|
Sermon: De christen en de wereld (Deel 9)
#337NL
John W. Ritenbaugh
Given 25-Apr-98
summary: In dit negende deel van de serie over "De christen en de wereld" waarschuwt John Ritenbaugh nogmaals tegen het hebben van angstige bezorgdheid en angstige voorgevoelens, die tot gevolg hebben dat het geloof wordt verzwakt en uiteindelijk vernietigd. Als we Christus "aandoen" (Zijn opstelling en manier van leven overnemen), zullen we door voortdurende praktijk de processen leren die geestelijk succes voortbrengen. Twee belangrijke middelen om angstige voorgevoelens en overmatige bezorgdheid te bestrijden zijn: (1) het argument van het meerdere naar het mindere. Als God reeds gezorgd heeft voor de belangrijkste verantwoordelijkheden (dat is: Hij heeft ons leven gegeven en heeft ons geroepen), kunnen we er ook op vertrouwen dat Hij in voedsel zal voorzien; en (2) mediteren over Gods werken rondom ons heen (Romeinen 1:20) zal ons inzicht geven in de nauwgezette zorg die Hij besteedt aan de allerkleinste details van Zijn schepping. Het mediteren over deze dingen versterkt ons geloof en vertrouwen in Degene die in al onze behoeften voorziet.
transcript:
Vandaag gaan we weer verder met de serie over het "Het weerstaan van de
wereld". In de vorige preek waren we specifiek bezig met Jezus' voorschrift
hoe de wereld te weerstaan en waren we bijna gereed met de vierde stap. Laten we
die stappen nog even in het kort doornemen.
De eerste stap die Hij noemde, was er zeker van te zijn waar je schat
is, omdat de invloed daarvan zal zorgen dat je hart er achteraan gaat. Met
andere woorden dat wat we als belangrijk beschouwen zullen we proberen te
verwerven.
Het tweede punt was dat "begrip" het oog van het hart is. Net als
een goed werkend oog het gehele lichaam in staat stelt goed te functioneren, zo
laat ook "begrip" het hart goed functioneren. Daarom hangt de
kwaliteit van wat we in ons leven voortbrengen in hoge mate af van wat we
begrijpen. Het begrijpen van de waarheid vervult het leven met licht. Zonder
openbaring [visie] komt de mens om. Zonder de juiste visie gaan we niet in de
juiste richting. Als we om zo te zeggen kunnen zien waar we gaan en
begrijpen, dan zullen we die visie vanuit een juist begrip verkrijgen.
Het derde punt dat Hij vermeldde, is dat het zelfbedrog is te denken dat je
twee heren op gelijkwaardige wijze kunt dienen. Dat is net zo onmogelijk als
tegelijkertijd aan beide zijden van de straat lopen. Het advies is om je wil te bepalen
en jezelf de nodige zelfopofferingen te getroosten om God toegewijd te dienen,
niet Mammon. Het is interessant dat Jezus de Mammon personifieerde. Hij stelde
deze voor alsof hij menselijke eigenschappen heeft. Daarom vertegenwoordigt
Mammon de vorst van deze wereld, de bouwer van deze wereld. Deze
vertegenwoordigt Satan en als we de Mammon dienen, dienen we Satan.
Kunnen we Satan en God op gelijkwaardige wijze dienen? Onmogelijk.
Het vierde punt gaat over bezorgdheid, angstige voorgevoelens hebben over de
veiligheid in deze wereld, zoals de armen te sterk bezorgd kunnen zijn over de
basisbehoeften van het leven zoals voedsel en kleding. Dit is echt een
serieuze bedreiging om iets tot stand te brengen, omdat dit ons voortdurend
afleidt van wat echt belangrijk is. Als we ons zorgen maken over deze dingen,
angstige voorgevoelens hebben, zullen we er voortdurend mee bezig zijn.
En als we dit doen, hoe kan ons denken zich dan nog bezighouden met het
Koninkrijk van God? Er is hierop maar één antwoord. Het lijkt op het
tegelijkertijd dienen van twee heren.
Angstige voorgevoelens hebben is een serieus probleem, omdat het ons afleidt
van wat echt belangrijk is; het laat zien dat we een gebrek aan geloof hebben.
Voedde God niet miljoenen mensen in de woestijn? God geeft dat als bewijs
van wat Hij kan doen. Daar waren geen boerderijen. Daar was geen natuurlijk
groeiend voedsel. Daar liepen geen rivieren en toch voorzag God iedere morgen
opnieuw in voedsel en bracht Hij water tevoorschijn uit de rots. Daarnaast waren
deze mensen voortdurend op reis. Met voortdurend bedoel ik, dat ze niet lang
genoeg op een bepaalde plaats bleven om een oogst te laten groeien. Zo werden ze
gedwongen afhankelijk van God te zijn, om zo een les voor ons te zijn.
Toen wij op het toneel verschenen en God zijn kerk uitbouwde en ons naar
Zijn beeld begon te vormen, konden wij dit voorbeeld zien om uit geloof te leven.
Als God mensen in de woestijn kan voeden en kleden, kan Hij dat zeker
voor mensen die in hun normale omgeving wonen en werken. Het doet ons de vraag
stellen: "Waarom hebben we niet meer geloof?" De les in dit deel,
tenminste een deel van de les, is dus dat we begrijpen dat bezorgdheid ons
geloof vernietigt.
In Spreuken 30:7-9 vinden we een interessante uitspraak. Deze verzen maken
deel uit van een gebed. Het is een verzoek aan God. Agur, de zoon van
Jake, vraagt dit aan God.
