werken.
III. Deze verootmoedigt ons diep.
IV. Deze voorziet in een stevig fundament voor ware religie.
V. Deze geeft absolute zekerheid.
VI. Deze helpt ons op geweldige wijze de wil van God te aanvaarden.
Dat was het dan weer voor vandaag.
|