Spreuken 30:7-9 Twee dingen vraag ik van U, onthoud ze mij niet,
voordat ik sterf: 8 houd valsheid en leugentaal verre van mij, geef mij
armoede noch rijkdom, voed mij met het brood, mij toebedeeld [dat is
voldoende voor mij]; 9 opdat ik, verzadigd zijnde, U niet verloochene en
zegge: Wie is de HERE? Noch ook, verarmd zijnde, stele en mij aan de naam
van mijn God vergrijpe.
Beide uitersten die Agur hier noemt, openbaren een gebrek aan geloof; daarom
missen deze uitersten Gods bedoeling dat we uit geloof leven. Geloof
neemt in geen enkel opzicht onze verantwoordelijkheid weg om voorzichtig te zijn
en hard te werken, maar we moeten de mate van zegen overlaten aan God, tevreden
zijn en zonder vrees leven binnen de marges waarin God voorziet.
Nog een bekend schriftgedeelte, uit 1 Timotheüs.
1 Timotheüs 6:6-11 Nu brengt inderdaad de godsvrucht grote winst, (indien
zij gepaard gaat) met tevredenheid. 7 Want wij hebben niets op de wereld
medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen. 8 Als wij echter
onderhoud en onderdak hebben, dan moet ons dat genoeg zijn. 9 Maar wie rijk
willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en
schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang.
10 Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht. Door daarnaar te haken
zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich met vele smarten
doorboord. 11 Gij daarentegen, o mens Gods, ontvlucht deze
dingen, doch jaag naar gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding
en zachtzinnigheid.
We moeten energiek zijn in ons werk en tegelijkertijd tevreden. Dat is het
bewijs dat geloof werkzaam is. Bezorgdheid, angst, is niet de normale zorg die
onze plichten ten opzichte van God en gezin met zich meebrengen. Christus
onderwijst hier duidelijk tegen angstige zorg, omdat het ons afleidt van
het zoeken van de ware schat en het is het bewijs dat we niet uit geloof
leven. Als we dit verbinden met het gebed van Agur in Spreuken 30, zien we dat
Agur vraagt om een consequente en levenslange integriteit, die vergezeld gaat
van het verwerpen van leugens en rijkdom, omdat hij niet verzocht wilde worden
door de afleidingen die de macht van rijkdom met zich mee kunnen brengen. Er
zijn maar weinig mensen die echt met rijkdom kunnen omgaan; daarom zijn er zo
weinig onder Gods volk die het hebben. Het is in feite een handeling van genade
van Gods kant met het doel ons niet kwijt te raken. Daarom plaatst Hij ons
gewoonlijk in een positie waarin we noch rijk noch arm zijn. Meestal verkeren we
in een positie waarin we net genoeg hebben; dat doet ons in de richting neigen
waarin we ons vaak tot Hem wenden om te voorzien in dat wat wij als onze noden
beschouwen.
Nog even in gedachten terug naar 1 Timotheüs 6:7-8. Daar wordt gezegd dat we
niets in de wereld brachten en het is zeker dat we er niets uit kunnen meenemen.
Meestal staan we hier maar kort bij stil. Weet u waarom dat daar staat? Het
dient om ons te herinneren aan iets dat heel belangrijk is voor ons, namelijk
dat als we niets materieels kunnen meenemen, waarnaar moet dan onze aandacht
uitgaan? Is het niet dat we onze aandacht dan moeten richten op dat wat we wel kunnen
meenemen? Dat is het doel van die twee verzen. De mens Gods zal zijn aandacht
richten op Gods doel, op Gods plan, op dat wat God schept en hoe Hij bezig is
zonen naar Zijn beeld te scheppen. Hij doet dat echter doordat wij keuzes maken
om Zijn weg te volgen. Wat we door het graf heen kunnen meenemen zijn de
geestelijke kwaliteiten, de eigenschappen van God, die wij verwerven door de
relatie die we met Hem hebben.
Dit past perfect bij wat Jezus in Mattheüs 6 zegt. We moeten onze
aandacht op de juiste dingen richten en ervoor zorgen dat onze schat zich op de
juiste plaats bevindt, ervoor zorgen dat we niet achter de Mammon aanjagen,
omdat we de Mammon en alles wat daarbij hoort, al zijn macht, invloed, NIETS
ervan, door het graf heen kunnen meenemen. De dingen die op God lijken, kunnen
we echter wel meenemen, omdat die ons verzekeren dat we deel zullen hebben aan
de eerste opstanding. Vers 11 hier zegt ons heel duidelijk wat we moeten
najagen: gerechtigheid, godsvrucht, geloof, liefde, volharding en
zachtzinnigheid [zachtmoedigheid]. Ik ben er zeker van dat Paulus nog wel andere
dingen had kunnen noemen, maar dat zijn de dingen die bij hem opkwamen als
zijnde zeer belangrijk voor ons, namelijk dat we onze tijd erop richten deze
dingen na te jagen.
Laten we nog een ander vers hieraan toevoegen en wel uit Romeinen 13. Dit
wordt door dezelfde apostel geschreven en deze keer schrijft hij aan de Romeinen.
Romeinen 13:13-14 Laten wij, als bij lichte dag, eerbaar wandelen,
niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in wellust en losbandigheid, niet
in twist en nijd! 14 Maar doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg
aan het vlees, zodat begeerten worden opgewekt.
Hij zegt: "Wijdt geen zorg aan het vlees." Als we de rest van de
bijbel niet hadden met de vele andere schriftgedeelten die hierover gaan,
dan zou dit heel letterlijk kunnen betekenen dat we niets zouden moeten doen.
"Wijdt geen zorg aan het vlees." Maar God zegt ons op vele andere
plaatsen dat we moeten werken, zelfs ijverig werken. Sommige mensen nemen
voor dit vers de volgende benadering, ze nemen het zo letterlijk mogelijk en
doen het minimum noodzakelijke om te overleven. Ze vinden dus dat ze ergens in
een klooster moeten gaan zitten en daar wat mediteren, rondwandelen, lezen,
studeren en bidden. Maar dat is niet wat God in gedachten had. Dat is in het
geheel niet wat Paulus bedoelde.
Als er staat "eerbaar [in het Engels: eerlijk] wandelen", bedoelt
hij dat we op een zo eerlijk mogelijke manier onze geweldige roeping in het
leven moeten weerspiegelen. Het gaat hier om meer dan niet liegen of niet stelen.
Als we dit koppelen aan wat hij in vers 14 zegt, zien we dat hij daar deze
woorden "Laten we eerbaar wandelen" verder uitdiept. We
wandelen eerlijk [eerbaar] door de Here Jezus Christus aan te doen. Onze
geweldige roeping in dit leven is om zonen van God te worden en Paulus zegt hier:
Geef een eerlijke weergave in uw getuigenis voor de wereld. Geef hun het
bewijs dat u bent wat u beweert te zijn. Handel niet huichelachtig, maar
voldoe aan wat een zoon van God behoort te zijn, omdat we per slot van rekening
zonen van God zijn. We vertegenwoordigen onze Vader en onze Vader is een hard
werkende Schepper. Jezus zei: "Mijn Vader werkt en Ik werk ook."
Hun doen is werken. Een schepper werkt.
Terug naar de oorspronkelijke gedachte. Alhoewel Jezus ons verbiedt bezorgd
te zijn en angstige voorgevoelens te koesteren, betekent dat niet dat God niet
wil dat we ijverig werken, hard werken voor onze baas en hard werken om een
christen te zijn. "Vlees" in vers 14 wordt in zijn morele
betekenis gebruikt als referentie naar de menselijke natuur. Paulus zegt dat
elke interesse, hoe klein ook, om in de behoeften van het vlees te voorzien
zonde in beeld zal brengen. We zijn absoluut niet verplicht aan alle nukken en
kuren van het vlees gehoor te geven en daarom moeten we in dit leven in geen
enkele van die vleselijke aspecten voorzien, voor geen enkel deel ervan. Geef
geen duimbreed toe! Als we geen duimbreed toegeven, dan vertegenwoordigen we
God op een juiste manier. Dus door te zeggen "Wijdt geen zorgen aan het
vlees", zegt hij niet dat we niets moeten doen. Hij zegt dat we
diepgewortelde verlangens niet moeten toestaan ons tot zonde te verleiden, zodat
onze begeerten worden vervuld, of wat de menselijke natuur verlangt. Wat we zouden
moeten doen is de dingen consequent op Gods manier doen. Dat is
eerlijk [eerbaar] leven.
Laten we deze gedachte vervolgen in Galaten 3:27 en dit koppelen aan Romeinen
13:14.
Galaten 3:27 Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met
Christus bekleed.
Bedenk dat er ook in Romeinen 13:14 stond "de Here Jezus Christus aan te
doen". Dit is een interessant idioom en de meesten van ons hebben op de een
of andere manier wel begrepen dat het een beeld is van kleren aantrekken. Dat is
wat de woorden "aandoen" en "bekleden" betekenen. Het duidt
dus op kleren aantrekken, maar in dit geval trekken we Christus aan. Dit
betekent in praktische toepassing overeenkomstig de aard en de manier van iemand
anders leven. Zich voordoen als een ander. Die ander is in dit geval
Christus.
We zouden kunnen denken dat dit een beetje vreemd is, maar dat is niet het
geval. Wij gebruiken het woord "voordoen" in deze tijd op bijna
dezelfde manier. We kunnen zeggen dat iemand anderen bedriegt door zich "voor
te doen als", bijvoorbeeld als iets dat ze niet zijn, zoals rijk en
welopgevoed, terwijl ze het in feite niet zijn. Het woord "aandoen"
wordt hier op dezelfde manier bedoeld, maar zonder enige huichelarij of bedrog.
Als we ons voordoen als Christus, dan betekent dit dat we op
dezelfde manier proberen te leven, met dezelfde houding, net zoals
Hij het deed. Daar is totaal niets mis mee en Paulus zegt ons hier dus
dat we ons leven moeten leiden op een manier die overeenkomt met de manier
waarop Hij Zijn leven leidde. Tenzij we deze manier praktisch beoefenen, zullen
we nooit zo worden. We begrijpen dit hopelijk wel. Er zijn er slechts
weinigen onder ons die zonder enige oefening piano kunnen spelen, of een ander
muziekinstrument, of iets anders dat normaal gesproken de nodige vaardigheid
vergt. Dat vereist oefening.
Christus' onderwijs in Mattheüs 6:26 verandert enigszins van een nogal
abstracte schat (begrip, toegewijd dienen van één meester) naar een concreter
en praktischer dagelijks principe, namelijk echt uit geloof leven. Dit is
onderwijs dat een meer pro-actieve benadering is tot het weerstaan van de wereld.
Wat we tot zover kunnen zien in dit praktische onderwijs, is dat God een balans
van ons verwacht. Aan de ene kant dienen we Hem te vertrouwen. Aan de andere
kant lijkt het op het totaal tegengestelde daarvan, dat we bijna in die mate
moeten werken alsof Hij niet bestaat en er ook geen vertrouwen bestaat. We
moeten ijverig werken, maar tegelijkertijd het proces, de methode,
begrijpen, ervaren en leren.
Ik gebruikte dit woord (proces, methode) in verband hiermee ook al in vorige
preken. Het ervaren en leren van het proces dat echt succes voortbrengt, is
momenteel het meest belangrijk voor ons met betrekking tot Gods doel. Het draait
om het proces, niet of we ooit rijk zullen worden door ijverig te werken. God is
een harde werker. Kijk maar eens naar de fantastische schepping die we hebben.
Hij heeft daar hard aan gewerkt, daar ben ik zeker van. Hij heeft deze van te
voren helemaal uitgedacht. Misschien kostte Hem dat wel vele eeuwen om alles tot
in detail te plannen voordat Hij echt begon om Zijn bevelen uit te voeren. Toen
pas kwamen het universum en wij tot stand. Het kwam allemaal voort uit het
denken van God. En zo leren we de processen (methoden) die succes voortbrengen,
zodat we ze ook in het Koninkrijk van God kunnen gebruiken. We zullen die
processen dan kennen. Zo kunnen we ze ook doorgeven aan anderen, omdat we ze
hebben ervaren. Dus het praktische aspect van wat Jezus van ons begint te
verlangen om afstand te nemen van het abstracte en te naderen tot datgene dat
praktisch is, is praktijk, praktijk, praktijk in het doen van de juiste
handeling op de juiste tijd op de juiste manier.
Deze zaken geven de performance zijn niveau van excellence (uitstekendheid).
Als we deze dingen koppelen aan schat, visie, het niet dienen van twee heren,
wat komt daar dan uit voort? Gemeente, dat zijn de dingen die Gods beeld in ons
tot stand brengen. Als we worden afgeleid door bezorgdheid of het najagen van
Mammon, wat zullen we dan hebben om door het graf heen mee te nemen? Zijn we
serieus in onze verantwoordelijkheden?
Toen we de vorige preek afsloten, was het onderwerp meer in de richting van
geloof gegaan en het rechtstreeks betrekken van God in onze dagelijkse
bezigheden, Hem ertoe uitnodigen door gebed om met ons aan deze dingen deel te
nemen. We zagen in het kort dat "tenzij de Heer het huis bouwt, ze er
tevergeefs aan werken". Begrijpen we wat Hij hier zegt? Dat tenzij de Heer
ons helpt onze kinderen op te voeden, het allemaal tevergeefs is. Hij hoort er
deel van uit te maken. Als wij van onze kinderen houden, betrekken we Hem
erbij, en nodigen we Hem uit deel te nemen. Jezus zei het nog
rechtstreekser. Hij zei: "Zonder Mij kunt u niets doen" (Johannes
15:5). Dat zet aan tot nadenken! We kunnen in het voortbrengen van vrucht in ons
leven op weg naar het Koninkrijk van God niet meer doen zonder de betrokkenheid
van onze Hogepriester dan een rank die is afgesneden van de wijnstok. Is dat
duidelijk? Geloven we het ook? Daar draait het om.
We gaan het hebben over het gebruik van geloof tijdens onze alledaagse
bezigheden, omdat geloof het element is dat zorgt dat het allemaal werkt. Als we
God niet geloven en niet geloven dat Hij deel uitmaakt van ons leven, gaan we
Hem niet uitnodigen om in ieder facet erbij betrokken te zijn. Zo simpel is het.
Zo wordt ook de behoefte en de schoonheid van gebed steeds duidelijker, bidden
zonder ophouden, dag aan dag, in iedere situatie van ons leven. Dus tenzij de
Heer het huis bouwt, of de stad bewaakt, of deelneemt in het opvoeden van de
kinderen, wordt het voor wat betreft het Koninkrijk van God allemaal voor niets
gedaan. Daarom moeten we met Hem praten, bidden zonder ophouden,
Hem deelgenoot maken van alles wat we doen, erop vertrouwen dat Hij voorziet in
onze behoeften. Het gaat daarbij niet alleen maar om voedsel en kleding. Het
gaat om onze houding, ons humeur, onze tong.
Laten we 1 Petrus 4:17-19 opslaan.
1 Petrus 4:17-19a Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij
het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die
ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods? 18 En indien de rechtvaardige
ternauwernood behouden wordt, waar zal dan de goddeloze en zondaar
verschijnen? 19 Laten derhalve ...
Nu komt een afsluitende uitspraak op basis van wat daaraan voorafging.
1 Petrus 4:19a Laten derhalve ook zij, die naar de wil van God lijden,
...
Gemeente, dit slaat ook op ons.
1 Petrus 4:19b ..., hun zielen aan de getrouwe Schepper overgeven,
steeds het goede doende.
Het vertrouwen dat we uitoefenen, is op de lange duur veel meer waard dan
welke materiële zegen ook. Begrijpen we dat ons afhankelijk weten van God, Hem
vertrouwen, de wet van ons leven is geworden? Het is het principe waar
alles om draait. Denk eens na over de consequenties daarvan en wat er de laatste
tien tot vijftien jaar in de kerk is gebeurd. De Laodiceeër zegt door zijn
manier van leven (niet noodzakelijkerwijs met woorden), maar door de manier
waarop hij zich gedraagt: "Ik ben rijk." "Ik heb een overvloed
aan goederen." "Ik heb niets nodig." God praat hier niet over
materiële zaken. Het interesseert me niet wie we zijn, wat we in het
leven voorstellen, we kunnen altijd wel wat bedenken wat we nodig hebben
materiële dingen. Het is niet beslist nodig dat we er echt behoefte
aan hebben, maar we beginnen te denken dat we ze nodig hebben, of het nu
een andere auto is of een ander huis, of nieuwe kleding ... noem het maar op. De
lijst kan eindeloos lang worden gemaakt. Maar de Laodiceeër zegt: "Ik heb nergens
behoefte aan." God reageert daarop (en hier komt de werkelijkheid
van zijn geestelijke toestand): "Gij zijt ellendig, jammerlijk, arm, blind
en naakt."
Zien we wat er verkeerd is aan Laodiceanisme? De Laodiceeër stelt zich niet
afhankelijk op van God. Hij heeft niets nodig en God zegt dat hij blind is,
misleid met betrekking tot wat werkelijk belangrijk is in het leven. Wat zij
bezitten gaat niet mee door het graf heen. De schat van de Laodiceeër is vast
verankerd in de wereld en daarom geef ik deze serie preken! Laodiceanisme is
wereldlijkheid tot het uiterste opgevoerd binnen de kerk. Er zijn anderen buiten
de kerk van wie we kunnen zeggen dat die veel wereldlijker zijn dan de
Laodiceeërs. Dit is zo afschuwelijk voor God dat het de enige groep is die Hij
uitspuwt. Als we dit iets scherper stellen, daar het spuwen begint binnen in
Hem, lijkt het op spuwen uit Hem en ze zijn daardoor niet langer deel van Zijn
lichaam. Dat is een gevaarlijke omstandigheid om in te verkeren.
Jacobus zegt dat hij die een vriend van de wereld is, de vijand van God is.
Begrijpelijk dat Hij hem uitspuwt! Dit is geen kleine zonde. Wat doet Jezus hier
aan het begin van Zijn optreden? Hij gaat rechstreeks naar de wortel om
ons duidelijk te maken hoe we dit kunnen voorkomen en als we er onverhoopt toch
bij betrokken raken, hoe we ons ervan los kunnen maken. "Schat",
"begrip", "uzelf toegewijd aan God geven" en de dingen die
daarna komen, hebben hoofdzakelijk met geloof te maken. Jezus legt hier uit hoe
een groeiende relatie met God in stand te houden. Hier begint Hij dus aan een
uitleg over het concept dat God ons heeft gemaakt en dus ook in onze behoeften
kan voorzien. Zolang als Hij wil dat wij in leven blijven, zal Hij ons voeden en
kleden. Vertrouwen we er echt op dat God in onze behoeften zal voorzien? Paulus
zei:
Filippenzen 4:19 Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom
heerlijk voorzien, in Christus Jezus.
Laten we nu Hebreeën 4 opslaan en vanuit de verzen 1 en 2 bezien waarom dit
zo belangrijk voor ons is.
Hebreeën 4:1-2 Laten wij daarom op onze hoede zijn, dat
niemand van u, terwijl nog een belofte van tot zijn rust [het Koninkrijk van
God, Zijn gezin] in te gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven.
2 Want ook ons is het evangelie verkondigd evenals hun, maar het woord der
prediking was hun niet van nut, omdat het niet met geloof gepaard ging bij
hen, die het hoorden.
Dit is precies het gebied waarin de Israëlieten tekort schoten. Zij wilden
niet op God vertrouwen voor de alledaagse dingen; daarom wordt er zo vaak
melding gemaakt van hun ontevredenheid. Zij werden ongeduldig. Zij jammerden en
klaagden. Ze raakten gefrustreerd. Ze rebelleerden in de woestijn. Dat allemaal
door hun gebrek aan geloof. Waar het in ons leven werkelijk om draait is geloof.
Liefde is inderdaad de grootste van Gods eigenschappen, maar die liefde zal niet
werkzaam in ons worden tenzij ze wordt voorafgegaan door geloof. Het is de
voorloper. Het is de fundering. Het staat onder en ondersteunt de relatie met
God. De groei van ware liefde heeft een begin en geloof in God is dat begin. De
tot ons gerichte aansporingen hier in Hebreeën 4 dienen ertoe om ervoor te
waken dat dit ons niet overkomt. Gods beloften voor ons zijn waarachtig,
omdat God nooit verandert in Zijn karakter of Zijn doel. Zijn beloften zijn nog
steeds geldig voor ons, staan nog open voor ons; wat voor ons overblijft is ze
te geloven en te gebruiken. Laten we nu Romeinen 8 opslaan, waar we hiervan nog
eens worden verzekerd. We beginnen in vers 31.
Romeinen 8:31-32 Wat zullen wij dan van deze dingen zeggen? Als God
vóór ons is, wie zal tegen ons zijn? 32 Hoe zal Hij, die zelfs zijn eigen
Zoon niet gespaard, maar voor ons allen overgegeven heeft, ons met Hem ook
niet alle dingen schenken?
We begrijpen hopelijk allemaal dat met "alle dingen" wordt bedoeld
die dingen die nodig zijn voor leven en adem en onze geestelijke groei. Vertrouw
Hem dus. Heb Hem lief. We moeten onze plichten getrouw uitvoeren en onze
beloning zal inderdaad groot zijn.
Laten we weer naar Mattheüs 6 gaan en vers 25 lezen.
Mattheüs 6:25 Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw leven, wat
gij zult eten [of drinken], of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden.
Is het leven niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding?
Deze gedachte "Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd over uw leven",
is zo belangrijk dat Hij hem in vers 31 herhaalde, slechts zes verzen later. Hij
is zo belangrijk omdat de wereld er is. De menselijke natuur is binnen
ons en de wereld en de menselijke natuur zijn op dezelfde frequentie afgestemd.
We worden gemakkelijk afgeleid door haar constante aantrekkingskracht. Daarom
gaat Jezus snel verder om ons voorbeelden te geven die Zijn opdracht versterken
door een aantal zeer interessante argumenten. Dat begint in vers 26.
Het feit dat Hij zo'n sterke nadruk legt op deze afleidende bezorgdheid maakt
het ook overduidelijk dat we te maken hebben met een subtiele, maar erg
verwoestende zonde waarin je gemakkelijk terecht komt. Dit idee, dit concept, is
erg interessant om over na te denken, omdat Hij hier zo vroeg in Zijn optreden
al mee kwam. Als we niet juist van start gaan, wordt het uitzonderlijk moeilijk
om ervan los te komen. Het is dus erg goed dat we dit fundamentele punt tot
vervelens toe onder de aandacht krijgen en beginnen te doen wat Hij ons zegt te
doen. Hiertoe hebben we Gods hulp nodig, om onszelf te zien zoals we zijn, en de
kracht te krijgen die ons in staat stelt dit te weerstaan. Vers 26 zegt het
volgende:
Mattheüs 6:26 Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en
maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en toch voedt uw hemelse
Vader die; gaat gij ze niet verre te boven?
Hier begint een reeks argumenten die laat zien hoe onredelijk het is
om bezorgd te zijn over wereldse zaken zoals voedsel en kleding. Elk van de
argumenten die Jezus geeft, is gebaseerd op de goedheid en de trouw van God. Elk
van hen wordt ontleend aan de natuurlijke wereld om ons heen. Voor elk van hen
kan er maar één conclusie worden getrokken. Elk argument volgt dezelfde lijn
van redeneren en wel "van het grotere naar het kleinere". De
redenering is als volgt: Daar God dit reeds heeft gedaan, "het
grotere", is het ondenkbaar dat Hij zou nalaten dat te doen, "het
kleinere". Dit is een type argument dat heel vaak in de bijbel wordt
gebruikt, in het bijzonder in het Nieuwe Testament. Ik zal u nog een voorbeeld
geven. Sla Romeinen 5 op. Paulus gebruikte het heel vaak. Van het "grotere"
naar het "kleinere". Daar God dit altijd heeft gedaan is het
ondenkbaar dat Hij dat niet zal doen. Laten we in vers 8 beginnen. Dit zal heel
duidelijk worden.
Romeinen 5:8 God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat
Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is.
Nu komt het.
Romeinen 5:9-10 Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn
bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. 10 Want als
wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons,
zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij
leeft;
Daar Christus voor ons stierf is het ondenkbaar dat we niet gered zullen
worden van de toekomstige toorn. We kunnen dit koppelen aan de verzen 31 en 32
die we zojuist in Romeinen 8 hebben gelezen, waar hij zei dat daar God reeds
Zijn Zoon heeft gegeven, het ondenkbaar is dat Hij niet in al het andere zal
voorzien dat we nodig hebben. Krijg nu niet het idee dat ik bedoel te zeggen:
"Eens behouden, altijd behouden", want als we hier andere
schriftgedeelten mee in verband brengen, laten die ons zien dat dit ons in geen
enkel opzicht ontheft van onze verantwoordelijkheid om ijverig te werken, te
overwinnen en te groeien. Het geeft ons echter hoop omdat God getrouw is.
Dat is het punt. Als wij doen waartoe God ons heeft geroepen, komt het allemaal
op zijn pootjes terecht. Dit zijn voorbeelden van Gods trouw. Hij kan worden
vertrouwd Zijn deel te doen, maar zijn wij bereid daarop te vertrouwen?
Het concept in Mattheüs 6 komt voort uit deze omstandigheid, dat aangezien
God leven heeft gegeven, Hij ook in alles zal voorzien dat nodig is om dat in
stand te houden, of dat nu fysiek of geestelijk is. Dat is Jezus' argument.
Voordat we verder gaan, is het nodig om een hoofdprincipe voor het opbouwen
van geloof te bezien. We hebben soms de neiging dat in de snelheid van ons leven
te vergeten. Laten we daartoe Romeinen 1 opslaan, te beginnen in vers 17.
Romeinen 1:17-20 Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit
geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof
leven. 18 Want toorn van God openbaart zich van de hemel over alle
goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen, die de waarheid in
ongerechtigheid ten onder houden, 19 daarom dat hetgeen van God gekend kan
worden in [of aan] hen openbaar is, want God heeft het hun geopenbaard. 20
Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en
goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het
verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben.
Eén gebied dat aan geloof ontspruit is de schepping. Het is een zichtbare
weergave van Gods werk, van God Zelf. Laten we hier wat meer op ingaan.
Laten we Prediker 7:13 opslaan. Ik ga hier niet echt diep op in, ik wil
alleen maar dat we het principe zien dat hierbij betrokken is. Het is een
principe dat erg vaak in de bijbel voorkomt. Salomo zei:
Prediker 7:13 Aanschouw het werk Gods, want wie kan recht maken wat
Hij gebogen heeft?
De conclusie die Salomo in deze context trok is niet belangrijk. Wat wel
belangrijk is om te zien wat de basis van Salomo's argument is. Om een juiste
conclusie te kunnen trekken moeten we op Gods werk letten. Dat is precies wat
Jezus doet. We moeten Gods werk in ogenschouw nemen en als we het overwegen van
Gods werk tot een normaal, vast patroon van ons denken maken, dan is het heel
waarschijnlijk dat ons geloof gaat groeien. Beetje bij beetje zal het sterker en
sterker worden. "Aanschouw het werk Gods." Dat doet Jezus hier in
Mattheüs 6. Let op de vogelen des hemels. Dat is Gods werk. Zo bouw je geloof
op. Dat is precies Jezus' uitgangspunt hier.
Laten we nu Job 36:24 opslaan. Dit is een lange monoloog van Elihu. We
nemen er maar één vers uit, vers 24. Dit bevat een advies voor u en mij. Het
helpt ook om geloof te bouwen.
Job 36:24 Denk eraan [zegt hij tot Job], dat gij zijn werk verheerlijkt,
hetwelk de mensen bezingen.
Verheerlijken betekent groot maken, duidelijk maken, zodat het beter gezien
kan worden, beter begrepen kan worden, iemands geloof beter kan bouwen. Elihu
sprak daarna verder over regen, onweer, sneeuw en ijs als voorbeelden van Gods
wijsheid en macht. Elihu's argument is dat de mens te beperkt is om dit volledig
te begrijpen, maar deze dingen zijn duidelijke tekenen van Gods grootheid.
Daarom moet God in hoge mate worden gerespecteerd, geëerd en vertrouwd. Hij
speelt geen vals spel. Hij zegt altijd de waarheid. Hij houdt altijd Zijn woord.
Als Hij zegt iets te zullen doen, dan DOET Hij het ook! Dat is het
uitgangspunt van Mattheüs 6 en Jezus' argument. Deze wereld heeft zo'n invloed
op ons gehad, dat we hier moeite mee hebben. We geloven dit wel in abstracte zin.
We geloven het als een stukje informatie, een stukje kennis, we zijn het ermee
eens, maar wordt het ooit omgezet in praktische toepassing? Dat is de grote
vraag.
Laten we nu Psalm 104:24 opslaan.
Psalm 104:24 Hoe talrijk zijn uw werken, o HERE, Gij hebt ze alle met
wijsheid gemaakt; de aarde is vol van uw schepselen [Statenvertaling:
goederen; KJV: 'riches', dat is rijkdommen].
Duidend op de rijkdom van Zijn denken, de rijkdom van Zijn goedertierenheid
en goedheid en liefde voor Zijn schepping, en de rijkdom van Zijn zorg en
bekommernis.
Laten we nu uit Psalm 111 de verzen 2 en 3 lezen.
Psalm 111:2 Groot zijn de werken des HEREN, na te speuren door allen
die er behagen in hebben.
Misschien moeten we hier eens meer bij stilstaan. Hij zegt ons hier wie het
zijn die op deze dingen zullen letten. De werken van God zijn duidelijk
zichtbaar, gewoon hier op aarde. Zij die er behagen in hebben, die zullen ermee
bezig zijn ze beter te begrijpen.
Psalm 111:3 Majesteit en luister is zijn doen, en zijn gerechtigheid
[Zijn juiste manier van doen] houdt eeuwig stand.
De werken van God zijn dus bedoeld om een heel echte en zichtbare gids te
zijn voor de manier waarop we ons leven leiden. Dat is weer precies wat Jezus in
Mattheüs 6 zegt.
Nu naar Psalm 139:14, een psalm van David.
Psalm 139:14 Ik loof U, omdat ik gans wonderbaar ben toebereid,
wonderbaar zijn uw werken; mijn ziel weet dat zeer wel.
We kunnen er zeker van zijn dat David hier de waarheid zei, dat hij heel
wat tijd besteedde aan het mediteren over Gods werken. Dat vinden we terug in
alle psalmen die hij schreef. Deze gehele psalm is een uiteenzetting van wat
Jezus in Mattheüs 6:26 en volgende zei. God wil dat wij begrijpen dat Hij niet
ver weg is gegaan. Hij blijft betrokken. Hij weet wat er gebeurt. Hij is
dichtbij om ons door Zijn programma heen te helpen. God Zelf gaf in het
allereerste begin een voorbeeld.
Genesis 1:31a En God zag alles wat Hij gemaakt had, ...
God keek naar Zijn eigen werk, naar Zijn eigen schepping.
Genesis 1:31b ..., en zie, het was zeer goed. Toen was het avond
geweest en het was morgen geweest: de zesde dag.
Ik denk dat dit een heel goede manier is om de sabbat te benutten, van tijd
tot tijd na te denken over deze dingen. God keek naar Zijn eigen werk en het was
zeer goed. Hij had er ook behagen in.
Laten we die gedachte nog wat verder volgen in de Psalmen, allereerst Psalm
92, een heel interessante psalm. We beginnen te lezen in vers 5.
Psalm 92:5-8 Want Gij, HERE, hebt mij verheugd door uw daden, over de
werken uwer handen zal ik jubelen. 6 Hoe groot zijn uw werken, o
HERE; zeer diep zijn uw gedachten. 6 Een redeloos mens verstaat het niet, en
een dwaas begrijpt dit niet: 7 wanneer de goddelozen uitspruiten als het
groene kruid en alle bedrijvers van ongerechtigheid bloeien zij zullen
voor immer verdelgd worden.
"Jubelen." Waardoor zal David, of de psalmist, wie het dan
ook maar mag zijn, jubelen? Door het in ogenschouw nemen van Gods werken. Gaat
David of de psalmist jubelen door geloof wegens hetgeen hij heeft geleerd door
de werken Gods? Ja, omdat de werken Gods door God zijn bedoeld tot opbouw van
geloof, omdat we Hem daardoor beter leren kennen, meer van Zijn denken gaan
begrijpen, meer van Zijn karakter gaan begrijpen, meer van Zijn persoonlijkheid
gaan begrijpen door wat Hij heeft gemaakt.
Psalm 143:5 Ik gedenk aan de dagen van ouds, ik overpeins al uw daden,
ik overdenk de werken uwer handen.
Vragen we ons af wat deze mensen tot geloofshelden maakte? Laten we daarvoor
Psalm 145 opslaan.
Psalm 145:4-10 Geslacht aan geslacht zal uw werken roemen, zij zullen
uw machtige daden verkondigen. 5 Ik zal van de heerlijke luister uwer
majesteit en van uw wonderdaden gewagen. 6 Zij zullen spreken van de macht
uwer geduchte daden, en uw grootheid wil ik vertellen. 7 Zij zullen de roem
uwer grote goedheid verkondigen, en jubelen over uw gerechtigheid. 8 Genadig
en barmhartig is de HERE, lankmoedig en groot van goedertierenheid. 9 De
HERE is voor allen goed, en zijn barmhartigheid is over al zijn
werken. 10 Al uw werken zullen U loven, HERE, uw gunstgenoten zullen U
prijzen;
Hoe vaak hebben we deze psalm gehoord?
Weer terug naar Mattheüs 6:26. Dit voorbeeld is ontleend aan Gods zorg voor
schepselen die ver onder ons staan. Jezus vraagt ons ernstig aandacht te geven
aan Gods zorg voor hen. Het is alsof Hij zegt: Let eens op de vogels hoe die
af- en aanvliegen, hun opgewekte liedjes tsjilpen, vrij van elke bezorgdheid.
De gevolgtrekking hiervan voor u en mij is: zou onze houding niet meer op die
van hen moeten gelijken? De vogels zaaien niet en oogsten niet. Ook hoeft de
mens niet echt voor hen te zorgen, omdat ze gevoed worden en in leven gehouden
door hun Schepper. Is dat niet juist? Gaan we de strekking begrijpen? Als God
zorgdraagt voor de vogels, denkt u dan dat Hij niet voor u en mij zal zorgen?
Gaan we inzien waarom onze bezorgdheid God pijn doet? We vertrouwen Hem niet,
Hij die alles maakte, maakt niet echt deel uit van ons leven.
Laten we vandaag naar nog enkele schriftgedeelten kijken die met deze
gedachte hebben te maken, en dan stoppen we ermee. Weer terug naar Job en wel
hoofdstuk 38; daar pakken we een aantal gedachten op. Elihu spreekt nog steeds.
Ik zei al dat het een lange monoloog was.
Job 39:3 Wie verschaft de raaf zijn buit, wanneer zijn jongen tot God
roepen, ronddolen zonder eten?
Zag Elihu dat niet op een bijzondere manier, dat de vogels tot God
roepen om voedsel, om hun dagelijkse behoeften? Kunnen we dan inzien waarom
Jezus zei: "Geef ons heden ons dagelijks brood"? Hebben we ons ooit
afgevraagd waar Hij dat vandaan heeft?
Laten we nog eens teruggaan naar Psalm 104, deze keer beginnen we echter te
lezen in vers 25.
Psalm 104:25-28 Daar is de zee, groot en wijd uitgestrekt, waarin
gewemel is, zonder tal, kleine zowel als grote dieren; 26 daar gaan de
schepen, de Leviatan, die Gij geformeerd hebt om ermee te spelen. 27 Zij alle
wachten op U, dat Gij hun spijze geeft te rechter tijd; 28 geeft Gij hun
die, zij zamelen op, opent Gij uw hand, zij worden met goed verzadigd;
Denken we er normaal aan dat God dit doet? Waarschijnlijk niet. Ik weet dat
ik er niet aan denk dat Hij deze dingen doet, maar het staat wel beschreven in
Zijn eigen Boek.
Nog eens naar Psalm 145, deze keer te beginnen met vers 15.
Psalm 145:15-20 Aller ogen wachten op U [God], en Gij geeft hun te
zijner tijd hun spijze; 16 Gij doet uw hand open en verzadigt met welbehagen
al wat leeft. 17 De HERE is rechtvaardig in al zijn wegen, goedertieren in
al zijn werken. 18 De HERE is nabij allen die Hem aanroepen, allen die Hem
aanroepen in waarheid. 19 Hij vervult de wens van wie Hem vrezen, Hij hoort
hun hulpgeroep en verlost hen. 20 De HERE bewaart allen die Hem liefhebben,
maar Hij verdelgt alle goddelozen.
God geeft door de irrationele schepselen van de natuur overvloedig getuigenis
hoe Hij wil dat de rationele mens Hem vertrouwt. Maken we ons zorgen? Zijn wij
bezorgd? Tobben wij? Het antwoord is "ja". Ik zeg niet dat we dit
altijd doen, maar er zijn tijden dat we dat doen. Wat we moeten leren is ons
leven te leiden in het vertrouwen dat God zal voorzien in elke behoefte.
Hij heeft ons lief. Hij zal veel beter voor ons zorgen dan Hij voor die
irrationele schepselen zorgt, omdat Hij niemand van ons wil verliezen. Hij heeft
ons in Zijn woord volop getuigenissen gegeven hoe Zijn gevoelens ten opzichte
van ons zijn en hoe graag Hij ons in Zijn koninkrijk wil hebben, hoe Hij ernaar
uitziet dat wij als Zijn kinderen worden geboren. Hij wil dat wij zullen zijn
zoals Hij is en Hij neemt geen enkel risico dat Hij ons zal verliezen. Hij wil
daarbij wel dat wij groeien in geloof, zodat we Hem in alles en voor alles vertrouwen.
Dat is de richting waarheen Hij ons stuurt. Ik denk dat we nog een hele reis
voor de boeg hebben, maar we zijn aan de reis begonnen. Nu is de tijd dat we ons
denken een andere richting doen uitgaan, dat we onze wil ertoe zetten sneller en
sneller te groeien, zodat we Hem vertrouwen voor alles wat zich in ons dagelijks
leven ook maar mag voordoen. Dan zullen we de vrede hebben die alleen Hij maar
kan geven, een rust van denken, een rustige geest, en de zekerheid dat Hij met
ons is in alles.
Hier stoppen we en bij de volgende gelegenheid gaan we verder met deze serie.
|